blog | werkgroep caraïbische letteren

Afscheid van de koningin gedigitaliseerd

Afscheid van de koningin, de tweede roman van Frank Martinus Arion uit 1975, is nu door de DBNL integraal digitaal beschikbaar gesteld.

Klik hier voor de digitale tekst.

Hieronder een korte beschouwing waarin Wim Rutgers aangeeft hoe anderen over de roman dachten.

Frank Martinus Arion: Afscheid van de koningin (1975)

In schrille tegenstelling tot het succes van Dubbelspel stond de twee jaar later verschenen tweede roman die het nooit tot een hedruk bracht. Afscheid van de koningin (1975) betekende een dubbel afscheid: van Nederland en het neo-koloniale economisch imperialisme én van Afrika. Een van Curaçao afkomstige voor het blad ‘Nieuw Nederland’ werkende journalist Sesa Lopes bezoekt het fictieve Afrikaase land Songo, om een verslag te schrijven naar aanleiding van het bezoek dat de Nederlandse koningin aan dat land bracht, om een revolutie te verslaan. Hij rekent met verschillende vormen van een koloniale, afhankelijk makende want niet op zelfstandigheid gerichte mentaliteit af: de Nederlandse koningin die het economisch imperialisme dient, de jonge Gadisha die zich uit armoede prostitueert, de blanke Zuidafrikaanse Naomi en de apartheidspolitiek van haar land, Clayton en de Amerikaanse veiligheidsdienst C.I.A., James Dadson die als geassimileerde zwarte zijn eigen mensen afvalt en het Westen (tezeer) bewondert, het Nederlandse vrouwtje Corry en haar Europese van het werkelijke Afrika geïsoleerd onbekommerd luxe-leventje temidden van de volksarmoede. Via James Dadson uit de verteller kritiek op de Nederlanders discriminatie in bars en door de politie: Nederland is onverdraagzaam geworden. In de persoon van de ‘orchideeënkoningin’, het gewone Hollandse mevrouwtje Prior, blijkt de tegenovergestelde houding, die van solidariteit die tot een oplossing van de uitzichtsloze armoede van de Derde Wereld leidt. Zij geeft op haar eenvoudige manier de gewone mensen in Songo economische mogelijkheden om met behulp van wat het land zelf heeft tot produktie te komen. De liefde tot een land en een medemens maakt vooruitgang mogelijk en opent de ogen voor een zuiver leven. Worden de oude cultuur en de politieke macht van het zwarte continent aanvankelijk nog benadrukt, tijdens zijn bezoek moet de Curaçaose journalist zijn houding tot de ‘Afrika-mythe’ herzien. Hij dacht thuis te zijn in Afrika, maar wordt er door de mensen zelf als een vreemdeling behandeld: de Caraïbische mens is geen Afrikaan, al kan hij zich wel solidair voelen met dat werelddeel.

 

De Nederlandse kritiek was verdeeld, Kees Fens uitte onder de titel ‘Tante Nel gaat in ontwikkelingshulp’ zijn verwondering dat iemand alles in die dikke roman woord voor woord had opgeschreven, voor hem mocht het boek de ondertitel: ‘aan lezers met moed’ gekregen hebben. Ook Rico Bulthuis’ oordeel over wat hij een ‘politiek pamflet’ noemde was negatief, maar Ab Visser vond het ondanks detailkritiek een ‘boeiend boek met een niet mis te verstane boodschap die ondanks de eenzijdigheid dubbel en dwars de moeite waard is gehoord te worden.’ De Surinamer Hugo Pos zag twee hoofdmotieven: dat van de aanpassing ‘die ons met alle mogelijke drogredenen laat dansen naar het pijpen van anderen’ én een ‘geladen onderwerp’ als ‘de sexuele verhouding van zwart en blank’. Hoewel Arion een duidelijke ontwikkeling in ideeën heeft doorgemaakt, slaagde hij er in dit tweede boek niet in om ‘Afrika van binnenuit’ te benaderen.

Jos de Roo. Foto © Michiel van Kempen

 

In de Amigoe (8 XI 75) oordeelde Jos de Roo negatief. Hij zag het ‘moederthema’ als centraal gegeven, de trits ‘God Nederland en Oranje’ als ‘moederkerk, moederland en moeder des vaderlands’, die alle drie aan de kaak werden gesteld als onwerkelijke moeders. De ‘slechte kinderen’ vormen het tegenmotief, de machthebbers als kinderen des lands, de macamba pretu die zijn afkomst verloochent, de Europese in de ex-kolonie die plotseling enkele sociale klassen omhooggevallen is. Afrika en het Caraïbisch gebied blijken aan dezelfde kwalen te lijden: het westers economisch imperialisme dat kapitalistisch en racistisch van aard is. Daartegenover staat mevrouw Prior als de ‘ware moeder’. Maar Afscheid van de koningin werd toch een saai boek door de Hildebrand-achtige ik-figuur Sesa Lopes die zich als ‘moeders mooiste’ voordoet en ‘alles wat in hem opkomt, wat hij hoort en meemaakt de moeite van het opschrijven waard vindt’.
Het eind jaren zeventig in het middelbaar onderwijs gebruikte en nog jaren daarna veel geraadpleegde Autonoom was zeer kritisch in zijn oordeel. Martinus gaf volgens de auteurs weliswaar veel encyclopedische kennis, maar weinig informatie over persoonlijke ervaringen met de Afrikaaanse bevolking, de brave ‘ik’ werkte soms irriterend met zijn woordspelingen en spitsvondigheden, het boek maakte de indruk overhaast geschreven te zijn. (Smit & Heuvel 1976: 63-65)

[uit Wim Rutgers, De brug van Paramaribo naar Willemstad. Nederlands-Caribische en Caribisch-Nederlandse literatuur 1945-2005.]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter