blog | werkgroep caraïbische letteren

Asiento (10)

De slavernij van de Oudheid tot nu
 
door Fred de Haas
 
De West-Indische Compagnie (WIC)
In 1621 werd de West-Indische Compagnie opgericht die agressief optrad tegen de Portugezen en zelfs een tijdlang Fort Elmina bezette (1637) en een deel van Noord-Oost Brazilië (1630) waar de Nederlandse Prins Maurits de scepter zou gaan zwaaien. Ook Luanda en Benguela werden ingenomen (1641). Op het hoogtepunt van hun macht controleerden de Hollanders de slavenhandel van Kaapverdië tot Angola en beheersten de belangrijkste Afrikaanse handelsposten. Maar in 1648 moesten zij hun macht weer prijsgeven. Ze verplaatsten toen hun handel naar Annobon en naar verschillende plaatsen langs de Afrikaanse kust.
Het Asiento de negros
Wie op Curaçao de Rijkseenheid Boulevard afrijdt in de richting van Punda komt vanzelf aan de rechterkant langs de plaats waar in vroeger eeuwen het slavendepot van de West-Indische Compagnie was gevestigd. Peter Stuyvesant mag dan inmiddels van zijn sokkel zijn getrokken maar de naam ‘Asiento’ bestaat nog steeds en wordt vaak genoemd zonder dat men zich ervan bewust is dat deze symbool staat voor een van de zwartste bladzijden uit de geschiedenis van het eiland. ‘Asiento’ is op zich een onschuldig woord dat is afgeleid van het Spaanse werkwoord ‘asentar’ dat, naast andere betekenissen, zoveel kan betekenen als ‘een particuliere onderneming aanwijzen om een bepaalde dienstverlening te verrichten’ (María Moliner, Diccionario de uso del español, Editorial Gredos, 1973). Die opdracht kwam, binnen het kader van wat we hier bespreken, van de Spaanse overheid, die een handelsfirma toestemming verleende om een bepaald aantal slaven per jaar te leveren voor de Spaanse kolonies. Iemand of de instelling die dat deed was een ‘asentista’. De overeenkomst heette ‘asiento’, een woord dat ook ‘plaats’ kon betekenen. In dit geval dus de plaats waar de slaven in depot werden gehouden.
Jarenlang hadden de Portugezen zo’n ‘asiento’ overeenkomst in handen gehad. Van 1580-1640 waren de Portugezen de belangrijkste monopoliehouders van de slavenhandel totdat ook anderen de kans schoon zagen om een overeenkomst met de Spaanse kroon af te sluiten.
De Hollanders, die het strategisch gelegen eiland Curaçao dat ze op de Spanjaarden hadden ‘veroverd’ (er zaten op Curaçao in die tijd maar anderhalve man en een paardenkop, dus zoveel viel er niet te veroveren) als distributiecentrum zouden gebruiken voor het hele Caribische gebied, sloten in 1662 een overeenkomst met de Spaanse kroon waardoor zij voor een tijdje het alleenrecht verwierven om de Spaanse kolonies van slaven te voorzien.
Zo’n asiento regelde tot in detail de rechten en plichten van de contractanten. Zo bleef, bijvoorbeeld, de WIC na aankomst van een slavenschip gedurende 38 dagen verantwoordelijk voor de aangevoerde slaven. Als er verschil van mening was tussen de Compagnie en de Spaanse handelaar dan werd dit geschil behandeld door een daartoe aangestelde rechtbank in Amsterdam. Het was overigens de bedoeling dat er alleen slaven werden verkocht aan Spaanse handelaars, maar daar werd flink de hand mee gelicht.
In 1675 werd de overeenkomst nog een keer verlengd, maar daarna kwamen de Fransen en de Engelsen. De Fransen waren vooral actief in het begin van de 18e eeuw en werden daarna afgelost door de Engelsen die al sinds het midden van de 16e eeuw op beperkte schaal slavenhandel hadden bedreven en ook veel slaven naar Montevideo en Buenos Aires brachten.
De Hollanders namen toen hun toevlucht tot de ‘illegale’ slavenhandel en bleven vanuit Curaçao slaven leveren aan de Spaans-Amerikaanse kolonies. Tot het einde van de 17e eeuw haalden zij driekwart van de Afrikanen uit Bénin (Dahomey) en een kwart uit Angola. Na 1720 kwam ± 25% uit Nigeria, ± 45% uit Ivoorkust (Côte d’Ivoire) en ± 30% uit Angola.
[wordt vervolgd]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter