blog | werkgroep caraïbische letteren

Alaida, van plantage Groot-Marseille

door Ed Hart

Alaida werd eens gillend wakker. Trillend als een espenblad, badend in haar zweet en brabbelend in een overstaanbare taal. Vrouwen in belendende huisjes schoten gealarmeerd te hulp. Met een in een van de kappa’s gedrenkte doek legden ze een verkoelend compres op haar voorhoofd. Een van de vrouwen begon vurig te bidden. Daarna begonnen de andere hulpverleensters zachtjes te zingen terwijl Alaida’s hand werd vastgehouden. Een van de vrouwen had zich in het donker naar de kreek begeven en concentreerde zich op de waterlelie vlakbij de kreekover. Ze haalde diep, diep adem, ademde weer uit en sloot de ogen. Vervolgens voerde ze al prevelend een kort ritueeltje uit, brak een blaadje los waarmee ze terugkeerde naar de slaapplaats van de ontdane vrouw. Daar voerde ze drie maal ronddraaiend met het lelieblaadje nog een ritueel uit. En zienderogen werd de angstige vrouw weer rustig en kalm. Haar ogen vielen langzaam dicht en ze sliep als een roos tot de volgende ochtend. De welriekende geuren van het lelieblaadje hadden een magische kracht en konden een droom zoet beïnvloeden.

Later op de dag vertelde Alaida wat ze had gedroomd. Ze was terug in het verre land waar ze zich in vrijheid bewoog en zich niets herinnerde van een vervloekte slavenbestaan. Plots voelde ze zich vastgepakt en weggevoerd, waartegen ze zich krijsend, met hand en tand verzette. Nog steeds gillend was ze toen ontwaakt.
.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter