blog | werkgroep caraïbische letteren

Albert Helman, een reizend leven

door Tessa Leuwsha

 

Hoe wordt een mens wie hij is? En hoe is het mogelijk dat iemand gedurende zijn leven zo enorm productief is? Die vragen bekropen me bij het lezen van de biografie van Albert Helman door Michiel van Kempen. Helman was niet alleen uiterst actief op literair gebied. Hij produceerde in eenzelfde tempo boeken en andere geschriften, als dat hij vrienden vergaarde en vrouwen versleet. Zijn dadendrang doet denken aan V.S. Naipaul, nog zo’n grote Caribische schrijver.

tobago-jacobson-hernandez-1979

Albert Helman (rechts) op het terras van zijn huis op Tobago in gesprek met prof. Edgar Anderson; Edward Hernandez, beheerder van het Tobago Museum, maakt aantekeningen. 1979.

 

Naipaul werd bijna dertig jaar na Helman geboren in ook een gemarginaliseerde kolonie, Trinidad. De schrijvers maken op jonge leeftijd de oversteek naar het grote Europa. Maar waar Naipaul zich in het elitaire Europa druk maakt om zijn contractarbeidersverleden van zich af te schudden, heeft Helman van dat juk geen last. Helman, geboren in 1903 onder de naam Lou Lichtveld, komt dan ook uit een vooraanstaand gezin dat gevormd is naar Europees model, zoals gebruikelijk in het Suriname van de twintigste eeuw: lichtkleurig, katholiek en met aandacht voor de fijne kunsten. Musiceren en componeren zijn hem met de paplepel ingegoten. Waar in Europa Naipauls talent wordt opgestuwd door zijn behoefte zich er te doen gelden, is Helmans gedrevenheid meer intrinsiek, uit hemzelf afkomstig. De laatste voelt zich in Nederland zelden de mindere. Naast dat verschil ademt het werk van de twee schrijvers ook een sterke overeenkomst: hun verwantschap met de koloniale samenleving. Bij Helman valt daarnaast ook een betrokkenheid op met de onderdrukte mens. Helman zet die geëngageerdheid behalve in woorden ook om in daden. Hij is actief betrokken bij zowel de Spaanse Burgeroorlog, als bij het ondergronds verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Maar wanneer de moedige kleine Indiaan beseft dat hij niet heel sterk is, wordt zijn pen zijn sterkste wapen. Helman ziet het als zijn schrijverstaak naast de kudde te lopen en tegen heilige huisjes te schoppen. Hij neemt het op tegen de dogma’s van de katholieke kerk en tegen de seksuele moraal van zijn tijd. Dat impliceert een eenzaamheid die misschien wel leidt tot nog meer boeken en tot de vele reizen die hij in zijn leven onderneemt. Hij is altijd op zoek naar ontsnapping aan de dagelijkse realiteit.

 

Helman Parijs ca. 1932

Albert Helman in Parijs, ca. 1932

Van Kempen begint zijn biografie met Misi Albertine, een oudtante van Helman en volbloed Indiaanse. Misi Albertine, in de familie ook wel Schatje genoemd, werd nog vóór de afschaffing van de slavernij als slavin verkocht, wat merkwaardig was voor een Indiaanse. Ze reisde met haar heer de wereld rond om uiteindelijk zonder hem terug te keren naar haar familie in Suriname. De tante zat geregeld met haar koto wijd uitgespreid op de keukenvloer en vertelde haar achternichtjes en neefjes over haar reizen. Ze ontmoette Eskimo’s en Schotten die een mes droegen onder hun kilts. Ook deelde ze met de kinderen Anansitori’s. De kleine Lou maakte op haar blijkbaar een ernstige indruk: ‘Kleine Meneer’, noemt ze hem. Zijn eerste eigen reiservaringen deed Helman echter op met zijn vader, die toen werkte bij het ingenieursbureau dat met de aanleg van de spoorlijn naar de goudvelden was belast. Helman zal aan een bezoek aan het binnenland sterke indrukken overhouden van de kracht van de Indianenbevolking en haar kosmische verbondenheid met hemel en aarde. Het wordt een belangrijk motief in zijn werk: de tegenstelling tussen instinctleven en verstand. De kleine Lou liep geregeld weg van huis. Mogelijk kwam dat door het venster op de wereld dat zijn oudtante hem bood en door de trips met zijn vader. Maar hij werd altijd weer door buren teruggebracht, zelfs toen hij kans zag zich in een van de treinwagons te verstoppen.

