blog | werkgroep caraïbische letteren

Album van de Caraïbische Poëzie: Verzen over de slavernij

Van de redactie [van de Ware Tijd Literair]

Michiel van Kempen en Bert Paasman hebben een poëziebundel samengesteld, met een voorwoord van Noraly Beyer. Zij vertelt welke invloed de orale poëzie, liedjes en versjes op Curaçao van invloed zijn geweest op haar tropengevoel en dat deze, samen met de Surinaamse invloeden, haar melancholisch maken en terugvoeren naar allerlei herinneringen.
Dit prachtige koffietafelboek blinkt uit in twee aspecten: een selectie van gedichten uit het Caribisch gebied; vanaf het prille begin van literaire uitingen tot aan het heden. Daarnaast is het een feest aan kleur en een variatie aan afbeeldingen, als bloemen gestrooid tussen de tekst. 230 pagina’s aan moimoi.     

De samenstelling loopt thematisch en niet volgens chronologische volgorde, van orale literatuur en recente vondsten uit het Sranan van de achttiende eeuw tot aan moderne dichters als Radna Fabias. De verzen zijn in twaalf thema’s opgedeeld, maar ook binnen die thema’s zijn ze niet in volgorde van verschijnen opgenomen. Elk thema is voorafgegaan door een beknopte inleiding om wat historische context te schetsen. Ook de illustraties zijn met dat doel geplaatst, hoewel de keuze niet altijd even gelukkig is, zoals de ingekleurde foto (24) met een tentboot waarin ook Javanen. Of de gele vlaggen bij een bord bruine bonen (198).

Evenveel verzen als dichters, van allerlei tijden, leeftijden en etniciteit. Maar ook een grote variatie aan talen. Deels is het materiaal eerder verschenen in de bloemlezing Spiegel van de Surinaamse poëzie, en ongetwijfeld ook in verzamelbundels gericht op de eilanden. Dit is de eerste keer dat de hele voormalige West is verzameld in poëtische beelden; wat een interessant overzicht oplevert. Overigens is er ook veel nieuw materiaal. Naast overbekende, nog steeds vaak gezongen liedjes. Zelfs Birth of a new age van Jeangu Macrooy is opgenomen, ‘mi na afu sensi’. Een selectie aan werken is online te beluisteren, voorgelezen door Felix Burleson, Magda Lacroes-Felesita en Rabin Baldewsingh.

De drie samenstellers v.l.n.r. Bert Paasman, Noraly Beyer, Michiel van Kempen.

In de inleiding geven de auteurs een aanzet tot verantwoording van hun keuze. Poëzie is een persoonlijk ding; wat de ene lezer mooi vindt, spreekt de andere totaal niet aan. Voor mensen, onbekend met poëzie uit de West, is het een plezierige introductiereis. Voor ingewijden is dit boek een konfriyari van herkenning, en af en toe een gepuzzel over wat er precies gezegd wordt met die mooie woorden. Taal is ambigu. Maar is dat niet eigen aan poëzie? Missen we iets? Natuurlijk. We missen veel. Er is nooit genoeg poëzie. Op deze specifieke literaire pagina heeft de redactie een keuze gemaakt gerelateerd aan de slavernij, in verband met Emancipatie op 1 juli. Maar op andere hoogtijdagen komen we ongetwijfeld bij u terug met meer moois uit deze bundel.


Joan Wils – Ballade van de slavenhaler

Fort Zeelandia was het eind van de reis,
het schip werd daar ontladen,
de schipper becijferde per slaaf de prijs,
de supercargo moest hem raden.

Van de vijfhonderdacht waren velen dood,
het zou over de honderd belopen,
de rest stond schamel of bewust en groot
en wachtte wie hen zou kopen.

[…]

Naar Commewijne, Para, Thorarica
vertrokken de suikerheren,
hen volgden hun nieuwe slaven na,
naar Afrika was er geen keren.

En schip na schip is overgezeild
uit Dahomey, Togo en Ghana,
veel talen, culturen en afkodrei
in meer dan twee honderd jaren.

Het land nam de slaven. Zij namen het land
en sloegen er diep hun pinnen.
In lobbi Sranan. Wat uit bitterheid stamt
Groeide uit tot een sterk beminnen.

[Fragmenten, p.20]

Zeilschip op vermoedelijk de Surinamerivier met links kokosnotenplukker, 1800. Ingekleurde gravure. Uit: Kleines Magazin von Reisen zur angenehmen und belehrenden Unterhaltung der Jugend nach den neuesten deutschen und ausländischen Originalwerken bearbeitet von Schulz. Erstes Bändchen mit V Kupfertafeln. Berlin: Ochmigke dem Jüngern, 1800, Taf. I. Ook in: I.G. Stedmann’s Reisen in Surinam für die Jugend bearbeitet von M. Chr. Schulz. Neue Auflage mit V illuminirten Kupfertafeln. Berlin: in der Schüppelschen Buchhandlung, [1800], Taf. I. Coll. Buku Bibliotheca Surinamica. (Illustratie uit het Album van de Caraïbische poëzie.)

Anoniem – Een kinderliedje uit de slaventijd*

Fayasiton
no bron mi so
no bron mi so
no bron mi so!
Adyen masra Jantyi kir’suma pikin.

Gloeiende steen
brand me niet
brand me niet
brand me niet!
Alweer heeft Meester Jan een mensenkind vermoord.

P. 68. Vertaling: Michiel van Kempen

* Kanga, lied met bijbehorende dans, gebracht tijdens een wintiprei, een rituele bijeenkomst waarbij de wintigoden worden aangeroepen. Dit lied gaat erover dat slavenkinderen werden gestraft: zij moesten gloeiende stenen vastpakken wanneer zij hun kwantum koffiebonen niet hadden geplukt. Soms leidden hun verwondingen tot de dood.

Een slavin, afgeranseld door bastiaans (opzichters), terwijl de meester toekijkt. Uit: Curious Adventures of Captain Stedman, during An Expedition to Surinam, In 1773; including the Struggles of the Negroes, and the Barbarities of the Planters, Dreadful Executions, the Manner of Selling Slaves, Mutiny of Sailors, Soldiers &c. And various other Interesting Articles. London: Printed for Thomas Tegg, 111, Cheapside, z.j. Frontispice. Coll. Buku Bibliotheca Surinamica.
(Illustratie uit Album van de Caraïbische poëzie.)

Enrique Goilo – De wanhoop van een slaaf

In het woud van een zwart land
ben ik tot de jaren van verstand gekomen.
Ik had gemakkelijk een leven
zonder zorgen kunnen leiden.

Op een kwaaie dag heb ik mijn
vrijheid verloren.
Door mijn ketenen heb ik wreedheid
leren kennen.

Ik had geen water, geen voedsel,
ik was een zwarte slaaf.
Ik werd voortgesleept achter
een schaamteloze bomba.*

In het ruim heb ik geleden:
een kooi vol ellende,
een hel van ongedierte
en mensen die geen medelijden kenden.

Ik heb geen leven,
geen ziel meer.
Zou ik misschien door te vluchten
tot rust kunnen komen?

Zonder één stukje brood op mijn maag
moest ik ’s ochtends in alle vroegte
zowel onder de zon als in de regen
aan het werk met hak, houweel en ijzeren staaf.

Met vlak achter mij een bomba
met de karwats in de hand
deed die nietsdoener
mijn zuiver bloed vloeien.

In de wereld is de slaaf
een waardeloze steen.
Alleen God daarboven in de hemel
kan zijn pijn stillen.

Een karwats is de straf
voor een gebroken leven
en de honger is getuige
van mijn klagen.

Haal mij dan weg uit deze wereld,
trek mij maar mee.
Een goede slaaf die zich als
een mak schaap gedraagt is niets waard.

Die put daar … is mijn uitkomst.
Hij is mijn verlossing.
In de armen van De Dood
vergeve mij God.

Vaarwel ellendige wereld,
ik wil niet meer leven.
Niet eens de schaduw van mijn geest
wil ik naar huis zien terugkeren.


*basya/zwarte opzichter op de plantage

[Oorspronkelijke titel: Desesperacion di un catibu (Papiamentu), p. 71.]
Vertaling: Luis H. Daal

Kaart van Midden-Amerika en het Caraïbisch gebied. Kopergravure, ingekleurd. Gepubliceerd in Atlas universel, door P.G. Chanlaire and E. Mentelle, Paris [ca. 1798], 32 x 43 cm. Collectie Michiel van Kempen. (Kaart niet in het besproken boek.)

Paul François Roos – Grafschrift voor Gran Mama Quassie

Hier rust een grijsaard, die in d’omkreits van zijn leven
Aan ’t land van goed en kwaad veel blijken heeft gegeven,
Die en den neger en den woesten Indiaan,
Om zijne toverkonst steeds deed verwonderd staan!
Indien dit volk die konst naar waarde wist te roemen,
Het zou hem thans Apol in plaats van Quassie noemen.

De uit Afrika geboortige wonderdokter Quassi van Timotibo maakt een wandeling, terwijl op de achtergrond een grote wurgslang wordt opgehangen waarbij kapitein Stedman toekijkt. Aquatint, handgekleurd, van D.K. Bonatti. Uit: Giulo Ferrario, Il Costume Antico e Moderno…, l’America. Milan: uitgever onbekend, 1821, Tavole 59. Coll. Buku Bibliotheca Surinamica. (Illustratie niet in het besproken boek.)

Lied over de slavenopstand van Tula*

 (gezongen door Sheli van Kanga)

Zino papapa zinowé
neger tribi ca lanta cu blancu
zino papapa zinowé
Tula tribi ca traha papa
zino papapa zinowé
Tula tribi ta hala lechi.

[Papiamentu]

Rebelse negers stonden op
tegen de blanken
rebelse negers stonden op
tegen de blanken
Tula maakte pap klaar
Tula die koeien melkt

* Tula is de leider van de slavenopstand op Curaçao van 1795. Onder het volk vertelde men dat de slaven op de plantages de shons (de slavenmeesters) hete pap in het gezicht hadden gesmeten.

Vertaling: Paul Brenneker (p. 81)

Groep mensen voor een kas di yerba, woning met strooien dak, Bandabao (de Westkant van het eiland Curaçao), ca. 1905-1910. Rechts op het paard pater Helling. Uit: Soublette et Fils; Photography in Curaçao around 1900. Curaçao/Amsterdam: Stichting Monumentenzorg/KIT Press, 1999, nr. 84. (Illustratie uit het Album van de Caraïbische poëzie.)

Een gedicht dat erg bij het thema van deze week, ‘Slavernij’ past, is hier toegevoegd ondanks dat het niet gekozen is voor de bundel van Van Kempen en Paasman. Maar dit mogen we u niet onthouden: dit magistrale, krachtige gedicht van Eugène Rellum.

Onderschatting

Hij zei:
‘t is maar een neger
en
in zijn diepgevoelde
superioriteit,
mat hij mij
met de kleinste maat;

zijn zelf-ingenomenheid
zag niet
de lange schaduw,
die Negerschap
vooruitwerpt,

want anders
zei hij zeker:
ai, een Neger!


[de Ware Tijd Literair, 2 juli 2022]

1 Trackback/Ping

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter