Antilliaans erfgoed (1): Nanzivertellingen
Vermaak in tijden van slavernij
door Aart G. Broek
De verhalen over de spin Nanzi zijn oorspronkelijk afkomstig uit West-Afrika. Uit het volk van de Ashanti – in het hedendaagse Ghana – kwamen de belangrijkste vertolkers van de verhalen, de griots. De Nanzivertellingen werden ingrijpend gewijzigd door de Afrikaanse slaven onder druk van de totaal verschillende omstandigheden waarin zij in de Caraïben leefden. Meer in het bijzonder verhuisde Nanzi naar Curaçao, Bonaire, Suriname, Jamaica en kleinere West-Indische eilanden als St. Vincent. Wát horen we uit de tijd van de slavernij?
Na de Tweede Wereldoorlog is het onderzoek naar de eeuwen van slavernij in de Nieuwe Wereld sterk toegenomen. Hiermee werd het verlangen vergroot om meer inzicht te krijgen in de wijzen waarop de slaven, afkomstig uit Afrika of geboren in de Caraïben, emotioneel overleefden in weinig verheffende levensomstandigheden. Nanzivertellingen zouden bij het onderzoek kunnen helpen. Sinds de laatste decennia van de 19e en vooral in de afgelopen eeuw zijn er vele opgetekend of anderszins vastgelegd.
Schelm / De Nanzivertellingen worden ondergebracht bij het wereldwijde corpus van zogeheten ‘trickster tales’. De definiëring van ‘trickster’ varieert, maar kenmerkend is het afwijkende, sluwe gedrag van wat in het Nederlands – eufemistisch – een ‘schelm’ wordt genoemd. In verhalen vormt dit extreme gedrag een integraal onderdeel van het menselijk vermogen om problematische omstandigheden tot een tijdelijke oplossing te brengen. Door de schelm wordt het een en ander op lachwekkende wijze bewerkstelligd.
De geregistreerde versies van de Nanzivertellingen lijken wetenschappers een houvast te bieden om enigermate te achterhalen hoe het slavenbestaan gevoeld kan hebben. Wim Baart wijdde zijn proefschrift (1983) exclusief aan de functies van de Antilliaanse Nanzivertellingen in de slaventijd. Hij baseert zich op de overgeleverde verhalen over de spin Nanzi zoals verteld door Nilda Geerdink-Jesurun Pinto en door haar gebundeld onder de titel Cuentanan di Nanzi (1952). Voor Baart vormen de Nanzivertellingen een deugdzame wetenschappelijke bron om aan te tonen dat door middel van deze verhalen de slaven op enigszins verhulde wijze bovenal uiting gaven aan ernstige gevoelens van protest en ongenoegen.
Uit de beschikbare overgeleverde versies van de Caraïbische Nanzivertellingen komt het kleine beestje ongetwijfeld naar voren als een wezen dat op listige en genadeloze wijze zijn machtige, ondubbelzinnig autoritaire tegenstanders om de tuin weet te leiden. Zodoende komt de spin als overwinnaar tevoorschijn uit het gerezen conflict om voedsel, materieel bezit, aanzien en erotische ervaringen, zoals de motieven voor de Surinaamse Nanziverhalen door een onderzoeker werden samengevat.
Ontlading / Deze motieven kenmerken ook de Nanzi-vertellingen elders in het Caraïbisch gebied. Op de Antilliaanse Benedenwindse eilanden werden echter uit de orale traditie geen Nanziverhalen opgetekend, waarin erotiek een rol van belang speelt. Dit moet worden toegeschreven aan de doeleinden die de registratie stuurden. De Nanziverhalen die Nilda Geerdink-Jesurun Pinto vertelde en publiceerde, waren bovenal bedoeld voor kinderen.
Oorspronkelijk boden de verhalen, zo wordt verondersteld, voor de slaven mogelijkheden om zich te identificeren met Nanzi. Daarmee zouden zij het verlangen hebben geuit om uit hun situatie los te breken, machtige tegenstanders te kleineren, verbetering in materiele en immateriële zin te bewerkstelligen. Hun protest werd in de verhalen verpakt. Zodoende functioneerden de verhalen als belangwekkend middel voor een emotionele ontlading – een ‘catharsis’ – en daarmee voor de overlevingskansen in een moeizaam bestaan.
In algemene zin lijkt niet getwijfeld te hoeven worden aan het belang van de vertellingen om ‘protestgevoelens’ te uiten en zodoende emotionele spanningen te kanaliseren. Talrijke verhalende teksten – in woord, schrift of in beeld – hebben deze functie voor toehoorders, lezers of kijkers al eeuwenlang. Toch kleven aan deze interpretatie bezwaren.
Alledaagse behoeften / De concrete motieven in de Nanzivertellingen zijn – zo merkte jaren geleden de antropologe Hanneke Ronhaar-Rozema met recht op – als zodanig ‘niet erg opzienbarend, omdat deze de universele basisbehoeften van de mens betreffen’. Opmerkelijk is bovendien dat de Nanzivertellingen geen expliciete verwijzingen naar slavernij bevatten. De verhalen blijken sterk gericht te zijn op de bevrediging van wereldwijd aanwijsbare menselijke behoeften aan meer voedsel, materiële zaken, seks, aanzien en macht.
Ter bevrediging van basale menselijke verlangens, vertellen mensen elkaar dergelijke verhalen onder alle mogelijke omstandigheden. Dit geschiedt in de grootste rijkdom of onder de grootste armoede en onderdrukking, waaronder slavernij. Het vertellen van dergelijke verhalen zou zodoende op geheel andere wijze bovenal een ‘aangenaam verpozen’ kunnen zijn geweest.
De functie van ‘vermaak’ wordt ook wel onderkend in de Nanzivertellingen, maar de functie van ‘protest’ lijkt te moeten domineren of altijd aanwezig te moeten zijn wanneer het de slaven betreft. Eveneens of juist ten tijde van de slavernij zou – zo wil ik hier nadrukkelijk stellen – de functie ‘bevrediging van primair menselijke verlangens en lusten’ wel eens de belangrijkste drijfveer geweest kunnen zijn om de verhalen te vertellen. In onderlinge geborgenheid bovenal ongecompliceerd genieten van ‘sterke verhalen’.
Vermaak / Wanneer ongecompliceerd ‘vermaak’ en ‘bevrediging van primaire verlangens’ domineerden dan is te verdedigen dat de vertellingen de bestaande sociale verhoudingen juist bestendigden. De verhalen voedden niet de protestgevoelens maar leidden juist af van het daadwerkelijk protesteren en in opstand komen. Voor protest zijn andere, goed gedocumenteerde uitingsvormen aanwijsbaar, voor protest zijn de vertellingen niet nodig geweest. De boog kan niet altijd gespannen zijn.
Evenals de hoogleraar folklore-studies Roger D. Abrahams beschouw ik de Nanzi-vertellingen toch in eerste instantie als tekenend voor de uitdaging die het enigermate draaglijk (over)leven is, juist ten tijde van de slavernij. In tegenstelling tot de Europese sprookjes is er geen ‘en ze leefden nog lang en gelukkig’ in de Nanzivertellingen. De schelm beweegt van de ene hachelijke situatie naar de volgende, weet het op lachwekkende wijze op te lossen, haalt tevreden adem en beweegt naar de volgende netelige situatie om de toehoorders aan het lachen te krijgen.
In de woorden van Abrahams: ‘These stories are associated throughout the black world with the joyful effusions of nighttime entertainments, especially with the time of the month when the moon shines brightly and old people and young ones come together to celebrate life’s possibilities in the face of the harsh regularities of daytime activity.’
Deze koestering van het leven en zijn potentiële geneugten sluit ‘protest’ op zich niet uit, maar laat deze functie van de vertellingen wel ver achter zich.
Onbetrouwbare bron / De op schrift beschikbare maar oorspronkelijk mondeling overgeleverde teksten blijven echter een twijfelachtige wetenschappelijk betrouwbare bron zijn. Kenmerkend voor de traditie van het vertellen is juist dat verhalen veranderen, dikwijls veel sneller dan lang is vermoed.
De Afrikaanse Nanziverhalen veranderden in de Caraïben. Ten tijde van de slavernij en stellig ook in de vele decennia sinds de emancipatie zijn de verhalen veranderd. Als zodanig zijn de varianten van ná de afschaffing van de slavernij per definitie weinig betrouwbaar als bron van informatie over de dagen vóór de afschaffing. Het zijn de opgetekende versies van ná de slavernij waarop het onderzoek noodzakelijkerwijs wél is gebaseerd.
Ten tijde van de slavernij zijn de Nanzi-vertellingen, met een heel enkele uitzondering, niet opgetekend. Met dit gegeven, zo zal duidelijk zijn, behoudt ook de hier verdedigde interpretatie van het functioneren van de verhalen voor de slaven een tentatief karakter. Kortom, de interpretatie van het cultureel erfgoed is veeleisend.
Nanzi
Afhankelijk van de taal en het (ei)land varieert de benaming voor de spin enigermate, terwijl zijn naam dikwijls vooraf wordt gegaan door het equivalent voor ‘broer’ of ‘vriend’: Ba/B’ Anansi (Suriname), Kompa Nanzi (Antillen), Bra/Bredda/Brer (A)nansi/(A)nancy (Engelstalige Cariben), Ananse (Ashanti). Het Nederlands kent geen specifieke voorkeur: Nanzi, Nansi, Anansi komen voor in Nederlandse vertalingen. Het ‘broer’ of ‘vriend’ blijft overwegend onvertaald of wordt in het Nederlands niet aan de naam toegevoegd.
De oorspronkelijk Papiamentstalige spinvertellingen die Nilda Pinto verzamelde zijn met vertalingen naar het Nederlands door Wim Baart in een kleurrijke uitgave verkrijgbaar. Deze werd gerealiseerd door de stichting Instituto Raul Römer, onder redactie van Sidney Joubert, Hubert Lemmens en Liede van Duin; met vele illustraties van Doesjka Bramlage, Jose Maria Capricorne, Hans Leydekkers, Marenthe Otten, Mirelva Romano en Anton Vrede.
Dit is de eerste beschouwing naar aanleiding van de tweedelige uitgave Antilliaans erfgoed (deel 1 Toen en nu; deel 2 Nu en verder), onder redactie van Gert J. Oostindie en Alex van Stipriaan, Amsterdam, 2021;
eerder verschenen in Antilliaans Dagblad, 5 februari 2022; vervolgd op 19 februari 2022.