blog | werkgroep caraïbische letteren

‘Als Remy dat kan, kan ik het ook’

door Kevin Headley

GROOT INTERVIEW – Momenteel [tot 10 april 2022] is er een solo-expositie van Jungerman te bewonderen in het Stedelijk Museum in Amsterdam, dat internationaal geroemd is om zijn collecties moderne en hedendaagse kunst en vormgeving. Hiermee heeft Jungerman, geboren in Moengo, Suriname, niet alleen een mijlpaal voor zichzelf bereikt maar ook voor de Surinaamse kunst. “Ik denk dat ik daarmee de trend wel zet.”

Remy Jungerman, Guardian Havana, 2009. Galerie Ron Mandos. Foto Michiel van Kempen

“IK LEG DE lat hoog, want wie na mij komt moet dezelfde hoogte bereiken of zelfs nog hoger gaan. Ik hoop ook dat meer kunstenaars met zwarte roots hun eigen verhaal kunnen vertellen”, zegt Remy Jungerman. Zoals vaak het geval, is ook zijn succes niet uit lucht komen vallen. Het waren jaren van hard werken, onderzoek en geloof hebben in jezelf. Jungerman zegt te hebben voortgeborduurd op het pionierswerk van andere Surinaamse kunstenaars, die een deel van het pad voor hem hebben geëffend, dat hij bewandeld heeft voor zijn verkenningstocht. En dat brengt op zijn beurt een verantwoordelijkheid met zich mee, want ook de volgende generatie moet op zijn verdiensten kunnen voortbouwen.

“Het podium dat zwarte kunstenaars momenteel hebben in Nederland hebben zij zelf vormgegeven. De kunstinstellingen komen er nu niet meer onderuit”, stelt Jungerman. Het zal niet bij hem blijven, verwijst hij naar kunstenaars zoals Natasja Kensmil en Iris Kensmil, Patricia Kaersenhout, Neil Fortune en curatoren zoals Charl Landvreugd en Vincent van Velsen. “Dan kun je zien dat het tij is gekeerd. Er mogen wel meer van deze grote tentoonstellingen komen. In dit tijdperk ben ik misschien de eerste die echt een grote knalshow krijgt en dan ook nog in het Stedelijk museum. Ik denk dat ik daarmee de trend wel zet.”

Remy Jungerman, Visiting deities, 2018-2019, zijn inzending voor de Biënnale van Venetië. Kunstmuseum Den Haag. Foto Michiel van Kempen

Bijzondere verhalen

Met mijn verdiensten hoop ik dat we straks een hele generatie krijgen die denkt: ‘Als Remy dat kan, kan ik het ook’ en daarnaar gaat streven 

VOLGENS JUNGERMAN BEGON zijn ontwikkeling in de jaren tachtig in Paramaribo, waar hij van 1985 tot 1989 de Academie voor Hoger Kunst- en Cultuuronderwijs (AHKCO) volgde. Daarna studeerde hij van 1990 tot 1993 beeldhouwkunst aan de prestigieuze Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam. “Vanuit daar heb ik meegekregen dat je bijzondere verhalen kan vertellen als kunstenaar. Dat je kan verbinden. Vanuit een nationale positie naar een internationale. We keken toen al goed naar de geometrie van de schouderdoeken van de Saamaka, de Saramaccaners, die in de jaren twintig gemaakt zijn in Suriname.`

Remy Jungerman, detail van een werk uit de reeks Pimba Agida Kaa, 2021. Galerie Ron Mandos. Foto Michiel van Kempen

Vanuit dat culturele perspectief en vanuit die esthetiek maakte hij zijn connectie met de internationale wereld. De manier waarop het modernisme zich heeft kunnen ontwikkelen in Suriname en internationaal. Het modernisme behelst de vernieuwende westerse kunststromingen, die eind van de 19e eeuw opkwamen als reactie op het estheticisme en realisme in de toenmalige kunst. De hiaten die zijn ontstaan in het modernisme is Jungerman vanuit een andere invalshoek gaan bekijken. Het heeft wel een tijdje geduurd voordat hij een goede beeldtaal had ontwikkeld.

“Het is de esthetiek die je kent van de marrons. De geometrie van de schilderkunst tot de houtsnijkunst en de textielkunst waarbij de Winti als rode draad verbanden legt” licht hij toe. “In het verleden vroegen kunstenaars mij iets te doen in een museum waarbij ze een letterlijk een prapi met een switi watra wilden neerzetten in het museum. Ik dacht bij mezelf: ‘Zoiets ga ik niet doen.’ Ik wil niet zomaar iemand een wasi geven. Ik wilde niets iets doen waardoor mensen mij in een soort van exotische frame zouden plaatsen. Ik wilde onderzoeken hoe het modernisme zich ontwikkeld heeft. Hoe verhoud ik mij tot de Nederlandse Stijl-kunstenaars als Gerrit Rietveld en Piet Mondriaan.”

Remy Jungerman, Bakru, 2007. Stichting Nationaal Museum van Wereldculturen. Foto Michiel van Kempen

Niet de eerste

JUNGERMAN PRETENDEERT NIET dat hij de eerste is van Surinaamse komaf die zoveel heeft bereikt in de kunst. Hij verwijst naar Stanley Brouwn, die veel heeft bereikt als zwarte conceptueel kunstenaar. Die heeft bijvoorbeeld Nederland vertegenwoordigd op de Biënnale van Venetië. Dit is een toonaangevende internationale kunstmanifestatie die sinds 1895 tweejaarlijks van april tot november in Venetië, Italië wordt gehouden.

“Hij is eigenlijk een van de grootste kunstenaars met Surinaamse roots geweest, maar misschien niet de bekendste in Suriname. Internationaal is hij wel heel bekend. Aan de andere kant was Brouwn iemand die niet zichtbaar wilde zijn. Hij had bijvoorbeeld alle foto’s van zichzelf laten vernietigen. Hij deed geen interviews. Maar hij is heel belangrijk geweest voor de ontwikkeling van de conceptuele kunst als zwarte kunstenaar.”

Remy Jungerman, Interpretors, 2010, fotoprint, beschilderd papier. Galerie Ron Mandos. Foto Michiel van Kempen

Jungerman maakt duidelijk dat er ook anderen zijn geweest die een bijdrage hebben geleverd aan de ontwikkeling van de Surinaamse kunst. Dat kwam tot uiting bij de tentoonstelling ‘Surinaamse School’, die je meenam langs de schilderkunst van circa 1910 tot midden jaren 1980 en de achterliggende verhalen. “Deze tentoonstelling heeft blootgelegd dat er in de afgelopen vijftig jaar kwalitatieve Surinaamse kunst is geproduceerd waarvan de Nederlandse kunstwereld weinig afwist of wilde weten. In bepaalde gevallen is het namelijk zelfs doodgezwegen.”

Daardoor kreeg je een gat, een afstand of leegte van werk en bekendheid van zwarte kunstenaars en kunst. Met het project ‘Wakaman, Drawing Lines – Connecting Dots’ is getracht een bijdrage te leveren aan het dichten van het ‘gat’. Het project had als doel de Nederlandse kunstenaars van Surinaamse komaf en Surinaamse kunstenaars zichtbaar te maken en een kruisbestuiving qua kennis en ervaringen te doen plaatsvinden. In het project, dat volgens Jungerman een breekpunt is geweest, werd de positie van Surinaamse beeldend kunstenaars op het internationale toneel versterkt. “Er werd informatie gedeeld over de kunstenaars die aan het project meededen onderling en met de wereld. Mensen hadden ineens wel een verwijzing en dachten: ‘Hé, er zijn wel zwarte kunstenaars actief op een hoger niveau.'”

Niet gewacht

In dit tijdperk ben ik misschien de eerste die echt een grote knalshow krijgt en dan ook nog in het Stedelijk Museum. 

“IN NEDERLAND HEBBEN de zwarte kunstenaars niet het podium gekregen dat ze verdienden toen ze in leven waren”, zegt Jungerman. “Tegelijkertijd was er in Suriname geen podium. En volgens mij is dat er nog steeds niet. Daarom dat je ook in de kunst die braindrain krijgt; veel kunstenaars die uit het land vertrekken om ergens anders hun geluk te zoeken. Mijn generatie heeft niet gewacht op het podium in Nederland, we hebben zelf het podium zelf gecreëerd. Dat podium zit ergens tussen Suriname en Nederland in een soort ‘cloud’.”

Remy Jungerman, Descendants, 2013. AkoNobel Art Foundation. Foto Michiel van Kempen.

Voor Jungerman is het belangrijk dat er een podium is, want zonder dat is alles onzichtbaar. “Met mijn verdiensten hoop ik dat we straks een hele generatie krijgen die denkt: ‘Als Remy dat kan, kan ik het ook’ en daarnaar gaat streven. Dat geeft energie. Dat geeft mogelijkheden. Dat  geeft verwijzing, je kan namelijk ergens naartoe wijzen als referentiepunt. Ik kon weinig wijzen naar dingen in het verleden omdat de mensen van de Surinaamse School het podium niet gekregen hebben. Nu kan men wel naar ons wijzen, en met ons bedoel ik de andere zwarte kunstenaars die hier op het hoogste podium opereren.”

Remy Jungerman, Garden of Eden Sacrifice, 2011. Fotoprint, beschilderd papier. Galerie Ron Mandos. Foto Michiel van Kempen.

Jungerman zegt dat er in Suriname ook goede Surinaamse kunstenaars zitten die diverse uitdagingen moeten overwinnen. Zo is bijvoorbeeld de markt in Suriname klein. Verder is het voor hen lastig om zich internationaal te profileren omdat zij geen platform hebben dat Surinaamse kunstenaars naar de internationale markt brengt. “Het zouden galeries kunnen zijn die zeggen we nemen de kunstenaars mee naar grote kunstbeurzen in bijvoorbeeld Miami”, oppert hij. “Het pijnlijke is ook dat Suriname geen connectie heeft met het Zuid-Amerikaans continent. Suriname is dat soort eilandje waar er Nederlands wordt gesproken, geen Portugees of Spaans. Dat isoleert Suriname.”

De connectie met Nederland is vooralsnog een van de weinige mogelijkheden waarmee Surinaamse kunstenaars hopen iets mee te kunnen doen. Jungerman: “Marcel Pinas heeft bijvoorbeeld zichzelf internationaal geprofileerd en hij doet het goed, ook Neil Fortune, Isan Corinde en Razia Barsatie doen het goed. Er is potentie, het moet alleen verder uitgewerkt en gestimuleerd worden onder meer door de overheid.” ♦

[Tekst uit de Ware Tijd, 02/04/2022]


REMY JUNGERMAN (1959) is geboren in Moengo, Suriname, en woont en werkt in Nederland en de Verenigde Staten. Jungermans moeder was van Afrikaanse origine, zijn vader van Europese afkomst. Toen zijn vader in 2005 overleed, ging hij terug naar Suriname voor de begrafenis. Ook bezocht hij het familiealtaar van zijn moeder en nam deel aan rituelen behorend bij de voorouderverering. Zijn moeder stamt af van de Bakabusi (‘de mensen achter het bos’) ook bekend als de Brooskampers, die onder leiding van granman (opperhoofd) Broos ontsnapten aan de slavernij van de Nederlandse plantages en een eigen gemeenschap in de Surinaamse regenwouden stichtten. Besef van zijn schatplichtigheid aan de cultuur van de Marrons leidde tot Jungermans beslissing om daaraan voortaan uitdrukking te geven in zijn werk.

Bron: Stedelijk Museum Amsterdam

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter