Ado Broodboom: trompettist met Surinaamse roots
door Jerry Dewnarain
Uitgeverij In de Knipscheer heeft wederom een boek, Ado Broodboom Trompet, uitgebracht waarin muziek een belangrijke rol in het leven van de mens speelt of heeft gespeeld. Behalve dit boek heeft zij ook nog recentelijk uitgegeven 40 jaar Surinaamse muziek in Nederland, Harmanized en Mijn God mijn God waarom heb ik u verlaten. Het zijn elk prachtige boeken die gaan over het leven van muzikanten met Surinaamse roots, hoe muziek een rol in hun leven heeft gespeeld. De auteurs geven eveneens hun visie over onderwerpen die ons in het dagelijks leven bezighouden. Alle vier boeken hebben ook hun eigen cd met opnames van de muzikanten. De cd’s geven de boeken een extra meerwaarde, want de nummers verklappen de stijl en/of muzieksmaak van elk van de muzikanten.
Het boek van en over Broodboom bevat vijftien nummers plus vier bonustracks. Het boek in het kort: Ado Broodboom studeert in 1941 af aan het Conservatorium van Amsterdam, waar hij klassieke trompetlessen heeft gevolgd bij Marinus Komst. Pas na de oorlog kan hij zijn kennis en kunde in praktijk omzetten. In de jaren vijftig en zestig is hij dé Nederlandse jazztrompettist, als ster-solist bij de Ramblers en medeoprichter van Boy’s Big Band. Hij maakt platen met Amerikaanse grootheden zoals Herbie Mann en Lucky Thompson. Met combo’s en big bands toert hij vanaf de bevrijding tot in de jaren zeventig door Europa en daarbuiten: van Zweden tot Tanger en van Zwitserland tot de Carnegie Hall in New York. Samen met journalist en jazzkenner Bert Vuijsje ‘componeerde’ hij een biografie in de ik-vorm. Een leven, met sjeu, in spreektaal verteld. Het rijk geïllustreerde boek gaat vergezeld van een cd met muzikale hoogtepunten.
De naam Broodboom is geen onbekende naam in Suriname. Er is zelfs een straatnaam, de Broodboomstraat. Of deze naam te maken heeft met de vrucht broodboom of dat deze straat vernoemd is naar de familie Broodboom heb ik niet zo snel kunnen achterhalen [de straat is nabij de Fayalobistraat, de Vergeetmijnietstraat, de Viooltjesstraat enz. – red. CU]. Ado Georg Broodboom is geboren op 14 november 1922 uit een Nederlandse moeder, Alida Geertruida Jacoba Daudeij, en een Surinaamse vader, Zebedeüs Broodboom. Thuis werd het kind verwend. Maar op school werd het gepest. ‘Ik kwam altijd huilend thuis, omdat ik door die lagereschooljongetjes uit Amsterdam-Noord werd uitgescholden met het afschuwelijkste woord dat er bestaat, ik kan het nauwelijks over mijn lippen krijgen. Ik werd ‘neger’ genoemd. En dat vind ik een vreselijk woord, nu nog. Het was bedoeld om je uit te schelden, om je te kwetsen. Dat hoor je aan de klank, hoe het gezegd wordt.’ (p. 8) Dit is een voorbeeld van een mening van een muzikant over het ‘n-woord’. Het is fijn om te weten hoe ook muzikanten denken over bepaalde onderwerpen, zoals ik dat eerder aangaf in de eerste alinea, juist muzikanten die overal naartoe gaan en met allerlei mensen en culturen in aanraking komen.
Zo stelt Broodboom dat zijn vader volledig werd geaccepteerd in de familie van zijn moeder in Amsterdam. Dit is ook fijn om te weten, want onlangs besprak ik het boek van Kirkels (Kinderen van zwarte bevrijders) over zwarte kinderen in Limburg verwekt door zwarte Amerikaanse soldaten in de Tweede Wereldoorlog en de nakomelingen werden ook gediscrimineerd in Limburg. De kinderen hadden een donkere huid en kroeshaar; velen werden opgenomen in internaten. Een ander weetje is dat de vader van Ado, Zebedeüs Broodboom, in 1871 in Commetewane werd geboren. De Commetewane is een kreek die uitkomt in de Commewijnerivier. Zijn vader heette Adonis Broodboom. Hij was van 1845 en nog slaaf geweest. In de slaventijd, dus vóór 1863, had hij eigenlijk Amour geheten. Zebedeüs Broodboom stierf in 1925, toen Ado nog maar twee was. Hij heeft geen herinneringen aan hem, alleen de foto’s in de boeken. ‘Dan zie ik hoe mijn vader eruitziet. Ik heb gewoon een Hollandse gedachtegang gehad. Daarom zeg ik altijd dat ik ben opgegroeid met Ligakoeken en klompen.’ (p. 11)
Nadat de moeder van Ado weduwe was geworden, verhuisde hij met zijn moeder naar Amsterdam-Noord. In die tijd is Ado met muziek begonnen. Hij was toen een jaar of zes. Hij kreeg een mondharmonica van zijn moeder. ‘Ik kon er meteen op spelen, ik denk dat je dat vanuit de wieg hebt meegekregen, een natuurtalent (p. 13). Ik had een ontzettend goed muzikaal geheugen. Als ik één keer iets had gehoord, bleef dat erin zitten.’ (p. 17) Later kwam de accordeon en veel later raakte hij in de ban van jazzmuziek. Hierbij was dus de trompet een belangrijk muziekinstrument: Ado Broodboom was overal met zijn trompet. Hij kreeg les van Marinus Komst, een fenomenale trompettist van het Tuschinski Theater Orkest. Vanaf 1938 kreeg Ado vijf jaar les van Komst, eerst privéles, later ging hij naar de muziekschool en het conservatorium. ‘Ik weet nog precies het examenstuk dat ik gespeeld heb: het trompetconcert van Haydn, begeleid door Martinus Komst op piano. Ik begrijp niet dat ik dat ooit heb kunnen spelen.’ (p. 21)
Ado heeft ook muziek gemaakt met enkele andere Surinaamse muzikanten zoals Lou Holtuin en Kid Dynamite. Volgens Ado was Lou Holtuin de best geklede Surinaamse drummer, maar spelen kon hij niet. Iedere vrouw gaf hij een handkus, hij was geliefd bij hen. ‘Kid Dynamite en Holtuin hadden hun eigen taaltje, waar zelfs Surinamers niks van konden verstaan. Het was geen taki taki, zoals het Surinaams in die tijd werd genoemd, maar iets van bosnegers of zo.’ (p. 75) In de beroemde jazzclub de ‘Casablanca’ in Amsterdam sloten ze zich af van de nieuwelingen die pas uit Suriname naar Nederland waren gekomen en die taki taki spraken. Zij voelden zich beter dan de nieuwelingen, omdat ze al zoveel jaar in Nederland waren. ‘In hun ogen was ik helemaal geen Surinamer. Dat bleef onuitgesproken, maar ik voelde mij wel buitengesloten, ik verstond zelfs geen woord van het taki taki. De taal interesseerde me eigenlijk ook niet. Ik heb nooit moeite gedaan om daar een paar woorden van te leren spreken. Ik zat tussen twee werelden (p.75) Bovendien leefde vooral Kid Dynamite in zijn eigen wereld waarin hij weinig mensen toeliet. Hij geloofde in winti en Holtuin ook. Daar spraken ze openlijk over. Daar wist ik helemaal niks van af en ik heb me daartegen afgezet…ik geloofde er geen bal van.’ (p.74)
In 1942 ging Ado definitief het muzikantenvak in. Het orkest kwam uit Leiden en heette oorspronkelijk de Micro Rhythm Club. De leider was Louis van der Steen, die bas speelde. Tijdens de oorlog speelde dit orkest ook voor de SS. ‘Ik heb eens meegemaakt dat een Duitse SS’er tegen ons riep: “Nun spielen Sie nur Jazz!” We moesten van hem Schwarzer Panther spelen, wisten wij veel wat hij bedoelde. Maar hij bedoelde de Tiger Rag. Die titel was verboden en daarom waren de muzikanten in Duitsland dat nummer Schwarzer Panther gaan noemen.’ In 1943 zocht het orkest een nieuwe zangeres. Het werd Melly Sudy. Ze was oorspronkelijk danseres, maar ze zong al en ik zou haar op weg helpen. Dat is dus gelukt. Sindsdien zijn we bij elkaar gebleven, tot ze in november 2012 is overleden. 69 jaar bij elkaar, zeg ik tegen iedereen, tegenwoordig is het 69 dagen,’ (p. 36)
Op de kroningsdag van Beatrix, 30 april 1980, is Ado Broodboom gestopt met spelen. Hij was 57 en hij was op. ‘Ik had geen plezier meer in musiceren, maar het was vooral de afgang van de embouchure (de techniek, waarmee een blaasinstrument met de lippen wordt bespeeld, red). Ik had van mijn oude leraar Marinus Komst geleerd dat je non pressure moest spelen, zodat je je lipspiertjes spaart. Maar door wat ik mijn leven lang allemaal in de studio’s heb gespeeld, heb ik mezelf toch overblazen.’ (p.146) Intussen is Ado Broodboom over de negentig. Hij mist het spelen niet, maar wel de muzikantenverhalen. De hele sfeer van het muzikantenleven, hoofdzakelijk in de kroeg, verhalen vertellen in café ‘de Jonge Haan’. Dat jazzmuzikanten zulke goede verhalenvertellers zijn, heeft te maken met de creativiteit van het vak, met improvisatie. Een verhaal wordt pas echt interessant door de fantasie. ‘En dat is wat ik mis!’ (p.147)
Ado Broodboom & Bert Vuijsje, Ado Broodboom Trompet. Met cd Ado’s oeuvre. In de Knipscheer: Haarlem. 2017. ISBN 978 90 6265 949 4