blog | werkgroep caraïbische letteren

“Alle herinneringen wil ik bezingen’’

Frans Kapteijns bladert aan zijn tafel in het Brabantse Vlijmen in een grote grijze ordner, met daarin de eerste versies van het manuscript van zijn zojuist verschenen boekje Koning Carlos en de aardmannetjes. In het manuscript staan talloze aantekeningen, in het groen geschreven. Daarbovenop in de ordner prijken wat nieuwe gedichten die het licht nog moeten gaan zien. Terwijl hij door de papieren bladert, zie je dat het niet zomaar blaadjes voor hem zijn, het zijn Frans’ gedachten, zijn herinneringen, zijn leven.

Frans Kapteijns

Tekst en foto’s: Mineke de Vries

Een leven dat zich voor een deel afspeelde op Curaçao, maar wat de rest van zijn leven blijvend beïnvloedde. De oud-schoolleider van het Bernadette College schrijft de herinneringen aan de tropen van zich af. De Amigoe publiceerde met regelmaat al gedichten en andere bijdragen van zijn hand.

Zijn ogen verraden de wereld die zich schuil houdt binnen in hem. Het lijkt wel of zijn ogen vooral naar binnen kijken. Maar de woorden die hij schrijft, gevat in zijn vele gedichten, die zijn zijn uitlaatklep. “Als ik het schrijven niet zou hebben, zou ik me geen raad weten.” De gedichten geven een blik in zijn innerlijk. Een man vol humor en vol emoties, schrijvend over dagelijkse dingen, maar vooral ook over een verterend heimwee naar Curaçao. Wat trekt me zo aan – in dit gebied – het bruin van de mensen – het blauw van de zee – de leguaan, een pelikaan – of de van oorsprong Afrikaan – nee, dat is het niet – Dat is het niet alleen – is het de kleur – en de geur – van de keuken – ja dat is het ook – alle herinneringen – wil ik bezingen – op muziek van tumba – mazurka of wals. Het voorbije leven op Curaçao is een dagelijks gemis. Het is niet het weer wat iedereen altijd zegt, want dat hebben we in de zomer hier ook, zo vertelt hij, maar het is vooral de bewondering die hij heeft voor het gemak waarmee de mensen in de Cariben leven. “De mensen, het zijn de mensen die ik mis.”

Frans KapteynsIMG_3246 (5)

Verteller
Kapteijns is een man boordevol verhalen, zo was dat vroeger in zijn onderwijstijd, maar hij kan nog steeds een middag in de tuin zijn om het onkruid te wieden, en dan alleen maar met mensen op straat staan te praten, zegt zijn Curaçaose vrouw Orsine Kamperveen. “Mensen komen gewoon langs om zijn verhalen te horen.”
De nu 75-jarige Kapteijns uit zich geregeld in droge humor, die zo tussen de regels door verweven is, dat je soms niet weet of het ernst is of niet. Soms zachtmoedig, maar soms ook scherp. Hij neemt geen blad voor de mond, zegt waar het op aan komt. “Dat heb ik altijd gedaan, dat is de makkelijkste manier, dan weet iedereen wat je aan elkaar hebt.”
Na zijn pensionering, nu zo’n vijftien jaar geleden heeft hij het schrijven opgepakt, maar het zat er altijd al in. “Op de kweekschool en natuurlijk in mijn onderwijstijd vertelde ik altijd verhalen aan mijn leerlingen. Maar ook toen ik verliefd was, boeken heb ik vol geschreven, die liggen nu allemaal op de bodem van de Caribische Zee, die zijn niet voor vreemde ogen geschikt.” Inmiddels zijn er vier dichtbundels van zijn hand verschenen, waarvan de eerste in 2010 verscheen, de nieuwste staat eind dit jaar gepland. Hij weet de exacte datum al, zegt hij met een twinkeling: 17 november. Dat is de dag dat hij vijftig jaar getrouwd zal zijn met Orsine, een belangrijke dag die ook in zijn nieuw verschenen boek een plek heeft. Een huwelijk dat begon met een groot feest op Brakkeput Mei Mei en hen een goede tijd op Curaçao bezorgde, waar tevens hun eerste zoon werd geboren. Later in Nederland kregen ze een dochter en adopteerden ze een weeskind uit Brazilië.

Frans KapteynsIMG_3246 (4)

Ander verhaal
Al zijn dichtbundels bevatten gedichten over de dingen uit zijn directe omgeving, de tuin, de hortensia, maar ook de hond, zijn basset, maar zijn zoals gezegd vooral ook herinneringen aan de Antillen. In zijn voorlaatste dichtbundel (49 + 1) was een sprookje opgenomen, een voorbode voor het proza dat nu is verschenen, overigens ook een sprookje. Kapteijns: “Ik vond het een uitdaging om te kijken of ik dat ook zou kunnen. Het is namelijk een heel andere discipline, je moet een hele verhaallijn uitstippelen die moet kloppen. Vertellen dat kan ik wel, als ik op school begon met een verhaal, gingen de kinderen al gniffelen. Zo’n verhaal ontstaat dan gaandeweg, ook omdat kinderen je in de rede vallen, aanvullen en het verhaal dan weer een andere kant op gaat. Maar schrijven en zorgen dat alles klopt is letterlijk een ander verhaal. Bij het eerste manuscript zei de uitgever dan ook: dit is geen boek, hier kan geen kind een touw aan vastknopen.” Dat betekende schrappen en nog eens schrappen en veel herzien voor Kapteijns. “Om het een logisch geheel te maken moest ik dus van tevoren gebeurtenissen plannen. Zo’n zwangerschap van de koningin, die erin voorkomt, ja die tijdspanne moet wel een beetje kloppen met de rest van de verhaallijnen. Dat moest ik echt leren.”
Het werd een sprookje, maar er is niet echt een moraal of wijze les. Aarzelend zegt hij: “Een thema kan de liefde zijn, de onderlinge hechte band van mensen.” Het boekje is bedoeld voor de jeugd, dat is de doelgroep waarvoor Kapteijns altijd al vertelde. Een belangrijke rol is er in het verhaal voor de zogenaamde aardmannetjes, “de aso’s onder de kabouters”, die door het verhaal van de koning en koningin zijn gevlochten. Een oud-leerling van hem maakte de illustraties in het boek en ook de omslag. “Ach,” zegt Kapteijns, “het is een hobby en niet meer dan dat.” Het zou leuk zijn het boekje in het Papiaments te vertalen, vindt hij, maar dan moet het zich wel op Brakkeput afspelen in plaats van in Brabant en ja, het woord aardmannetjes, hoe vertaal je dat?

Frans KapteynsIMG_3246 (3)

Bernadette College
Kapteijns, afkomstig uit het Brabantse dorpje Sint-Michielsgestel bezocht het Beekvlietgymnasium in diezelfde plaats, destijds een seminarie waar hij intern was. “Ik heb het niet afgemaakt, dat kwam door mijn rebelse karakter, ik was veel te recalcitrant.” Na de bisschoppelijke kweekschool in Den Bosch moest hij in dienst. “En daar raak je je kapsones snel genoeg kwijt.” Vervolgens kreeg hij een baan op een experimenteerschool in Den Bosch, waar hij zijn vrouw leerde kennen die daar vanuit Curaçao met een studiebeurs stage kwam lopen. Zij moest in 1964 weer terug vanwege haar beurs en Kapteijns besloot haar achterna te gaan en wachtte op uitzending die kant op. Dat gebeurde in april 1965, het was meteen zijn eerste vliegreis. Het contract van vijf jaar waarvoor hij ging, werden uiteindelijk dertien jaar. “Het eerste half jaar was erg lastig, ik had moeite om te wennen, alles was zo vreemd. Ik wilde wel terugzwemmen naar Nederland.” Al snel sloeg het om en wilde hij van Nederland niks meer weten.
Frans en Orsine begonnen in Otrobanda, op Kortijn 9A, verhuisden later naar de Stoppelweg en een paar jaar later bouwden ze een eigen huis aan de Rooseveltweg. Enkele jaren later ruilde Kapteijns zijn baan als leerkracht op de Teresiaschool in Wishi om voor het docentschap op de Martinus Mavo, maar dat beviel hem niet erg goed. “Je moest veel te veel vakken geven, waar je eigenlijk te weinig vanaf wist: Nederlands, geschiedenis, natuurkunde. Daarna kon hij aan de slag als schoolhoofd van het Bernadette College (nu Kollegio Mgr. Ellis), tegenover landhuis Habaai, een werkplek waar hij tien jaar bleef. “De overstap deed me goed, als leerkracht blijf je toch altijd de ondergeschikte van de regeltjes. En ik blijk liever een kleine baas dan een grote knecht te zijn.”

Frans KapteynsIMG_3246 (2)

30 mei
Met weemoed vertelt hij over zijn leven op de Antillen. De belevenissen op school, het wekelijks zwemmen met de honden op Sta Cruz, maar ook het plezier in en om zijn huis. “De tuin was mijn grote hobby, met zoveel mooie bomen. Omdat het een nieuw huis was, hebben we alles zelf aangelegd. We hadden onze eigen mango’s, papaya’s, pinda’s.” Ook zette Kapteijns met een aantal anderen de Jeugd Sport Centrale op, die allerlei sportactiviteiten organiseerde voor scholen, zoals de beroemde vijfkampen in die tijd: bergbeklimmen, zwemmen, atletiek, hardlopen en de wandelmarsen door de stad. “Toentertijd mocht dat alleen op zondag vanwege de verkeersveiligheid, dat is toch onvoorstelbaar als je nu terugkijkt.”
Kapteijns voelde zich op Curaçao geen Nederlander. “Ik kon en kan me nog steeds schamen voor de manier waarop sommige Nederlanders zich gedragen daar.” Dat hij kennelijk ook niet als standaard makamba werd gezien blijkt wel uit het volgende voorval, zo zegt hij zelf. Op 30 mei 1969, de dag die de geschiedenis inging als de grote opstand onder de bevolking, klopten er opeens drie mannen aan op de deur van Kapteijns’ kantoor op school. “Er stonden drie grote, zwarte, breedgeschouderde Curaçaoënaars voor mijn neus. De opstand was in volle gang en ik dacht dat mijn laatste uren geslagen hadden, maar ze haalden me juist weg van school en brachten me veilig thuis. Het bleken de ouders te zijn van kinderen op school.”
Overigens opvallend is dat Kapteijns de opstand relativeert. “Ergens anders lijkt het altijd erger dan als je er werkelijk in zit.” Ook heeft hij nog een persoonlijke herinnering aan die avond: “Ik had meneer pastoor uit Wishi gebeld omdat ik geen whisky meer had. En die ging, ondanks de avondklok met de whisky in zijn toog op pad en had de militairen die hem wilden tegenhouden gezegd dat hij mij moest bedienen.”
Na dertien jaar Curaçao keerde Kapteijns terug naar Nederland, waar hij nog een aantal jaren als schoolleider op een basisschool werkte voor hij met pensioen ging. Zo vaak mogelijk gaat hij op vakantie naar Curaçao. “We verbleven eerst altijd bij Orsi’s moeder, maar sinds haar dood zitten we meestal in het Plaza Hotel, lekker makkelijk overal dichtbij.”

Kapteijns, een prater en verteller, maar ook een denker. Veel van die gedachten spelen zich af op Curaçao. Wie in de Cariben is geweest – en daar een tijd verbleef – die weet dat nooit de wond geneest – de wond die heimwee heet – en zit hij ‘s avonds op de bank – met boek of soms tv – dan kijkt hij in zijn eigen ik – en denkt aan overzee – in zijn ‘nieuwe’ tuin – met conifeer en linde – mist hij de tamarinde – pas heel laat – slaapt hij in – op de maat – van de passaat. Teruggaan is zijn grootste wens, maar zijn vrouw zal hem niet volgen; kinderen en kleinkinderen houden hen in Nederland. Misschien geldt datgene wat de beroemde dichter Slauerhoff zo treffend verwoordde, ook op een bepaalde manier voor Frans Kapteijns: alleen in mijn gedichten kan ik wonen.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter