blog | werkgroep caraïbische letteren

‘Anansitori zijn niet bedoeld voor kinderen’

Interview met Gerrit Barron

door Jerry Dewnarain & Christine F. Samsom

… een opmerkelijke uitspraak aan het eind van ons interview met de kinderboekenschrijver Gerrit Barron. ‘Anansi is een oplichter, een dief. De tori over hem werden/worden verteld door volwassenen op onder andere ded’oso en zijn bedoeld als agersitori.’ We staan op het punt Tori Oso te verlaten na een twee uur durend interview waar de twee redacteuren van de Ware Tijd Literair hebben geluisterd naar de woordenstroom van deze bekende Surinamer-in-hart-en-nieren.

Vorig jaar vierde Gerrit Barron zijn veertigjarig schrijversjubileum. Wat heeft hem gestimuleerd om schrijver te worden? We hoeven ons interview niet te beginnen met de vraag: ‘Wie’s je vader, wie’s je moeder?’ Hij begint zelf te vertellen: ‘Schrijver word je niet zomaar. Het heeft alles te maken met je wordingsgeschiedenis. De ervaringen om je heen hebben je beïnvloed.’

Hij werd in 1951 geboren in Moengo in een gezin van elf kinderen uit Coroniaanse ouders, met voorouders uit onder andere India en St. Lucia. Zijn vader is werkzaam bij Suralco als security guard en in zijn vrije tijd als landbouwer. Gerrit woont als tiener midden in de ‘apartheid’, de klassentegenstellingen in het bauxietstadje Moengo van de jaren zestig. Daar vertelt hij indringend over. Met het verzet daartegen is zijn nationalistische kijk op de Surinaamse samenleving begonnen. Na het mulo – waar hij kennis maakt met het werk en de persoon van Dobru en waar hij zich al bezighoudt met het schrijven van gedichten, maar ook met toneel, dans en voordracht – vertrekt hij naar de stad om op het Algemeen Pedagogisch Instituut (API) voor onderwijzer te studeren. Hij maakt de grote stakingen van 1973 mee met als dieptepunt de dood van de vakbondsman Abaisa en publiceert in dat zelfde jaar zijn eerste gedichtenbundel, Falawatra.

In 1974 vertrekt hij naar Nederland, haalt er zijn hoofdakte en werkt als remedial teacher. Veel gezinnen verlaten in die tijd vóór de onafhankelijkheid Suriname. Hij merkt hoe de Surinaamse kinderen worstelen met het onderwijs in Nederland. Er zijn geen boeken voor hen. Voor het eerst komt het idee bij hem op om boeken te gaan schrijven voor het Surinaamse kind.

Toch debuteert Barron met poëzie voor volwassenen: Falawatra (1973), Bloeddruppels op mijn kussensloop (1975) en Surinamensje in powesi (1977). Na terugkeer in 1977 komt hij het volgende jaar uit met zijn eerste kinderboek, Een lach en een traan, mede geïnspireerd door de regisseur en poppenkastspeler Henk Zoutendijk. Sinds 1978 schrijft hij voor kinderen en wordt de meest gelezen auteur van Suriname. Een lach en een traan (1978) gaat over het alledaagse leven van kinderen in een gezin, maar Barron beschrijft het verhaal met pedagogisch vermanende vinger, zoals eigenlijk in al zijn kinderboeken te merken is. Het gezin bestaat uit vader Johan, hindostaan, moeder Thea, creoolse (wat nadrukkelijk vermeld wordt) en hun vier kinderen: een meisje van zeventien, drie jongens van respectievelijk vijftien, elf en tien. De jongsten, Harold en Kela, zijn nogal eens ondeugend en halen allerlei kattenkwaad uit. Maar alles komt steeds weer goed, want het is een leuk gezin en bij de Soravasinghs ‘wordt er meer gelachen dan boos gekeken.’

Titri en Toto(1979) is voor kinderen van de laagste klassen die net hebben leren lezen. Het is een verhaaltje over aka, Surinaamse roofvogels. Barron wil hiermee zijn jonge lezers ook bewust maken van de flora en fauna van Suriname. Via de Stichting Kinderkrant verscheen Bij Anoekoe in het dorp (1980). De twee jongens uit Een lach en een traan, Harold en Kela Soravasingh, gaan in het Surinaamse binnenland logeren en beleven er allerlei avonturen. Het is een vlot leesbaar verhaal van 31 bladzijden. De overzichtelijke bladspiegel, de duidelijke letter en niet het minst de tekeningen van Paul Woei maken dit boek aantrekkelijk voor kinderen. Er gingen meer dan 20.000 exemplaren van over de toonbank van winkels naar scholen.

Een boek voor wat oudere kinderen is Barrons Kamla en de vergulde man (1981). Oom Tapi vertelt een fantastisch verhaal aan Kamla en Astrid over de indianen en hun hoofdman Lindo – een vergulde man – en de witte veroveraar Jan Pieter Jansen. De koning is er nog steeds maar heeft zich onzichtbaar gemaakt. ’s Nachts droomt Kamla. Ze wil Lindo zoeken en wordt geholpen door de bakru (geest) Kimpo en heel wat dieren als sneki, owrukuku, aboma, anyumara, aasgier en schildpad.

Avonturen van Kira en Kisa (1984) is bedoeld voor kleine kinderen. In het bos krijgt een kapasi (gordeldier) vijf jongen in het hol van de slang. Als het bos brandt wordt een jong door een roofvogel gevangen, de moeder wordt de prooi van de jager die ook nog twee andere kleintjes vangt en meeneemt. Alleen Kira en Kisa blijven over. Ze moeten zich nu grotendeels zelf redden, graven een groot hol, zoeken eten, enzovoort. Ze proberen de twee gevangen kapasi te bevrijden, maar dat mislukt.

Het geheim van de Goslar (1984) is een spannende detective. Harold en Kela gaan bij hun oom en tante in Paramaribo logeren. Ze leren de stad kennen via een buurjongen Steven. Deze heeft een papier van de kapitein van de Goslar uit 1940. Steven vertelt over het zinken van het schip midden in de Surinamerivier toen de wereldoorlog ook naar Suriname oversloeg. Wat was er allemaal aan boord? Wat had de Duitse kapitein te verbergen? De drie jongens besluiten op onderzoek te gaan. Barron schreef met dit boek een gefantaseerd verhaal dat van historische gegevens gebruik maakt: het is een traditionele detective in Surinaamse setting. Barron verwerkte ook enkele politiek-sociale elementen. De eigen omgeving is natuurlijk iets wat de jeugd aanspreekt.

Opgevoed met westerse helden als Tarzan en Winnetou uit Amerikaanse kinderboeken en de olifant Babar uit de Franse kinderliteratuur, streeft Gerrit Barron doelbewust naar het creëren van eigen helden met wie Surinaamse kinderen zich kunnen identificeren in het proces van dekolonisering: Boni, Barron, Jolicoeur. Hij ziet het kinderboek als een middel om je eigen identiteit te ontdekken, trots te zijn op jezelf. ‘Daarom’, zegt hij, ‘zijn mijn boeken meer familieboeken, waarin niet alleen kinderen, maar alle gezinsleden zich kunnen herkennen.’ Nationalisme is voor Barron geen gepasseerd station. Daarin heeft Dobru hem geïnspireerd. Wie zijn wij? Kennen we ons land? Harold en Kela, de twee kinderen die in verschillende van zijn boeken voorkomen, brengt hij van het district Saramacca naar de stad: Het geheim van de Goslar, vandaar naar het binnenland: Bij Anoekoe in het dorpen naar Fort Buku in een binnenkort te verschijnen boek.

Behalve in Avonturen van Kira en Kisa gaat het ook in Titri en Toto en Het verhaal van Bati en Dew onder andere over de natuur van Suriname, maar ook saamhorigheid en medeleven spelen een belangrijke rol, zoals ook in De kinderen van Sadoema, waarin bakru-kinderen met een beperking blijken te zijn die hulp nodig hebben. Alle kinderboeken van Barron noemen is ondoenlijk. Het zijn er in ieder geval heel veel! Als extra verrassing geeft hij de laatste jaren bij elk boek een poster cadeau, als alternatief voor de Donald Duck-, Dora- en Assepoester-posters die in zoveel kinderkamers aan de muur hangen. In alles merk je het: Gerrit Barron wil kinderen én volwassenen trots maken op het eigene.

Hij is blij met het jaarlijkse Kinderboekenfestival, al spreekt hij liever van een Kinderfestival met het boek als thema. Bereiken we ons doel, namelijk van het kind een leisibakru maken? En wat doet het Minov? Barron verwijt het Minov een groot gebrek aan visie, het eigene komt in het onderwijs weinig of niet aan bod. In alle landen om ons heen worden kinderboeken van eigen bodem op school gebruikt, in Suriname niet. Het Minov is een conservatief bolwerk, waar teveel mensen zitten die ons onderwijs zien als een verlengstuk van het Nederlands onderwijs. Ten slotte, er is nog zoveel meer te zeggen over deze ‘lusumbe’ (duizendpoot). Zo heeft hij naast zijn bakru om kinderboeken te schrijven, ook spelletjes uitgegeven als Taxibo, die hier spelen. En hij heeft iets met plattegronden en landkaarten, waarin helden van Suriname een speciale plaats innemen en gebergten een nieuwe, Surinaamse naam krijgen. Zijn boodschap geeft hij ook door via zijn radiostation in Moengo, ‘Barrons Omroep Bedrijf’ (BOB).

Voor Barron geldt: ‘Sabi Su’ fosi, bifo yu kari kari ‘I love Su’!

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter