blog | werkgroep caraïbische letteren

Antropologische belevingen: sociaal-culturele processen kennen hun eigen inclusie en exclusie

Afgelopen juni heb ik twee weken op Aruba doorgebracht, waarvan een week in San Nicolas en de tweede week in Oranjestad. Naast de overheersende zomerse hitte moest ik wennen aan de overal uit de grond gerezen Mini-markets en restaurant die door Chinezen worden gedreven. Tijdens mijn verblijf heb ik niet alleen de metamorfose, maar tevens de verschillen tussen San Nicolas en Oranjestad van dichtbij kunnen meemaken. Op minder dan 300 m afstand van elkaar heb je weer zo’n kruidenier – de één met artikelen voorzien van een etiket en een ander waarvan je aan de kassa kennisneemt van de prijs. Ondanks dat de indruk bestaat dat er tegenwoordig – door de druk van de consumentenorganisatie –   steeds vaker een prijscontrole van de producten en op hun houdbaarheidsdatum plaatsvindt, zijn er nog prijsverschillen tussen de supermarkets onderling die kunnen oplopen tot ƒ 1,50.

Aruba. Foto © Michiel van Kempen

 

door Quito Nicolaas

De eerste week logeerde ik in een Airbnb-appartement in San Nicolas, waar ik moest bijkomen van een lange reis van 9 u en mij voorbereiden op het nemen van afscheid van een dierbare zus. Na de teraardebestelling heb ik mij voorgenomen om in die week mijn band met vrienden en de omgeving aan te halen. Zo kwam ik terecht bij een dame die al op leeftijd is en bij de kennismaking zei: ‘Wat ben ik blij dat ik vandaag een belangrijke schrijver ontmoet’, terwijl ik een beetje schichtig om me heen keek en mezelf afvroeg ‘van waar al die plotselinge waardering’. Later op de avond kwam haar dochter – eigenaar van een veel bezochte cafetaria door kunstenaars – in een Lexus aanrijden, die vervolgens aan mij werd voorgesteld. Toen haar dochter wegreed, zei ze: “God, wat ben ik blij dat ze is langs geweest om kennis te maken met onze schrijver.” De hele tijd zat ik met m’n handen in elkaar gevouwd, biddend dat ze zou komen en het is uitgekomen.

 

Interview met Quito Nicolaas (rechts) op Aruba.

Voetreis

De volgende avond heb ik gekozen om een wandeling te maken door enkele straten, de PC Hooftstraat had ik vermeden, te beginnen bij Bellisimastraat en de Othaheitistraat; straten die na mijn jeugdjaren nooit meer werd bezocht. Ondertussen is het een middenklasse buurt geworden met woningen die allemaal zijn gerenoveerd en voorzien van een likje verf. Van een economische malaise en armoede valt niets te merken, maar het zijn de banken die leningen verstrekken om de ‘binnenshuis armoede’ te verzachten. Het geblaf van de honden ontbreekt en past als het ware niet in zo’n straat meer, terwijl de stilte en de kille wind je op eigen bodem als een terugkerende yiu di tera (landskind) omarmen. Wat mijn verbazing wekte is dat na oversteken van de Pastoor Hendrikstraat de talloze leegstaande woningen die een bouwvallige situatie verkeren; een fenomeen die je ook in Oranjestad tegenkomt.  Bewoners die of zijn verhuisd naar een andere wijk om de afstand tussen woon en werk te verkleinen of om aan de armoede te ontkomen naar het buitenland zijn geëmigreerd. Tot geruststelling van de radeloze bewoners met een sterke band met het geloof, tref je een groepje kerkgangers die net een dienst hadden bijgewoond en kennelijk nog hoop hebben op een betere toekomst.