 

lou-floris-eliazer-1920

Helman (Lou Lichtveld) in 1920, 17 jaar oud, met zijn vriend Floris Eliazer in een studiodecor in Paramaribo

Dan volgt Lou’s eerste grote reis, met de familie naar Nederland vanwege het ‘koloniale verlof’ van zijn vader. Hij is dan tien jaar oud. Bij hun terugkeer naar Suriname laten zijn ouders hem op een kostschool in Roermond achter. Er heerst een sfeer van katholieke devotie en discipline. Het wordt geen gelukkige tijd. Helman is vaak ziek van heimwee. Als het de paters duidelijk is dat er bij de West-Indische jongen geen priesterroeping opwelt, wordt Helman op de boot terug naar huis gezet. Het is 1916, de Eerste Wereldoorlog, het schip zigzagt om mijnenvelden. Niemand aan boord bekommert zich om Lou. Die eenzame periode zal een eerste mentale breuk hebben ingezet met het warme tropennest dat hij bij aankomst te Paramaribo weer onveranderd aantreft. Enkele jaren later vertrekt hij opnieuw naar Nederland en vangt er zijn schrijversbestaan aan.
Maar Nederland zal hem nooit lang aan de kille polders binden. In 1925 reist hij met honderd gulden op zak naar Italië en Noord-Afrika. Helman is dan nog katholiek, hij verblijft in een abdij en legt bezoeken af aan andere schrijvers. In Rome en het Vaticaan is hij onder de indruk van de roomse pracht en praal, maar hij is er ook getuige van een fascistische optocht. Troepen van Mussolini voeren zwarte vaandels mee en marcheren met opgeheven armen. Een fanatiekeling slaat Helman zijn hoed van het hoofd. Waarschijnlijk wordt hier de kiem gelegd voor zijn afkeer van het fascisme. Ook zijn katholieke geloof zal hij niet veel later afzweren, hiermee verliest hij een goede vriend die wel met radicaal rechts sympathiseert.

 

van-pij-en-burnous

Het boekverslag van de reis die Helman en Albert Kuyle maakten naar Rome en Noord-Afrika

Helmans reizen en schrijven zullen altijd in dienst staan van elkaar. Toch maakt hij in zijn werk ook mentale reizen naar zijn geboorteland. In 1926 verschijnt Zuid-Zuid-West dat hem als schrijver op de kaart zal zetten. Het boek is geen roman, eerder een bezinksel van neergepende stemmingen en herinneringen. Zuid-Zuid-West gaat over een man die naar Europa trok en vervolgens als antropologische reisleider terugkeert naar het land waar zijn wieg stond. Het is niet moeilijk Helman hierin te herkennen. In het boek speelt het Surinaamse binnenland een belangrijke rol, het oerbos met zijn mystieke krachten.

In 1932 verruilt Helman Nederland voor Spanje. Het Iberische schiereiland biedt een toneel van wat er in de wereld gebeurt. Spanningen tussen communisten, socialisten, anarchisten en monarchisten trokken geëngageerde schrijvers van overal aan. Een minder hoogdravend argument voor de landverhuizing echter was het feit dat het leven in Spanje aanzienlijk goedkoper was dan in Nederland. Helman heeft intussen vrouw en drie kinderen te onderhouden en inkomsten vergaren met de pen stelt hem voor een voortdurende uitdaging. Spanje bezorgt de schrijver veel inspiratie, hij voelt zich er vrij, wat leidt tot een stroom aan romans, novellen en verhalen. Maar hij zal zich er ook losweken van de huwelijkse moraal. Hij ontmoet de Duitse Lili voor wie hij zijn gezin verlaat. In de jaren daarna zijn narcistische trekjes Helman niet vreemd. Zo bestookt hij vanuit Mexico, waar hij na het uitbreken van de Spaanse burgeroorlog zijn heil heeft gezocht, zijn echtgenote met dwingende adviezen. Zij, ook uit Spanje gevlucht, woont met de kinderen in Nederland in bij kennissen. In die situatie durft Helman haar om begrip te vragen voor zijn pijnlijke, maar wel zelfverkozen gemis van zijn kinderen.
Na de Tweede Wereldoorlog keert Helman terug naar Suriname en bekleedt er verschillende functies. Het land waarmee hij zijn leven lang een haat-liefde verhouding onderhoudt, zal hem nooit helemaal loslaten. Tegen het einde van zijn turbulente leven kiest de schrijver vreemd genoeg domicilie op Tobago, in geografisch opzicht misschien wel zijn grootste isolement. Op het groene maar kleine eiland gebeurt nooit wat. In zijn laatste jaren worden hem nog diverse eerbewijzen betoond. Bij zijn negentigste verjaardag richtte het Nederlands Letterkundig Museum in Den Haag een tentoonstelling over hem in. Kranten en tijdschriften besteedden aandacht aan zijn lange schrijverscarrière. En terecht.
Nu is er deze vuistdikke, boeiende biografie, het resultaat van jarenlang onderzoek. Een mooie aanleiding voor Suriname om onze grote landszoon te eren.

 

Kempen Helman biografie

Van de Redactie
De biografie die Michiel van Kempen over Albert Helman schreef, inspireerde Tessa Leuwsha en Jerry Egger om deze derde literaire pagina [7 januari 2017] over Helman te vullen. Tessa, zelf ook schrijfster, geeft aandacht aan de vele plekken wereldwijd, waar Helman voor korte of langere tijd heeft gewoond en wat hij daar uitspookte. De historicus Egger bekijkt al dat reizen van Helman met een politieke bril. Dat de redactie daarmee een punt zet achter de bespreking van dit prachtige, beeldend geschreven boek, is nog maar de vraag. Er zijn nog een aantal onderwerpen die belicht kunnen worden.
Het gedicht Zitting uit de bundel Adyosi van Albert Helman dat we hierbij plaatsen, schreef hij in 1950, maar het lijkt erop dat er sindsdien in de Surinaamse politieke arena niet veel veranderd is.

Albert Helman – Zitting

De twintig, ze praten hun keelgaten schor.
Ze horen zichzelf zo graag zwetsen.
De zes aan de tafel, ze geven geen lor
om het dazen. Ze laten ze kletsen.
Als scheurpapier krijgen ze motie na motie,
een vlieg schrikt misschien door de slag van hun vuist.
Ach, hebben ze werkelijk van één ding nog notie?
Het zestal aan tafel, het lacht zich een puist!

Ze knorren, ze brommen tot middernacht
en bouwen een toren van Babel.
Een roept: ‘Republiek!’ en een ander: ‘Man, wacht!’
Twee daar spelen Kaïn en Abel…
De zes zien het aan en wachten geduldig
tot even het helse kabaal is bedaard;
dan vragen ze: ‘Zijn wij onschuldig of schuldig?
Werd Sodom misschien niet om zes man gespaard?’

De praters, ze praten alleen voor ’t applaus,
maar zijn braaf, willen geen mens vermoorden.
Hun voer is geen vlees en geen vis, -enkel saus;
hun gevecht: slechts een steekspel van woorden!
De zes aan tafel, ze blijven kalm zitten,
ze hebben geen last van dit holle gepraat.
Al mogen de twintig ook vechten en vitten,
er volgt op hun woordenvloed toch nooit één daad.

[1950]

Albert Helman
Uit: Adyosi/Afscheid

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter