Afscheid van Cees Klapwijk
Op donderdag 2 november 2023 nam Cees Klapwijk als founding father van de Stichting Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL) afscheid. Die was in 1999 mede op initiatief van Cees Klapwijk opgericht. Samen met René van Stipriaan als hoofdredacteur verzorgde Cees de dagelijkse leiding van DBNL tot deze in 2015 opging in de KB, nationale bibliotheek in Den Haag. Cees bleef binnen de KB nauw betrokken bij DBNL en hij is ook nauw betrokken bij het Boekenportaal dat zich sterk maakt voor Surinaamse jeugdboeken.
In een interview blikt Cees terug op zijn jaren bij DBNL en de KB
Wanneer kwam ‘digitalisering van teksten’ je voor het eerst ter ore?
Cees: ik denk dat dat begin jaren ’90 geweest is. Toen werd er veel nagedacht over de gevolgen van het toen nog nieuwe internet voor de universiteiten en andere onderzoeksinstellingen. SURF (Samenwerkende Universitaire RekenFaciliteiten) probeerde allerlei partijen uit te dagen om nieuwe projecten te ontwikkelen op het internet. Als beleidsmedewerker van de Universiteitsbibliotheek Leiden heb ik toen een aantal voorstellen ingediend.
Eén van de kiemen voor DBNL was het idee om te experimenteren met het digitaliseren van een aantal documenten van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Dat leek mij zinnig omdat dat soort werk niet door de markt of door het buitenland zou worden opgepakt. Ter inspiratie heb ik toen ook congressen bezocht in de VS, waar men al bezig was met het digitaliseren van allerlei producten. Dus ik ben een beetje meegegroeid met die ontwikkelingen.
Is je visie op digitalisering veranderd in de loop der jaren?
In eerste instantie was ik veel bezig met het verkrijgen van hands-on ervaring met digitalisering als zodanig. Daarbij keek ik vooral naar technische aspecten als OCR-kwaliteit. De voorstellen die René en ik later zouden indienen bij de NWO dwongen ons om na te denken over het nut en de toegevoegde waarde van een digitaliseringsproject. Denk aan de behoefte van de wetenschap aan betrouwbare teksten voor corpusonderzoek.
Vanaf het begin was het wel duidelijk dat de gedigitaliseerde teksten van hoge kwaliteit moesten zijn. Het digitaliseren van teksten zoals dat bij DBNL gebeurde, verschilde daarin fundamenteel van het digitaliseren van boeken zoals dat later door Google en de KB gedaan zou worden. Daarbij lag de focus op het in bulk maken van afbeeldingen van boeken.
Ik denk dat we die keuze, tekst- of boekgeoriënteerd digitaliseren, vrij vroeg hebben gemaakt. In de wetenschap is er altijd grote waardering geweest voor de manier waarop DBNL teksten digitaliseerde en ontsloot. Ook uit overleggen met uitgevers bleek dat ze een voorkeur hadden voor tekstgeoriënteerd digitaliseren. Per saldo is er dus niet zo heel veel veranderd in hoe ik denk over de te volgen digitaliseringsmethodiek.
Zijn er hoogtepunten in je digitaliseringscarrière?
Ik ben erg blij dat anno 2023 DBNL alive and kicking is en dat veel mensen binnen en buiten Nederland daar gebruik van maken. Het is een vaste waarde in de dienstenportfolio van de KB geworden en in het meerjarenbeleid van de Taalunie. Het voelt niet als iets waar ik persoonlijk trots op kan zijn, maar ik vind het wel mooi dat ik er een substantiële bijdrage aan heb kunnen leveren.
Daarnaast wijs ik graag op literatuurgeschiedenis.org. Dat is een heel mooi project dat we samen met het onderzoeksprogramma Nederlandse Literatuur en Cultuur in de Middeleeuwen van Frits van Oostrom hebben gemaakt. In eerste aanleg ging dat over de middeleeuwen, maar het is in de loop der jaren flink uitgebreid, en het heeft de laatste jaren mooie en zinvolle updates gekregen [met ook een hele reeks teksten over Caraïbische literatuur – red. CU].
DBNL is een heel wezenlijk deel van mijn loopbaan geweest.
Is er van alle titels die je ooit hebt geselecteerd, voor jou een parel uit DBNL?
Voor mij is een parel uit DBNL de Basisbibliotheek. Ik vond dat ook één van de leukere projecten die we hebben gedaan, om naast de teksten van de literaire canon ook een collectie teksten uit de hele breedte van de Nederlandse cultuurgeschiedenis te kunnen ontsluiten. De selectie varieert van de memoires van drie Vlaamse premiers tot een boekje over thuisbevallen van Beatrijs Smulders. Via de Basisbibliotheek kun je echt de Nederlandse literatuur én cultuur leren kennen.
Ik maak me er nog weleens vrolijk over dat de commissie die de selectie moest opstellen niet aan de duizend titels kwam. Daardoor konden René en ik er een paar bij verzinnen, zoals Turkenburg’s handboekje voor het kweeken van groenten in den vrijen grond. Achteraf helemaal niet zo’n slechte keuze, want het is een hit.
Waar denk je verder met plezier aan terug?
Een gedenkwaardig moment is dat ik samen met Marc van Oostendorp (ook nauw betroken bij de oprichting van DBNL) aan toenmalig staatssecretaris Rick van der Ploeg voor Cultuur en Media moest gaan uitleggen waarom het belangrijk was dat de overheid geld zou gaan besteden aan digitalisering. Toen was de teneur een beetje dat het internet hip en grassroots was en dat alles wel spontaan zou verschijnen (denk aan Project Laurens Jz. Coster, een digitale bibliotheek van Van Oostendorp). Daarom hadden de medewerkers van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bedacht dat wij maar eensgezind aan Van der Ploeg moesten komen uitleggen dat het juist wel belangrijk was dat de overheid hier ook in investeerde.
Eigenlijk verdient Marc veel meer een standbeeld dan Laurens Jz. Coster.
Ik vind het ook mooi dat het succes van DBNL vele vaders en moeders heeft. Ik denk dat snel wordt vergeten dat juist de bureauredacteuren en ontwikkelaars al die jaren hebben gezorgd voor continuïteit en kwaliteit. Ook de bestuursleden hebben zich ingespannen om DBNL eerst van de grond en later door alle bestuurlijke perikelen heen te krijgen.
Hoe ga je je werk los kunnen laten nu je met pensioen gaat?
Ik ga in ieder geval proberen iets nuttigs te blijven doen met mijn ervaring, zoals voor het Boekenportaal Suriname. Zo ben ik bezig met het schrijven van een projectvoorstel voor het Cultuurfonds. Ook willen we het Boekenportaal aansluiten op het Centraal Boekhuis en een boekhandel in Paramaribo. Er lopen verder nog allerlei kleine projectjes in Suriname waarbij ik betrokken ben en waarbij ik mensen wegwijs kan maken in de bibliotheekwereld.
Ik zit ook nog in de bibliotheekcommissie van het Zuid-Afrikahuis, dus ik denk nog wel na over het digitaliseren van Zuid-Afrikaanse literatuur. Ik ben aan het onderzoeken of het haalbaar zou zijn om in Zuid-Afrika de DBNL-software en zoekfunctie te gebruiken voor het opzetten van een dienst voor de Afrikaanse talen.
Verder is het wel een goede vraag hoe je kunt onthechten. Ik probeer te voorkomen dat ik nog veel werkgerelateerde dingen oppak. Schilderen achter de ezel is voor mij een goede manier om te onthechten, en om een nieuwe leercurve in te gaan. Ik wandel graag, samen met mijn vrouw, langeafstandspaden. En ik heb natuurlijk ook nog kinderen en kleinkinderen om leuke dingen mee te doen.
De lieve collega’s bij de KB ga ik natuurlijk wel missen.
Opgetekend door Charlotte van Putten en Jos Vos.
Zie voor een gedetailleerde geschiedenis van DBNL: Ton van Kalmthout, ‘Nieuwe horizonten voor taal- en letterkundigen. De beginjaren 1999-2014 van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren’ in: Vooys 37.3 (2019), 30-45 (ook online beschikbaar).
[Interview ontleend aan de DBNL.]