Donderdagochtend 14 juni ging ik vroeg op pad om boodschappen te halen om daarna te skypen met de thuisbasis in Nederland. Even later ging ik met korte broek en sandalen, herinneringen aan vroegere tijden ophalen en onderweg kwam ik op aanwijzing van mijn gids Carlho allerlei vrienden van weleer tegen. Normaliter heb je nooit een gesprek met een apotheker, maar op Aruba is het mij gelukt om met een jonge dame als apotheker een dialoog aan te gaan. En iedereen die je tegenkomt begroet je met bon dia/goede morgen, bon tardi/goede middag of bon nochi/goede avond. Dit woordenpaar hoor je dagelijks gemiddeld zo’n vijftig keer en op een gegeven moment wordt het een automatisme, maar achter deze beleefdheidsvorm schuilt het explosiegevaar van een volk. Dan herken ik het pas geopende bureau dat op het vlak van samenlevingsopbouw actief is, waar meteen bij binnenkomst wordt herkend en gevraagd om foto’s te maken voor FB en hierna een zeer indringend gesprek werd gevoerd over stadsontwikkeling. Iets anders wat mij opviel is de empowerment boodschap dat men aan elkaar doorgeeft. Tal van middelbare scholieren worden door mijn gids gevraagd of ze een goed rapport kregen, hen aanmoedigt om nooit op te geven of doe je best. Uiteindelijk gingen we – zonder afspraak – op bezoek bij een bevriende arts die bij mij op het Colegio Arubano in de klas zat. ‘Quito, je bent in niks veranderd mang’, terwijl hijzelf gekleed gaat in een strakke verschoten jeans en een body-fitted overhemd, en ‘Het gaat je goed man… in de kranten  lees ik altijd over jou.’ De formele status van een arts in een kleine samenleving verandert plots in die van een informele en gemoedelijke relatie met bekenden.

 

Aruba, muurschildering in San Nicolas. Foto © Michiel van Kempen

Orale geschiedenis

Mijn laatste twee dagen in San Nicolas had ik verschillende afspraken moeten verzetten, maar een hiervan moest wel doorgang vinden. Dat was een bezoek aan vriend Alex Croes die in de jaren ’60 de studie gemeentelijke financën deed en na zijn pensioen zich bezighoudt met de Arubaanse cultuur.  In de orale geschiedenis van het eiland was ik zeer geïnteresseerd en kon hij wellicht mijn vragen beantwoorden. Het eerste wat mij bij aankomst opviel is het meubilair dat ongeveer een eeuw oud moet zijn en ik vertelde hem dat vroeger een Joodse timmerman in de buurt van de Victoria Bottling Co. woonde en zulke kasten maakte die hij aan de achterkant van de kast van zijn handtekening voorzag. Deze kennis kreeg ik van mijn oma Beatrix mee die ook zulke kasten had. Mijn avond in Seroe Blanco werd gevuld door een geanimeerd gesprek over het belang van orale geschiedenis, waarop mijn gesprekspartner mij vertelde over een project waarbij inwoners op hoge leeftijd worden geïnterviewd over het tijdperk voor WO-II. Onder het genot van een bord kipsalade, realiseer ik dat het historisch besef onder het volk groeiende is en men eindelijk door heeft dat onze geschiedenis met het heengaan van deze generatie deels ook wegsterft. Als toetje werd ik uitgenodigd om zijn bibliotheek te bezichtigen, waarbij andermaal vastgesteld kan worden dat – naast de bekende boeken uit de studententijd – elke bibliotheek weer andere boektitels herbergt.

 

Oranjestad

De eerste dagen verliepen niet anders dan in mijn geboortestad: ondanks dat je plotseling moest  afreizen heb je een agenda vol met afspraken en enkele tijdvakken die de komende dagen worden ingepland. De zondag vierde ik vaderdag samen met m’n broers bij een van hen thuis met een bbq en tal van zwaarwichtige gespreksonderwerpen passeerden de revue. Op maandag 18 juni had ik om 12.00 een radio-interview bij Starbucks die de dag daarna tijdens de nieuwsuitzending van Hits 100 om 07.00 am werd uitgezonden. Het interview ging voornamelijk over het door de overheid afgekondigde ‘Jaar van Papiamento’ en gaf ik een overzicht van wat er allemaal aan publicaties verwacht kan worden en aandachtspunten die op termijn als beleid nog moet worden uitgevoerd. Na afloop spoedigde ik mij langs kennissen in de Boliviastraat om wat bij te praten over de orale geschiedenis en die uitliep tot 17.30 u. Half over de kop ging ik nog tegen sluitingstijd bij de slager langs – ditmaal bemensd door Colombiaanse vrouwen – om drie ons gehakt te halen. De emancipatie van de vrouw – ook onder immigranten – zet zich door en is een goede zaak.

Woordkunst op Aruba. Foto © Quito Nicolaas

 

Woordkunst voor 60-plussers

Dinsdagavond was de eerste culturele activiteit die ik meemaakte en betrof Arte di Palabra in de Cas di Cultura voor 60-plussers. Een zeventiental dames en een enkel heer droegen gedichten, korte verhalen voor of voerden een sketch op. De deelnemers hadden zowel hun tekst als optreden goed voorbereid en wisten waar het accent gelegd moest worden, het inbouwen van een ritme of met een handgebaar de tekst uit te beelden. Stel je eens voor, dacht ik bij mezelf, dat deze groep twintig of dertig jaren geleden debuteerden, dan was het huidige clubje dichters aanzienlijk verrijkt met deze talenten. De woensdag had ik gereserveerd om bij Caribiana, de dependence van de Nationale bibliotheek enig speurwerk te verrichten voor nieuwe publicaties. Stilzitten is niets voor mij en zelfs dodelijk! Ik ben meer een mens om op onderzoek uit te gaan, observeren en nieuwe ideeën op te doen. Iedere avond ging ik om gezondheidsredenen wel wandelen, zo’n anderhalf uur. Je merkt meteen dat je niet langer deel uitmaakt van die samenleving, daar je niemand kent en ofschoon je opvalt als een vaak terugkerende gast op tv weet men dat je een vreemdeling op aarde bent. Steevast had ik mijn Ipod met klassiek muziek van o.a. Yanni op, korte broek met gympies aan en hield iedereen in de gaten.

Aruba, Oranjestad. Foto © Michiel van Kempen

 

De S-connectie

’s Avonds werd gereserveerd om ‘Aruba by night’ te ontdekken en verschillende plekken bezocht. Zo belandde ik in Casibari – voorheen uitsluitend overdag een toeristische bezienswaardigheid – die in de avonduren wordt omgetoverd in een openlucht discotheek. Je ziet talloze blonde meisjes de dansvloer oplopen en op melodie van de salsa, bachata, merengue en reggeaton hun lichaam met sensuele Caribische heupbewegingen vormgeven. Het zijn veelal stagiares uit Nederland die hun vertier op het eiland zoeken, die onsportief worden als ze om de een of andere reden geen stageplek wordt gegund. Dan begrijp ik dat zulke dansgelegenheden als een uitlaatklep voor de inheemsen dient en nodig is om de dagelijkse stress uit te blazen. Het mooiste en als voorbeeld van integratie vond ik een danspaar bestaande uit een hollandse dame en een chinese jongen die zo’n halfuur lang de salsa danste. De zaterdagavond kwam je een enkeltal van dezelfde groep in South Beach tegen, die een show gaven van hun danskunst. Een Nederlander die de pasjes op het eiland zich eigen had gemaakt en bij mij als een zelfuitgeroepen dansleraar overkomt, profileert zich nu als de “Danskoning” en loopt op de dames af met uitgestrekte hand als uitnodiging om te dansen. De liedjes van Prince Royce en de genutigde alcoholische drankjes doen het nodige om het gezellige een-twee op de dansvloer te maken. Ik was meer dan overtuigd dat dansen niet langer een sociologische vorm van expressie is, maar meer een bedekte manier is om seks te bedrijven op de dansvloer of elkaar te verleiden.

Marketingcultuur

Er heerst in Oranjestad een zakelijke cultuur; alles draait om de ene vraag wat kan het mij opleveren? Tijdens de diverse ontmoetingen is het mij opgevallen dat als je populair bent, iedereen jou kent of bevriend wil zijn. Als je met vrienden in een van de cafe’s van het Linear park begeeft, gegarandeerd dat ze jou herkennen en je aanstaren. Zoals een vriend me bij terugkeer op Schiphol vertelde over hoe ze bij hem thuis reageren: Ito…Ito, bo amigo Quito ta den corant atrobe (Ito…Ito, je vriend Quito staat weer in de krant). Opnieuw kon ik dat van mijn bekendheid niet rijmen. Aan de gezichten kon je afleiden dat men zich druk maakt waar ze de komende weekeinde doorbrengen, wel of geen nieuwe schoen, jurk, tas kopen en bekommeren zich minder om de grote vraagstukken als het milieu, de overheidsfinanciën, de crisisheffingen die per 1 juli van kracht wordt of het Venezolaans-conflict.  Iedereen leeft in een bubble, evenals in de metropool het geval is; en probeert zich een ‘Miami lifestyle’ aan te meten, terwijl het mechanisme wordt aangedreven door de hippe marketing jongens en dames.

