Afgesneden oren – Leren van geschiedenis 127
door Hilde Neus
De roep om zwaardere straffen doet zich tegenwoordig gelden, vooral als er geweld wordt gepleegd tijdens bijvoorbeeld roofovervallen. Vroeger kreeg men daarvoor zware straffen opgelegd, en dat gold voor zowel blanke daders als zwarten of gekleurden. Ook matrozen werden terechtgesteld bij ernstige vergrijpen. Soms werden mensen verbannen, als het Hof van mening was dat zij niet in de kolonie thuishoorden en een gevaar vormden voor anderen, fysiek of moraal.
Ook de straf om ‘te kijk te staan’ werd regelmatig opgelegd: je werd dan ten overstaan van de gehele gemeenschap aan de schandpaal genageld. De Spaanse bok kon openbaar worden uitgevoerd, niet beperkt tot de beschutte omgeving van Fort Zeelandia. Dan werd het slachtoffer langs vier hoeken geleid, of soms zelfs langs zeven.
Bezoek aan plantages
Wat er in de stad gebeurde was veel meer zichtbaar dan het dagelijkse leven op plantages, zeker in de afgelegen gronden. Af en toe blijkt er een glimp uit verslagen van bezoeken door buitenstaanders. In september 1743 bezocht gouverneur Mauricius met zijn gezin verschillende plantages in de boven-divisies, tot aan Fort Sommelsdijk. Dit gaf hem gelegenheid om de behandeling van slaven te evalueren. De planter Pichot trachtte anderen middels een brief te mobiliseren omdat de negers tegen hem wilden rebelleren. De planters werden gewaarschuwd dat hij zich wel vaker misdroeg op plantage Vlucht en Trouw. Toen zij de ware reden van de onvrede vernamen, waarschuwden ze de gouverneur. Pichot had een negerin die hij bij zich wilde hebben zwaar laten straffen toen zij weigerde. Hij had het onbehagen onder zijn slavenmacht zelf veroorzaakt. ‘Slechte directie is doorgaans de bron van alle kwaad op de plantages’, schreef Mauricius. Pichot was een van de Cabalen, en werd dus vaker als een wrede man beschreven.
Grietje en vergif
Op woensdag 22 december 1745 rapporteerde de heer Pichot aan het Hof dat zijn schoonbroer Freher de negerin Grietje had aangebracht vanwege meerdere gevallen van vergiftiging – ook van blanken. Zij ontkende halsstarrig en had zich door ‘andere omwegen weten te onschuldigen’ zodat de Fiskaal geen eis tegen haar kon vorderen. Toch bleef de eigenaar vele verdenkingen tegen haar uiten en hij wilde haar niet langer op zijn plantages toelaten. Vanwege landsbelang vroeg Pichot of zij toch kon worden gestraft, zoals het Hof beliefde. De ‘presumpties’ werden als dusdanig ernstig beoordeeld, dat de negerin Grietje werd veroordeeld om in het fort de oren te worden afgesneden en om het ‘quaad beeter te ontdecken, off de dusdanige slaaven daar voor een afschrik te doen krijgen’, haar leven lang verbannen te worden om gekluisterd aan de ketting afgezonderd van anderen te werken.
Er was hier dus geen sluitend bewijs tegen Grietje, maar ondanks dat werd zij zwaar gestraft – in het openbaar – om anderen te waarschuwen geen andere mensen te vergiftigen.
Dit was een groot probleem, want in elk huis in de stad, en op elke plantage, leefden plantersfamilies in nabijheid van hun slaven, en was er noodzaak om een bepaalde graad van vertrouwen toe te laten. Vergiftiging lag altijd op de loer, en kon middels allerlei etenswaren worden toegediend.
Bloedige verwondingen
Naast lijfstraffen kon het vonnis bestaan uit verbanning. De negerin Seraphina van Mon Plaisir werd vanwege gifgebruik buiten het land verkocht. Het aantal gifzaken steeg in het begin van de jaren 1730 van 17, naar 42 tussen 1740-45. In 1742 bekende Baron dat hij zijn meesteres had vergiftigd met kruiden, met de bedoeling haar ‘af te koelen’ en verdere bestraffing te voorkomen. Zij overleefde het niet. Waarom slaven er uiteindelijk toe overgingen om hun meester(es) te vergiftigen en daarmee werd afgeweken van heimelijk en geweldloos verzet, vraagt nader onderzoek. De zware straffen golden zeker als voorbeeld voor anderen, want het aantal vergiftigingen liep sterk terug.
Naar aanleiding van lijfstraffen als veroordeling werd voorgesteld om voortaan een chirurgijn bij het afsnijden van lichaamsdelen (zoals de tong) aanwezig te laten zijn, want er was geen scherprechter ‘die de vereyschte middelen so ter stelping van het bloed, als verders de wonden te geneesen’, en de ‘swarte ordinaire beul daartoe niet capabel is, en de patiënten op de executieplaats seekerlijk sullen doodbloeden’. Om dit doodbloeden te voorkomen verordonneerde het Hof dat er bij het afsnijden van ledematen voortaan een arts aanwezig moest zijn. Het kwam voor dat een slaaf die herhaaldelijk wegliep een been afgezet werd, een oor of neus afgesneden, of de achillespees doorgesneden werd.
Dan zijn de straffen van nu heel wat milder.