blog | werkgroep caraïbische letteren

Albert Helman – Huisje op Saba

In majeur
 .
Ik heb een huisje op Saba.
                Dat wist je niet.
 
Gehurkt naast een goayaba.
                Wist jij ook niet.
 
’t Is keurig, maar wat kleintjes,
met luiken en gordijntjes.
                Dat wist je niet.
 
’t Heeft een rood zadeldakje.
Opzij staat het gemakje
en droomt er heel allenig.
                Wist je dat niet?
 
Maar ’t uitzicht is wel enig:
helblauwe zee en verder
veel schaapjes zonder herder
boven de strakke einder.
                Dat wist je niet.
 
En ook wat scheepjes zijn d’r.
De rest alleen maar rotsen
waartegen golven klotsen,
en langs die woestenijrand
ligt hier en daar wat weiland.
                Wist jij ook niet.
 
Je ziet zo ’t hele eiland –
niet groot, iets meer dan Rottum.
De hoofdplaats heet The Bottom
omdat je er af moet dalen
om brood en melk te halen.
Géén kans om te verdwalen.
                Dat wist je niet.
 
Je blijft steeds op de hoogte
bij regen en bij droogte,
leeft altijd in de stilte
bij hitte en bij kilte,
hoeft nooit je in te spannen
zoals de meeste mannen,
gaat ’s zondags wel ter kerke…
                Wist je dat niet?
 
Er valt geen draad te werken;
het zijn alleen de mieren
die vóór het huis tuinieren;
en ’t tuintje is niet bijzonder,
hoewel, dat is geen wonder:
al heeft het ook twee perken,
’t zijn witgekalkte zerken.
En ’s avonds uit de verte
lijkt ’t huisje net een derde.
                Wist jij ook niet.
 
Het is wat pietepeuterig,
maar toch erg knus en kneuterig,
een stulp om van te houen.
Maar ik voel niets voor vrouwen,
woon samen dus met Wouter…
Slechtaard! Hij ’s mijn kabouter.
Zijn vader kwam uit Elspeet
hij uit de berg bij Hell’s Gate
en is van de Sabanen
beslist de meest humane
en ook een zeer bekwame.
                Wist je dat niet?
 
We hebben ’t heerlijk samen.
Wout schrijft voor mij mijn boeken,
naait knopen aan mijn broeken
en doet ook nog de keuken,
krabt mij waar ik ’t voel jeuken…
want er zijn wel muskieten.
Ik kan dus echtgenieten.
                Dat wist je niet.
 
In die piepkleine woning
leef ik zoals een koning.
Ze heeft iets van een kerkje
dat leert: ‘O mens, beperk je,’
en preekt, met zang en toezang
één tekst: ‘Verboden toegang.’
                Wist je ook niet.
 
Je kunt heel maklijk komen
op ‘t eiland van mijn dromen,
maar moogt mijn deur niet binnen.
                Dat wist je niet.
 
Ik wil geen wijf beminnen,
nou ja, ofschoon, hoewel…
                Wist je dat niet?
 
’k Zit maar wat te verzinnen.
                Dat weet je wèl.
 
 
II. In mineur
 
Had ik een huisje op Saba?
Ik heb het nu niet meer…
Mijn Wouter is gestorven
en alles is bedorven.
Ik heb geen huisje meer,
ach, heb geen huisje meer.
 
Ik moest het wel verkopen,
wat kon ik anders doen?
Langs ’s Heren wegen lopen,
een zwerver uit de tropen,
en denken maar aan toen…
ach, denken maar aan toen.
 
Was Wouter blijven leven
– maar hij was al zo oud –
ik had mij nooit begeven
naar oorden waar het leven
zo eenzaam is, zo koud,
ach, eenzaam en zo koud.
 
Vaarwel dan, lieflijk Saba,
ik zie je nimmer meer,
behalve in gedachten,
als mijn doorwaakte nachten
vervuld zijn van weleer,
ach, vol zijn van weleer…
 
 
III. In hypo-mixolydisch
 
Ik roep al sinds de twaalfde eeuw:
‘Kabouter Wout, mijn metgezel,
waar ben je toch gebleven?
Heb jij de dood geproefd en laat
je mij zo-maar in leven?
 
Je was een fijne kameraad,
dus moet ik ’t je vergeven.
Nu woon je weer, heel hoog verheven,
achter de Helpoort in de berg,
terwijl ik hier alleen moet leven.
Het is wel erg…
 
 

[Oorspronkelijk verschenen in Sticusa Journaal. Herdrukt in Helmans Verzamelde gedichten, 1979. Opgenomen in de bloemlezing Vaar naar de vuurtoren; Eiland, Isla, Island, Eilân. Gedichten over twaalf eilanden van het Koninkrijk der Nederlanden. Samenstelling Klaas de Groot. Haarlem 2010, In de Knipscheer.]

on 15.01.2013 at 19:43
Tags: /

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter