blog | werkgroep caraïbische letteren

Afschaffing van de pijnbank – Leren van geschiedenis 53

door Hilde Neus

In de hedendaagse rechtspraak geld dat een verdachte onschuldig totdat het bewijs is geleverd dat hij de misdaad heeft begaan. De bewijslast ligt dus bij degene die beschuldigt. Als tussenfiguur fungeert de politie, die de zaak moet onderzoeken en het bewijs moet leveren. Het Openbaar Ministerie daagt de dader dan voor het gerecht en de rechter beslist uiteindelijk of er sprake is van schuld of niet. De beschuldigde laat zich vertegenwoordigen door een advocaat, omdat die alle kneepjes van het vak kent, en zelfs iemand vrij kan krijgen vanwege vormfouten. Dat is, als er ergens in de rechtsgang, van in hechtenis nemen tot aan het verschijnen voor de groene tafel, iets is misgegaan. Zelfs als het zonneklaar is, dat de beschuldigde het wel heeft gedaan. Vroeger liepen die zaken iets anders. Er werd zelfs foltering gebruikt om bekentenissen af te dwingen.

Proefschrift over de rechtspraak in Suriname, 1857

Het titelblad van het proefschrift van C.J. Heijlidij

In de Harvard bibliotheek is een opmerkelijke uitgave gedeponeerd: Verhandeling over de vroegere en hedendaagsche strafregtspleging in Suriname. Op het Latijnse titelblad is ‘Surinamensis’ toegevoegd aan de naam van de promovendus, C.J. Heijlidij. Wat betekende dat hij afkomstig was uit Suriname. Deze man heeft een vrolijke, edoch curieuze naam. Het zou mij niet verbazen als hij een afstammeling is van gemanumitteerde voorouders, die bij het vrijkopen vernoemd zijn naar Holliday of Halliday. Cornelis Johannes (Paramaribo, 15 juli 1833-18 november 1912) was jurist en politicus. Hij studeerde aan de Hogeschool te Utrecht. Terug in de kolonie schreef hij zich in als praktizijn. Vanaf 1868 was hij lid van de Koloniale Staten. In 1869 werd Heijlidij griffier bij het Hof van Justitie en in 1875 lid. Vanaf 1903 tot 1911 vervulde hij de functie van president van het Hof. Zijn academisch proefschrift is om verschillende redenen interessant. Wanneer de titel nauwkeurig wordt ingetypt op ‘Google boeken’ kan de geïnteresseerde het lezen.

Bekentenis door foltering

Heijlidij legt het verschil uit tussen een ordinair en extraordinair  proces. Een ordinair (gewoon of accusitorisch) proces vond plaats wanneer de dader meteen bekende, of wanneer de feiten zo duidelijk waren omdat er bijvoorbeeld getuigen waren. Maar wanneer de verdachte halsstarrig ontkende, lag het bij de aanklager om het bewijs van de misdaad aan te leveren. Het verhoor vormde binnen de geheime rechtspleging het voornaamste onderdeel van het extraordinair proces, waarbij werd gestreefd naar een bekentenis (inquisitorisch). Deze kon worden verkregen door verhoor, confrontatie óf de pijnbank (wanneer het een lijfstraffelijke misdaad betrof). 

In Frankrijk was als gevolg van de revolutie (omwenteling) in 1789 de foltering afgeschaft, waarna de wetgeving (art. 36 van de Constitutie van 23 april 1798) in Nederland ook volgde. In Suriname is dit echter nog veel langer doorgegaan en gold ‘indien de zaak ongetwijfelijke lijfstraf medebrengt’, dus procedeerde men extraordinair. Waarna bij ‘dadelijke aantasting ende gevangenis, ende werd de misdadiger gehoort, en op desselfs bekendtenis die hem des wegende op de bewijzen met pijnigen werd afgeperst ende uytgehaald, sonder verder figuur van proces, regt gedaan.’ 

Het Hof van Justitie, met derde van links Mr. Heijlidij

Geen hoger beroep

Over het algemeen werd in Suriname extraordinair geprocedeerd. Hierdoor werd de veroordeelde een onbetwistbare bevoegdheid ontzegd, namelijk dat men geen hoger beroep kon aantekenen. Een verordening van maart 1836 van het Hof van Justitie in Nederland aan de hoogste rechtbank in Suriname bracht weinig verandering in de dagelijkse praktijken. De  procesvormen hadden tot gevolg dat de rechter zich niet bevoegd kon verklaren bij hoger beroep, waardoor de veiligheid van persoon en de onschendbaarheid van eigendom niet was verzekerd. Heijlidij beargumenteerde dat dit erg in het nadeel was van een verdachte.

Al in 1758 werd J.C. Heijne op 30 mei gedetineerd in Fort Zeelandia omdat hij een slaaf van mevrouw Benelle met een stuk hout tegen het hoofd had geslagen. Hiervan was dhr. Claire getuige. Op 3 juni diende Heijne een verzoek in bij het Hof tot een ‘ordinair’ proces. In dit geval was er geen schuldvraag omdat er een getuige was en het dus duidelijk was wie de dader was en wat hij had gedaan. Heijne hoefde dus niet op de pijnbank, en hij werd op 24 juli weer vrijgelaten.

Opvallend is dat in Nederland het bekennen onder tortuur veel eerder is gestopt dan in Suriname en lijfstraffen niet meer werden uitgedeeld. Om dit te illustreren heeft Heijlidij in zijn proefschrift het gehele vonnis tegen Codjo, mentor en Present (en anderen) opgenomen. Alleen daarvoor al is dit een belangrijke bron. 

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter