blog | werkgroep caraïbische letteren

Alle geschiedenis verdient meer aandacht

door Hein Jongbloed
.
Dinsdag zeiden vier academici iets over het pleidooi van Ewald Vanvugt, in Roofstaat, voor meer aandacht voor het Nederlandse ‘slavernijverleden’ (O&D, 10 mei). Wat mij betreft verdient álle geschiedenis meer aandacht, maar ik ben dan ook historicus.

fd070b59-3cc4-4609-9b39-cc4b42236b29

Chokyosia Eiri: houtsnede van Hollandse kaptein en Japanse courtisane.

Of het slavernijverleden even prominent moet worden als de Tweede Wereldoorlog, vind ik nogal wat: 1 juli zal de slavernij 153 jaar geleden zijn afgeschaft, bij de Tweede Wereldoorlog is dat nog maar net 71 jaar. Een duidelijk andere herinnerings- en herdenkingshorizon. Waarmee ik niet propageer dat wat uit het oog raakt, ook uit ons historisch bewustzijn mag verdwijnen. En de vergelijking van slavernijverleden met Tweede Wereldoorlog in de krant van 10 mei, precies 76 jaar na het begin van ‘onze’ Tweede Wereldoorlog … hm.

download

Ik heb het boek van Vanvugt nog niet gelezen, maar op de website van de uitgever staat alvast dat ‘roof- en kruistochten in de middeleeuwen’ blijkbaar worden nagedragen aan de ‘roofstaat’ die het Koninkrijk der Nederlanden heet te zijn. Dat knarst. Er hebben indertijd vast inwoners van wat nu Nederland heet, meegedaan aan de kruistochten en andere ondaden, maar dat allemaal op de balans zetten bij het koninkrijk dat pas in 1813 ontstond, gaat wat ver. Een beter perspectief lijkt mij om roof-, kruis-, veroverings- en slaventochten levend te houden als herinnering aan de excessen waartoe ongebreideld winstbejag en/of religieuze of ideologische dwangvoorstellingen vroeger hebben geleid en als waarschuwing tegen nieuwe excessen die zullen optreden als we ons verstand (en geschiedenis) niet gebruiken.

 

screenshot_1115Als het over ‘ons’ slavernijverleden gaat, valt mij steeds de eenzijdigheid op. De meeste inwoners van dit land weten niet eens dat op het grondgebied van tegenwoordig Nederland de binnenlandse erfelijke horigheid pas formeel is afgeschaft bij de staatsregeling van 1798 – precies 65 jaar vóór de afschaffing van de (koloniale) slavernij – en dat de laatste rudimenten nog tot een eindweegs in de 19de eeuw hebben voortbestaan. Die horigheid was in de 18de eeuw weliswaar aanmerkelijk gemitigeerd in vergelijking met zijn voormoeder, de middeleeuwse lijfeigenschap, maar had nog steeds kenmerken van persoonlijke ónvrijheid. Horigheid kwam niet alleen voor op het grootgrondbezit van de elite, de adel, maar was in Overijssel zelfs ‘staatsbedrijf’. Nog verder naar het oosten bleef de lijfeigenschap tot ver in de 19de eeuw bestaan: in Saksen tot 1832, in het koninkrijk Hannover (van het Britse vorstenhuis) tot 1833.

Deze ‘binnenlandse slavernij’ is een blinde vlek, die gezien de huidskleur van de toenmalige inwoners van wat inmiddels Nederland is, ook gerust als ‘witte vlek’ kan worden aangeduid. Dat de koloniale slavernij een ‘zwarte vlek’ is, wordt – gelukkig – van tijd tot tijd opgerakeld en heeft ook een officieel gedenkteken. De horigheid op eigen bodem loopt daar flink op achter.

[Ontleend aan de website van de Volkskrant, 14 mei 2016.]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter