Aan de Surinaamse grachten: een wereld van contrasten
door Alice Boots
Nog tot 2 maart 2020 is in het koetshuis van Museum van Loon op de Keizersgracht 627 in Amsterdam de tentoonstelling Aan de Surinaamse Grachten te zien. Het mooie begeleidende boek (uitgeverij WBOOKS) blijft te koop.

Het koetshuis ligt achter in de tuin van het grachtenhuis. Dat pand, met zijn monumentale trappenhuis, is interessant als behuizing van een rijke bankiersfamilie aan het eind van de negentiende eeuw, maar dat is niet waarom men zich nu naar de Keizersgracht zou moeten begeven.
De familie Van Loon ontleende zijn al eerder verworven rijkdom onder meer aan de opbrengsten van plantages in Suriname en dus aan uitbuiting en behandeling van tot slaaf gemaakten. Tot op heden was alleen het rijke woonhuis als museum te bezichtigen, maar men vond het hoog tijd om nu ook de “achterkant” van het verhaal te laten zien.

De tentoonstelling focust met portretten, foto’s, tekeningen en documenten op twee families. Uiteraard de familie van Loon, van wie de nazaten nog steeds wonen in het pand op de Keizersgracht. Voorvader Jan van Loon werd in 1728 bewindhebber van de West-Indische Compagnie en in 1738 directeur van de Sociëteit van Suriname. Later had de familie aandelen in de onderneming van de familie van de Poll. Deze familie leende geld aan plantage-eigenaren in Suriname en had er ook zelf enkele plantages.
Hoe de investeringen in Amsterdam en de bedrijfsvoering in Suriname in zijn werk gingen wordt beschreven in het zeer lezenswaardige boek dat bij de tentoonstelling is verschenen. Een aanrader! Duidelijk wordt dat het volstrekt een handel op papier betrof. Geen van de investeerders/eigenaren is ooit in Suriname geweest, geen van hen heeft ooit enige voeling gehad in wat daar gebeurde. In Suriname werden de zaken geregeld door een directeur ter plaatse. Het ging de investeerders zuiver om winst. Toen de afschaffing van de slavernij zich aankondigde, besloten ze meteen hun plantages te verkopen.

De tentoonstelling is er een van contrasten. Want tegenover de omvangrijke documentatie over de eigenaren/investeerders staat de schamele documentatie over de tot slaaf gemaakten op de plantages. Toch bleef ik langer kijken naar het register waarin de “inventaris” aan slaven werd beschreven dan naar de portretten van de eigenaren/investeerders, die op een standaard-manier hun status moesten uitdrukken. En ook is daar dat ene zwaar beschadigde, maar toch prachtige portretje van een echtpaar dat elkaar op een van de plantages van de familie van de Poll had leren kennen.
Het slotstuk van de tentoonstelling wordt gevormd video’s. Enkele nazaten van de vroegere investeerders/eigenaren gaan in gesprek met de nazaten van slaven van die plantages. Het is een lofwaardige poging om heden en verleden te verbinden en wat mij betreft hadden die gesprekken veel langer mogen duren. Uitgangspunt is het zogeheten “gedeelde verleden” maar in die gesprekken komt wederom een wereld van verschil tussen de twee groepjes naar voren: in klasse, in opleiding, in gevoel van eigenwaarde, en vooral in de manier waarop zij aankijken tegen het verleden en hoe dat nu nog in hun leven doorwerkt.