Mijn laatste zaterdagochtend besloot ik wat te slenteren in de winkelstraten van Oranjestad. Mijn nicht kwam om 09.30 bij mij langs om een boek van Frank Williams af te geven. Een uurtje later begaf ik mij in de buurt van de rechtbank waar Vrouwe Justitia haar oordeel velt over de verdachte van een misdrijf. Op het troittoir zat een drugsverslaafde gehurkt, met een fles alcohol voor zich en als hij mij zag naderen plaatste hij de fles in het midden van het troittoir, zo van: Dit is mijn territorium. Ik moest hierom glimlachen en liep heel beleefd om zijn fles heen, richting de hoofdstraat om een pasteitje te halen en verderop bij het schrijverscafé Djispi Place koffie te drinken. Eenmaal binnen zag ik iedereen omhoogkijkend naar een plat scherm in een hoek die de WK-voetbal uitzond. Ik zat op een kruk aan de toonbank de ochtendkrant door te bladeren en m’n expresso te drinken, met op de achtergrond het geschreeuw als een goal werd gemaakt of een poging daartoe mislukte. In mijn gedachten klonk het: Volgens mij hebben deze voetbalfanaten nog nooit van Herbert Marcuse gehoord die ooit zei: “Alleen de eendimensionale-mens is geïnteresseerd in voetbal; een spel waarbij enkele mannen achter een bal aanlopen.” Ik verliet de cafetaria om een nieuwe pet te halen en bij de ingang stormde een Colombiaanse winkeljuffrouw op me af: ‘Cuando me vas a llevar a su pais?’ (Wanneer neem je mij mee naar je land?) en nog tal van soortgelijke vragen. En of ik alleen op reis was…Nogal cynisch en wars van dit niet gewaardeerde geflirt, antwoordde ik haar: ‘Cuando tu quieras’ (Wanneer het je uitkomt) terwijl ik haar recht in de ogen keek en besloot daarop de winkel te verlaten. Ik draaide de hoek om en kon meteen op de tram stappen om de verlaten winkels in de hoofdstraat vanuit een andere optiek te bezichtigen en zodoende een nieuwe gewaarwording eigen te maken. Het aanleggen van een tramspoor zal de bedrijvigheid in de winkelstraat niet opkrikken, zolang het centrum een sfeer van: verouderde gevels van winkelpanden die niet uitnodigend zijn, het assortiment de gemiddelde toerist niet aanspreekt en het geheel een oudbollig imago van Bombay heeft.

 

Oranjestad. Foto © Quito Nicolaas

Bloeiende tijd

Mijn terugreis was geboekt voor de maandag en op deze laatste dag van mijn verblijf, had ik nog een interview die in het dagblad Bon Dia (Goede morgen) zou verschijnen. Ditmaal gaf ik een uitgebreid antwoord op de gestelde vraag dat het op z’n plaats is om de criteria voor financiering van boekpublicaties te verruimen. Eenvoudig weg daar de literaire productie op de eilanden vrij laag is en de in het moederland verblijvende schrijvers hebben vanaf 2002 hieraan een grote bijdrage geleverd. De in Nederland gevestigde auteurs komen niet in aanmerking voor een subsidie als het gaat om een Papiamentstalige publicatie. Die s-connectie bestaat niet in Europa en moeten schrijvers de kosten uit eigen zak betalen. Sinds november 2017 is er een nieuwe regering en er is geen sprake van continuïteit van beleid, maar van nieuw beleid. Laten we rekenen op de hoop van zegen dat met het bijgesteld beleid men een bloeiende tijd voor de letterkunde tegemoet gaat.

 

Quito Nicolaas in de tram op Aruba. Foto © Enery de Cuba

 

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter