Anil Ramdas, kleine professor uit Nickerie (6 en slot)
door Coen Verbraak
De hoofdfiguur in Badal is van plan een essay te schrijven over de politieke verwording van Nederland, en de verwildersing van normen en waarden. Dat ging evenzeer op voor Ramdas. Op de Belgische website De Buren schreef hij in september 2010 een fel epistel tegen wat hij white trash noemde. ‘Kijk nu eens naar het Nederland van vandaag. Lees de reacties van lezers bij artikelen in De Telegraaf. Zie het aanbod op de Nederlandse televisie, die wordt gedomineerd door de commerciëlen. En zie de aanhang van de PVV, die almaar groeit, en nu al staat op meer dan twee miljoen. Die Hollanders die in eigen huizen wonen en een eigen auto hebben en met vakantie kunnen, zijn voor een groot deel white trash. Het zijn tokkies, het zijn families Flodder, met achterlijke ideeën en onbeschofte omgangsvormen. Wat kun je anders zeggen van de meesteTelegraaf-lezers, SBS-6- en RTL-kijkers en PVV-stemmers, dan dat ze boers, onbehouwen, ruw, plat, vulgair, ordinair en ongemanierd zijn?’
Vijf dagen later werd er op diezelfde site op het stuk gereageerd door Joost Zwagerman. ‘Anil Ramdas, die in de jaren negentig de gewoonte had achter iedere boom een fascist te ontwaren, bereikt in dit stuk nieuwe dieptepunten – zelfs voor zijn doen. Ramdas zet alle stemmers op Geert Wilders weg als “achterlijk” en inferieur. Natuurlijk. Dat zich links noemende intellectuelen de gemiddelde Jan Modaal als “achterlijk” wegzetten, gebeurt niet voor het eerst. Hoezo, opkomen voor de onderklasse? Maar zelden gebeurde het zo haatdragend als bij Ramdas. Wie maar lang genoeg door types als Ramdas voor achterlijk wordt uitgescholden, wendt zich uiteindelijk tot Wilders. Anil Ramdas is geen haar beter dan de man wiens ideeën hij wenst te bestrijden. Sterker: hij is erger. Verblind door withete haat jegens white trash meent hij dat anderen hem hierom vooruitstrevend zullen vinden. Die taxatiefout zal zelfs Wilders niet maken.’
Ramdas en Zwagerman hadden in 1997 al eens hard gebotst, nadat Ramdas in NRC Handelsblad kritiek uitte op de manier waarop Zwagerman in De Buitenvrouw een zwarte lerares neerzette: ‘Iemand met de mentaliteit, de denkwijze en het taalgebruik van een zwarte bediende of een zwarte hoer.’ ‘Een pijnlijk misverstand,’ aldus Joost Zwagerman. ‘De inzet van het boek was juist om de zelffelicitatie van mensen die beweren vrij te zijn van xenofobie aan de kaak te stellen. Ramdas stelde mij klakkeloos gelijk aan de hoofdpersoon. Alsof ík een racist zou zijn. Dat vond ik uitermate vervelend. Die white trash-column was in feite een herhaling van 1997. Ik vond het een zeer destructieve bijdrage aan een zinvolle discussie: hoe gaan we om met de PVV.’
Ramdas reageerde direct daarna: ‘Eerlijk gezegd had ik op Joost Zwagerman, een mastodont in kringen van White Trash, niet gerekend. Hij kwam als een geschenk uit de hemel.’ Zwagerman schreef het voorjaar daarop, na het verschijnen van Badal, een vlammend opiniestuk in de Volkskrant. ‘Badal is het hele boek lang nijver bezig aan “een belangrijk essay over white trash”. Alleen al dit voornemen tot het schrijven van “een belangrijk essay” maakt Badal tot een potsierlijke hoofdfiguur en Ramdas tot een schertsfiguur. Hij is hoe dan ook geen echte schrijver. Hij imitéért er hoogstens een.’
Zwagerman is achteraf bepaald niet trots op de polemiek. ‘Door wat er nadien is gebeurd, komt alles in een heel ander, tragisch licht te staan. Natuurlijk zit het me dwars. Als ik had geweten hoe zijn geestestoestand toen was, dan had ik het laten rusten. Hij was niet meer de man met dezelfde wapenuitrusting als voorheen. De ironie wil dat ik de polemiek voerde op het moment dat het ook met mij niet goed ging. Daar zit toch een verontrustende parallel in.’
Sjoerd de Jong van NRC Handelsblad: ‘Ik heb het altijd jammer gevonden dat deze twee generatiegenoten zo enorm met elkaar gebotst hebben. Als ik zijn columns las, dacht ik soms ook: kom, Anil, een beetje minder mag ook. We zitten toch nog niet helemáál in het land van de stampende laarzen. Hij leed aan de tijd, aan de keiharde polarisatie. Beschreef hij dat hij op de avond van de moord op Theo van Gogh op de Dam een klap van een omstander had gekregen, dan verscheen er meteen een stuk van Max Pam dat dat wel gelogen zou zijn. “Lompheid als morele deugd”, zoals Buruma dat noemde, was aan Anil niet besteed.’
En toch kan het belang dat Ramdas had voor jonge allochtonen nauwelijks overschat worden, vindt De Jong. ‘Voor veel Surinamers was Anil hét voorbeeld van een geslaagde landgenoot. Een man die iemand gewórden was.’ Sheila Sitalsing: ‘Suriname is net een dorp; als een Surinamer elders in de wereld beroemd wordt, dan is dat een gebeurtenis. Maar er was ook inhoudelijke waardering voor zijn schrijverschap, voor het feit dat hij dingen zo goed kon verwoorden. Aan de andere kant kon Anil ook heel scherp zijn over Suriname. Hij wist feilloos bloot te leggen wat er allemaal niet aan het land deugde. Daar kunnen Surinamers niet zo goed tegen. Die directheid is vrij on-Surinaams. Dat leverde hem felle kritiek op. Maar hij bleef een grote zoon van het land, die het in het grote boze Nederland toch maar mooi had gemáákt.’’
Dat tinkelende
Ramdas’ gezondheidstoestand verergerde in het najaar van 2011. Hij was al meermalen gedotterd wegens hartklachten, en zijn conditie was nadien steeds verder verslechterd. De laatste keer dat Stephan Sanders hem zag, was op de begrafenis van Ramdas’ vader, in oktober 2011. Sanders schrok van het weerzien. ‘Anil zag er erg slecht uit: mager, ingevallen. De dag erna heb ik hem gebeld: “Je zag er zo verzenuwd uit. Was je soms dronken?’” Kort daarna belde hij op: “Stephan, we moeten Het blauwe licht weer gaan maken. Dan wordt het weer net als vroeger.” Een echte wanhoopskreet: laten we doen alsof er niets gebeurd is en teruggaan naar toen het nog goed was. Ik zei: “Nee, Anil, dat kan niet meer. Dat is geweest.”’
Zijn programma ZOZ werd ondertussen nog wel steeds uitgezonden. Ramdas schreef begin februari 2012 aan VPRO-directeur Karen de Bok dat hij zelfs nieuwe televisieplannen had: ‘Een prachtige brief, eigenlijk heel optimistisch. Ik had toen helemaal niet in de gaten dat het zo slecht met hem ging.’ Al vond ze het wel raar dat Ramdas de afspraak die ze met hem maakte om over het nieuwe programma te praten op het allerlaatste moment afzegde. Zijn moeder lag in het ziekenhuis. Vandaar. ‘Maar het werd pas echt vreemd toen ik hoorde dat hij op de redactie had verteld dat ík de afspraak had afgezegd, omdat míjn moeder ziek was.’
Suzanne Holtzer van De Bezige Bij zag wel dat Ramdas het moeilijk had. ‘Hij schreef me kort voor zijn dood hoe zwaar de opkomst van Wilders en de slechte ontvangst van zijn boek op hem drukten. Ik zag dat hij onthecht raakte. Dat tinkelende wat hij ooit had, was weg. Hij was een angstige man geworden. De emoties hadden zijn ratio overgenomen. Maar ik bleef hopen dat hij zichzelf kon herpakken.’ Holtzer maakte zich grote zorgen toen Ramdas begin februari 2012 op de nieuwjaarsreceptie van De Bezige Bij verstek liet gaan. Al hield ze met het allerergste toch geen rekening. ‘Dat einde van Badal die de zee inloopt en verdrinkt, vond ik juist nog zo prachtig. Ik heb werkelijk geen seconde gedacht dat hij dat ook zo zou doen.’
‘Wóédend. Ik was wóédend op hem,’ zegt Stephan Sanders, op een manier waarbij de ontzetting nog altijd voelbaar is. ‘Ik dacht: mijn God, Anil, hoe is het mogelijk dat jij, uitgerekend jij, een punt achter alles hebt gezet. Je wist zo goed wat de fuiken zijn voor de Hindoestaanse man. En je loopt er godverdómme zelf in. Ik had er verschrikkelijk last van. Hij spookte in mijn kop. Twee, drie maanden na zijn dood had ik zelfs het idee dat ik ’m hóórde: “broertje, broertje…” Als ik in de supermarkt een biefstuk kocht, hoorde ik Anil zeggen hoe ik ’m het beste klaar kon maken. Toen ben ik over hem gaan schrijven. Om het te bezweren.’ Inmiddels is de boosheid bij Sanders geweken. ‘Zijn dood leek alle mooie herinneringen bezoedeld te hebben. Nu is er vooral verdriet om het gemis. Inmiddels ben ik onze vriendschap weer aan het opdelven. Ik probeer me weer dat daverende begin te herinneren. Ik ben meer dan ooit doordrongen van het besef dat ik een heel, heel bijzondere man gekend heb.’