blog | werkgroep caraïbische letteren

We hebben 7 zoekresultaten voor je gevonden.

Mode, cocktails en netwerken op Fashion Friday

Op vrijdag 29 maart vindt in Torarica in Paramaribo de vijfde Fashion Friday plaats. Een terugblik op wat er eerder gebeurde.
door Bonnie van Leeuwaarde
Paramaribo – Gespierde mannen in fleurig ondergoed, cocktails, happy hours en fashionminded people: een beproefd concept voor een gezellige avond in de Edge Bar van Torarica. Op de eerste Fashion Friday van 2013 was het korte, maar hevige hoogtepunt de boxershortcollectie van Janny Bansia. Felblauwe, groene en Valentine-rode boxers met bloemen of vlinders trokken voorbij aan giechelende vrouwen, die nipten aan hun cocktail en lurkten aan een lollipop.
De Fashion Friday’s zijn bedoeld om de Edge Bar te promoten, vertelt Jermain Tjin-A-Koeng, organisator van het fashion event. “De Edge Bar moet het café worden voor modebewust Suriname. De Fashion Friday is ook een netwerkavond voor fotografen en modellen; zo kunnen ze met elkaar in contact komen.” Ook werden vier nieuwe, fruitige cocktails geïntroduceerd: Cranberry Cosmopolitan, Strawberry Daiquiri, Redberries Margaritas en Pommerak Margaritas.
De Fashion Friday bereikt zijn doel al aardig; de Edge Bar was vrijdagavond al bijna te klein voor de gasten en modellen, die tussen het publiek doorliepen. Tjin-A-Koeng: “Zonder dat we reclame maken, komen er steeds meer mensen op af. Misschien moeten we de modeshow uitbreiden naar buiten, naar het zwembad.”
Talent
Opkomend talent krijgt de kans om zijn collectie te showen. Zoals de op maat gemaakte ondermode van modeontwerpster Janny Bansia van atelier De Kus, de sieradencollectie van Grace Beads Secrets, gemaakt van zaden, kralen en klei en de oh zo sexy jurkjes van Copelli.
De vijfde Fashion Friday, en alweer de tweede voor dit jaar, vindt plaats op 29 maart. De collectie kan uit van alles bestaan. “Er is nu een hype gecreëerd en wij gaan die avond invullen. Het moet een heel gezellige avond zijn waarbij ondernemingen, opkomend talent en fashionistas elkaar ontmoeten.”
[naar de Ware Tijd, 11/02/2013]

Allemaal boekjes, allemaal schrijvers

door Bonnie van Leeuwaarde

Muizen, okertjes, monsters, rupsjes en spaarzame meisjes en ondernemende jongens zijn de nieuwste kindervriendjes. Ze spelen de hoofdrollen in de boeken die werden gepresenteerd tijdens het dertiende Kinderboekenfestival. Dat het gaat om leesplezier, maar ook om spelenderwijs meer leren, dat hebben deze schrijvers goed begrepen.

De Stichting Projecten Christelijk Onderwijs Suriname organiseert vanaf 1999 het Kinderboekenfestival. Het doel is om het lezen te bevorderen. De stichting geeft ook boeken uit. Door de jaren heen zijn er al minstens dertig uitgegeven.

Titel: Familie Oker en de monsters
Gaat over: De familie oker – papa, mama, oma, Blauwe Mien en Rode Sien- wordt opgegeten. Door welk monster?
Doelgroep: Vanaf drie jaar
De schrijfster: Ans Engel (59) bedacht het verhaaltje, maakte de poppen van gedroogde okers en ander natuurmateriaal en maakte er foto’s van.
Hoeveelste boek: Eerste
Uitgegeven door: Stichting Lezen
Illustraties: Stanny Handigman

Hoewel Ans Engel al heel wat jaren met kinderen werkt -ze leest wekelijks voor, is lid van Stichting Lezen, is begeleider op de Nola Hatterman Art Academy en is als decorateur betrokken geweest bij boekjes van anderen – kwam haar eerste boekje dit jaar pas uit. Het idee onstond vijf jaar geleden, in een droomsituatie. Ans was niet helemaal wakker en een haarbandje gleed uit haar haren, in de maripaboot met gedroogde okertjes. Zonder erbij na te denken pakte ze zo’n okertje en deed het haarbandje erom, in plaats van om haar eigen staart. “Ik vond het een leuk effect”, vertelt Ans. “Ik dacht: als ik er wat oogjes bij doe, heb ik een leuk poppetje.” Voilà, een creatie was geboren. Ze maakte er een aantal en toen ze van een tripje uit het buitenland terugkeerde, waren tot haar ontsteltenis de okerpoppetjes opgegeten, waarschijnlijk door een awari. De haarbandjes en oogjes had hij netjes achtergelaten – die lustte hij niet. Nu was er ook echt een verhaal geboren; compleet met een misdrijf en een verdachte.
Ans werkt graag met natuurmateriaal: takken, lege bijennesten, gedroogde vruchten, stronken… “Mijn huis is vol met dit soort rommel”, zegt ze er zelf over. De natuur komt in haar boekje helemaal terug. “Ik vind het belangrijk dat kinderen zien hoe mooi de natuur is. Als het gedroogd is, kan je er ook mooie dingen mee maken. Door dit boekje maak je ze daarvan bewust. Het is leuk om hun fantasie te prikkelen om zelf iets te maken. Het is ongelooflijk wat er uit kinderhanden komt.”
Naast het exemplaar met verhaal, is er ook een prentenboek. Dat is voor de allerkleinsten om door te bladeren. In beide vraagt de schrijfster ouders en kinderen om verhaaltjes bij de plaatjes te bedenken en zelf aan de slag te gaan met natuurmateriaal. Ze is heel benieuwd naar wat er uit de bus komt.
Elke basisschool krijgt van Stichting Lezen, die het lezen wil bevorderen, drie boekjes en een prentenboekje. Een klein gedeelte wordt verkocht. Natuurlijk heeft Ans al een volgend boekje in haar hoofd. Daarin spelen meneer en mevrouw Maripaboot de hoofdrol.

Titel: De belevenissen van een muizenfamilie en andere verhalen
Gaat over: Het titelverhaal van de verhalenbundel gaat over het ongehoorzame muisje Piepje dat zichzelf en haar familie in de problemen brengt.
Doelgroep: Voor de wat oudere jeugd
De schrijfster: Joyce Pereira (59)
Hoeveelste boek: Eerste
Uitgegeven door: Stichting Projekten Christelijk Onderwijs Suriname
Illustraties: Rodney Vrede jr

Schrijven was een therapeutische ervaring voor Joyce Pereira. “Het zal cliché klinken, maar drie jaar geleden zat ik in een hele, grote, diepe dip. Ik lag op de bank en wilde niets meer doen. Ik wist wel dat dit niet kon, wist dat ik iets moest doen. Op een avond bad ik tot God voor kracht. Toen ik wakker werd, schreef ik het woordje ‘konijnen’ op.” Vanuit dat ene woordje ontstond het verhaal van Spikkeltje, het ondeugende konijntje. “Vanaf dat moment bleef ik schrijven. Na het ene verhaal volgde het andere.” Het schrijven gaf haar leven weer inhoud, zegt de van nature vrolijke Joyce. “Het heeft me geholpen om uit de dip te komen.” Nu bedenkt ze zelfs aan de lopende band kindermopjes. Die wil ze uiteraard ook uitgeven, want de smaak heeft ze nu goed te pakken.
Ze weet nog, toen ze het boek de eerste keer in handen had: “Ik had een heel warm, dankbaar gevoel. Ik hield het vast en visualiseerde dat het in de handen was van een kind. Daarnaast kon ik niet wachten tot ik het aan mijn dochter en kleinkinderen kon geven en de smile op hun gezichten kon zien.”
Voordat de bundel gepubliceerd werd, las ze de verhalen aan haar kleinkinderen voor. Die genoten ervan en kennen hele stukken uit hun hoofd. Joyce wilde dat plezier ook delen met andere kinderen. Ze heeft bewust gekozen voor wat oudere lezertjes die zelf kunnen lezen, vanuit de gedachte: lezen is weten. “Ik wil graag mijn steentje bijdragen”, zegt Joyce, “om kinderen meer plezier te geven in het lezen en het zelf lezen te bevorderen.”

Titel: Versjes voor de OS Kwamalasamutu: Taal leren is leuk, Het meisje met de vogels en andere Indiaanse verhalen, Laat het verleden leven! Een boek over de geschiedenis van de bewoners van Kwamalasamutu.
Gaan over: gedichtjes van de leerlingen en onderwijzers, Indiaanse verhalen en de geschiedenis van het gebied.
Doelgroep: oorspronkelijk de leerlingen van OS Kwamalasamutu
De schrijvers: Leerlingen en onderwijzers OS Kwamalasamutu en projectbegeleider Els Moor
Hoeveelste boek: De drie boekjes zijn de eerste publicaties van OS Kwamalasamutu
Uitgegeven door: Stichting Projekten Christelijk Onderwijs Suriname
Illustraties: leerlingen OS Kwamalasumutu

Op OS Kwamalasamutu zitten ongeveer 180 leerlingen. Ze praten thuis vooral Trio. Pas wanneer ze op school komen, leren ze Nederlands te praten. Daardoor kon de schoolstof minder snel opgenomen worden. Vanaf 2007 vlogen elke maand twee leerkrachten, onder wie Els Moor en een maatschappelijk werkster, Rita Day, naar Kwamalasamutu. Hun doel: de schoolprestaties verbeteren en de onderwijzers en kinderen meer plezier in de lessen te laten beleven. Het was onderdeel van het internationale project Change for children, dat als pijlers had: onderwijs, gemeenschapsontwikkeling, medische zorg en verbetering van de bestaansinkomsten.
Susan Macnack is schoolhoofd van OS Kwamalasamutu. “De meeste kinderen spreken Trio. Wij proberen het Nederlands op een speelse manier makkelijker voor ze te maken.” Dat doen ze middels versjes, liedjes, aanschouwelijk materiaal en toneelstukjes. Het materiaal werd aangepast aan de belevingswereld van de Trio’s. Schoolhoofd Macnack: “Sommige kinderen zijn nog nooit naar Paramaribo geweest, anderen gaan pas op hun achttiende. Als je praat over een auto, staat het zo ver van hun belevingswereld.”
Dus geen verhalen en gedichten over auto’s, maar wel over bootsmannen, jagers, cassavebrood bakken en het dorpshuis. Hun eigen overleveringen, zoals van Toewie en Kroemoe en de liefde van Matoewie voor vogels, werden verteld en de geschiedenis van het gebied werd aan ze geleerd. Pildas Tawadi is meester in de vijfde klas. “Het was moeilijk om de kinderen te leren over de geschiedenis van Suriname”, legt hij uit. “De slaventijd is voor hun een vreemd begrip, een andere wereld. We zijn nu begonnen bij onze eigen omgeving, onze eigen geschiedenis. Zo komt de geschiedenis dichter bij ze.”
Al het nieuwe, eigen materiaal werd vastgelegd. Zo zijn de drie boekjes ontstaan.
Het project Change for Children heeft al successen geboekt. Sinds het is gestart, zijn tien zesdeklassers geslaagd en naar de stad gegaan voor vervolgonderwijs. Ze doen het goed op de voj-scholen, zegt MacNack. “Ik schrik als ik ze na drie maanden weer ontmoet. Ze praten dan al beter Nederlands en zijn niet meer bang om fouten in deze taal te maken.”
Het project liep van 2007 tot 2010. Jammer dat het is afgelopen, vinden de onderwijzers van Kwamalasamutu. Maar de boekjes zijn er, en met die werken ze door. Macnack: “We gaan door om de Nederlandse taal makkelijker te maken voor de leerlingen. Ze hebben de taal nodig, want hun wereld wordt steeds uitgebreider. We vinden het allemaal jammer dat het project afgelopen is, maar we moeten ook een keer zelfstandig worden. En dit is ook een kans om te laten zien wat je zelf kan.”

Titel: Rupsje Regenboog en Het levensverhaal van de rijstkorrel
Gaat over: Rupsje Regenboog trekt zijn mooie, gekleurde schoenen aan. Als hij eindelijk klaar is, verandert hij in een vlinder. Het levensverhaal van de rijstkorrel laat kinderen op en makkelijke manier zien hoe rijst wordt gemaakt.
Doelgroep: Vanaf 0-jarigen
De schrijfster: Indra Hu (38) schrijft al negen jaren, maar deze zijn haar eerste in full colour en op rijm.
Hoeveelste boek: Achtste en negende
Uitgegeven: in eigen beheer
Illustraties: Stanny Handigman (Rupsje Regenboog) en Tapasia Daryanani (Het levensverhaal van de rijstkorrel).

Indra Hu had eerder geschreven over de muizen Lena en Jopie en de kakkerlak en oma. Toen haar vader vorig jaar overleed, was ze zo verdrietig dat ze geen zin meer had om te schrijven. Om haar af te leiden, nam haar man haar mee op vakantie naar Amerika. Een dag voor terugkomst kocht Indra in een one-dollar-shop knutselmateriaal, waaronder gekleurde pompoentjes. Een zakje daarvan belandde in haar kast. “Toen ik eens langs die kast liep, leek het in een flits op een gekleurde rups.” Een kronkelend personage borrelde omhoog: rupsje regenboog. “Want alle kleuren van de regenboog waren erin.” De kleuren maakten haar vrolijk en Indra kreeg zin om te schrijven. “Mijn vader had als levensmotto: ‘Het leven kent verdriet, maar ook vreugde. Laat vreugde je leiden, en niet het verdriet.’ Ik dacht: ik ga het doen. Hij zou boos op me zijn als hij zag dat ik zoveel verdriet had. Hij vond altijd dat ik mijn vreugde moest delen met anderen. Ik moest het doen voor mijn vader.” Ze schreef het verhaaltje binnen een dag.
De boeken van Indra Hu werden goed verkocht op het KBF. Ze verkocht in die week van beide samen bijna 200 exemplaren. Uit het boekje van de rups leren kinderen verschillende dingen: hoe ze hun schoenen moeten aantrekken, ze leren tellen tot tien en dat een rups in een vlinder verandert. In Het levensverhaal van de rijstkorrel wordt in rijm verteld hoe rijst zijn weg vindt naar ons bord.
Vooral op Rupsje Regenboog is Indra Hu trots. “Omdat het mij de mooie, plezierige dingen van het leven heeft gewezen. Ik had veel verdriet, maar door het rupsje heb ik het verhaal van de rijstkorrel afgemaakt.”

Titel: Rozengeur voor oma Roos
Gaat over: De broers Ed en Rik komen tijdens vakantie in het binnenland in een sprookjesachtige wereld terecht. De mystieke Yandabitana gidst ze door hun vroegere jeugd en maakt ze bewust van de grote wereld. Maar hij geeft Ed en Rik ook een cadeau mee voor hun oma.
Doelgroep: Voor de wat oudere jeugd
De schrijfster: Cobi Pengel (72) schreef al twee verhalenbundels met Surinaamse sprookjes. Ze is geboren in Nederland, maar woont al meer dan vijftig jaar in Suriname. Ze won in 2006 de derde prijs van de korteverhalenwedstrijd ‘Werelden in Ontmoeting’.
Hoeveelste boek: Derde
Uitgegeven door: Stichting Projekten Christelijk Onderwijs Suriname
Illustraties: Albert Roessingh

“Ik schrijf al jaren”, vertelt Cobi Pengel. “Het is eigenlijk begonnen toen ik kleinkinderen kreeg. Ik schreef gedichtjes en verhaaltjes over mijn kleinkinderen.” De omaliefde boorde een bron van sprookjes aan – door de jaren heen vlogen ze uit haar pen. Cobi schrijft de verhalen namelijk eerst met een pen op, daarna gaan ze in de computer. Haar eerste bundel, De Gele Papegaai, kwam in 2009 uit, in 2010 De grote en de kleine hengelaar. Haar sensoren staan open, de natuur is haar inspiratie. “Geluiden van de natuur kunnen me heel erg beïnvloeden”, zegt ze. Het gekwaak van een kikker terwijl ze op haar terras zit ‘s avonds? Hop, ‘De grote en de kleine hengelaar’, over een betoverde kikker, is geboren. Sprookjes, daar is Cobi dol op. “Sprookjes en de droomsfeer, bij het lezen hou ik daar zelf van. Toen ik jong was, las ik ook altijd sprookjes waar ik mijn fantasie de vrije loop kan laten.” Ze schrijft voor wat oudere kinderen. “Ik ben op die golflengte afgestemd”, zegt ze. “Dit vind ik leuk.”
Ze vindt het een genoegen om te schrijven. “Ik geniet immens van het bedenken en schrijven van verhalen. En als mensen de verhalen ook mooi vinden, dan is dat mooi meegenomen.”
In haar boeken probeert ze het opgeheven vingertje te mijden, maar er zijn wel degelijk lesjes uit te leren. Zoals in Bange Benny, die bang is voor het donker en voor boeboelaas.
In een droomwereld leert hij zijn angsten overwinnen. In Rozengeur voor oma Roos worden de broers geconfronteerd met hun kwajongensstreken (het doodkapulteren van ston doifi en het pesten van een meisje), maar ook met hun goede daden (zich ontfermen over een zwerfhondje). In Yandakonde wijst hun gids ze vreselijke dingen zoals aardbevingen, kindsoldaten en inbraak. Waarom? “Dat is de ellende van de grotere wereld”, legt Cobi uit. “Het is er, het is de realiteit. Ze kunnen ook een dag overvallen worden of een aardbeving meemaken. Maar Yandabitana laat ze niet zomaar gaan, hij geeft ze liefde mee. Hij laat ze merken dat de liefde overwint.”

Titel: Amaisa gaat sparen
Gaat over: Amaisa van Boven-Suriname gaat met haar moeder mee naar hun kostgrondje. Van de verkoop krijgt ze wat geld. Amaisa wil een deel daarvan sparen.
Doelgroep: Oorspronkelijk de kleintjes van Boven-Suriname, voor ze naar school gaan.
De schrijfster: Christine Feenstra (32), projectmedewerkster bij Stichting Projecten
Hoeveelste boek: Vijfde in de reeks over het meisje Amaisa.
Uitgegeven door: Stichting Projekten Christelijk Onderwijs Suriname
Illustraties: Rodney Vrede jr

De Amaisa-serie is ontstaan uit het project Vroege Stimulatie Taalontwikkeling in Boven-Suriname. Christine Feenstra: “We wilden de kinderen in de voorschoolse leeftijd al in aanraking laten komen met de schooltaal, het Nederlands. Voordat ze naar school gaan, praten ze voornamelijk Saramaccaans.”
Een aantal thema’s werd uitgewerkt, helemaal in de levenssfeer van de kinderen om ze zo dicht mogelijk bij hun werkelijkheid te houden. De thema’s waren onder meer gezonde voeding, het lichaam en het dorp. De woorden die daarbij horen, worden spelenderwijs met de kinderen geoefend. In de vorm van liedjes, aanschouwelijk materiaal en werkbladen. Daaruit ontstonden de boeken met Amaisa in de hoofdrol. Aan de achterkant worden de nieuw aangeleerde woordjes verduidelijkt met plaatjes – allemaal heel helder. Elke keer leren ze zo 20 tot 25 nieuwe woordjes.
Ook in Paramaribo en andere districten zijn de belevenissen van Amaisa populair. Dat komt door de herkenbaarheid, het eenvoudige woordgebruik en de prachtige plaatjes, denkt de schrijfster. “Ook in andere districten is de problematiek met de taalsituatie hetzelfde. Voordat de kinderen naar school gaan, zijn ze niet zo gewend aan het Nederlands en kunnen de juf niet goed verstaan.”
Het project startte twee jaar geleden. De moeders worden erbij betrokken om samen met de kinderen te oefenen en te praten, ook in het Saramaccaans. “Het is belangrijk dat de moeders de kinderen stimuleren om talig te worden. Als het kind goed is in het Saramaccaans, dan is het al talig en zal het makkelijker een nieuwe taal leren.”
Wat zijn de resultaten ondertussen? “Het is nog moeilijk om conclusies te trekken, maar we hebben al verbetering gezien. We merken dat de kinderen al een beetje gewend zijn aan de klanken van de taal. Dat is al een stap in de goede richting.”
Christine Feenstra wil dolgraag verder gaan. Dat gebeurt zodra de middelen er zijn, dan zullen er zeker nieuwe avontuurtjes van Amaisa volgen.

Ook gepresenteerd:
Groeipijnen van Joany Lansdorf
This is me – bundel zelf geschreven kinderverhalen
Pelifant en Olikaan van Marjanne en Loes Wanders

[uit de Ware Tijd, 04/06/2011]

Nieuwe Surinaamse kinderboeken

door Christine Samsom

Het kan niet vaak genoeg gezegd worden: Kinderen horen in hun eigen belevingswereld te worden geschoold, liefst in hun eigen taal. Ik vind dan ook behalve het stimuleren van het lezen, de belangrijkste verdienste van het Kinderboekenfestival, dat het onze eigen kinderboekenschrijvers inspireert om dát te schrijven wat onze kinderen aanspreekt: ons eigen ding!

Dat dit principe ook moet gelden voor de kinderen van het binnenland, lijkt me logisch. Daarom is het initiatief om te komen tot speciale schoolboekjes voor de kinderen van Kwamalasamutu (natuurlijk ook voor die in Apetina, Palumeu, Tepu en zeker ook de rest van het binnenland) toe te juichen. Zij gaan niet met een bus naar de markt; zij gaan met een korjaal naar hun kostgrond om aardvruchten en groenten te halen. Zij kunnen niet naar de slager om vlees te kopen; nee, vader gaat op jacht! Het team van het project Change for Children heeft samen met het team van de school van Kwamala onder leiding van het bijzonder actieve schoolhoofd Susan Macnack en met de inzet van de leerlingen en ouders drie boekjes gemaakt die ons stedelingen een blik gunnen in het leven in dat verre dorp, waar we niet zelf zomaar naar toe kunnen, maar die natuurlijk in de eerste plaats bestemd zijn voor de leerlingen om het leerproces te ondersteunen. Over het project is al veel geschreven in de Ware Tijd, met complimenten aan o.a. Bonnie van Leeuwaarde.

Persoonlijk vind ik Taal leren is leuk werkelijk het leukst. Op speelse manier werden kinderen en leerkrachten gestimuleerd om versjes en gedichtjes te maken. Uitgaande van en geïnspireerd door gedichten uit Popki Patu van Orlando Emanuels gingen de kinderen aan het werk. Het gedichtje ‘In een regenton, in een regenton zat een kleine todo’ van Orlando, werd door Waine Wahi uit de 6de aangevuld met: ‘In een hondehok, in een hondehok zat een kleine hond’ en hij maakte er een tekening bij. Gedichten over vader die op jacht gaat, de bootsman die overal naar toe gaat, over een vliegtuig en over brandhout, over dieren en over de school wisselen elkaar af. Één is door Twilla van de 6de misschien wel speciaal gemaakt voor de minister van Onderwijs: ‘In mijn school’ (zie hieronder). Vincent waarschuwt: ‘Laat onze okopipi met rust!’, Yoisling vindt geschiedenisles het leukst. En Juf Susan zet de klas op stelten door de kinderen alle geluiden die horen bij het openkappen van een kostgrond te laten nadoen: Hak, hak, hak. Kraaak en boeoeoem!! Hé, wat doet die kabouter met rode puntmuts ertussen?

Het meisje met de vogels en andere indiaanse verhalen, wil kinderen stimuleren om te luisteren, te lezen, te tekenen en, wie weet, zelf te verzinnen. De verhalen zijn o.a. van Cirino en van de Trio’s zelf, verzameld door Cees Koelewijn. Wat direct opvalt is dat in veel verhalen bijzondere dingen gebeuren, zoals een meisje dat met vogels praat (titelverhaal), een vriendje dat in een tingifowru verandert, kinderen die naar de maan verdwijnen om nooit meer terug te komen, een brand die niet door volwassenen met water of kruiden geblust kan worden, maar alleen door een onschuldig kind en de angst voor panakiri (blanken) die mensen opeten. Bij elk verhaal staan tekeningen van en opdrachten voor de leerlingen. Opvallend is het kerstverhaal dat eerst staat afgedrukt zoals het in de Bijbel staat en daarna zoals de 5de klas van meester Pildas het heeft bedacht: Zwangere Meeri en Josè komen helemaal uit Brazilië lopen om zich te melden bij CBB in Kwamala. Maar er zijn zoveel mensen die zich moeten melden dat…….Juist ja. Meeri bevalt in het kampje op een verlaten kostgrond. Een engel meldt mensen die vol kasiri liggen te slapen op een andere kostgrond dat…..enz. Nou, als dat niet past in de belevingswereld van het kind….! De leerkrachten werkten i.v.m. een training aan een project waarvan de neerslag op het eind van het boekje met veel hilariteit beschreven wordt.

En dan nummer 3: Laat het verleden leven! een boek over de eigen geschiedenis van de bewoners van Kwamalasamutu geeft in 2 delen: ‘We leren geschiedenis’ en ‘Verhalen uit en over het dorp’, weer onderverdeeld in verschillende lessen, eigen historisch inzicht aan de kinderen van het dorp, ook weer prachtig geïllustreerd door henzelf. Granman Asongo vertelt over zijn afkomst, maar ook verschillende leerkrachten doen dat. Soms is niet duidelijk, wie vertelt. Belangrijk is dat de kinderen leren dat hun voorouders de eerste bewoners waren van Suriname. Uitgebreid komt de prehistorie aan de orde, met foto’s van de grotten van Werehpai, slijpgroeven, rotstekeningen: hoe die voorouders eerst leefden van jacht, visvangst en verzamelen, zich later vestigden in dorpen waar kostgrondjes werden aangelegd, hoe ze van bosnegers ijzeren voorwerpen kregen in ruil voor jachthonden, hoe allerlei tot dan onbekende ziektes de volken decimeerden, hoe Amerikaanse zendelingen medische hulp boden, waarom en hoe Kwamala werd gesticht. Steeds is er een andere verteller, soms zijn er opdrachten voor de kinderen. Spannend is het verhaal van Juf Reoma Tawadi van de 3de klas over de ontdekking door haar vader Kamainja Panaschekuung (oei, moeilijk uit te spreken!) en anderen van Werehpai.

Tenslotte: Alle 3 boekjes staan vol tekeningen van de kinderen. Wat een talent!

Complimenten aan de mensen van Change for Children van wie Els Moor dé motor is achter de verwezenlijking van het project en de boekjes en aan AlbertRoessingh voor de lay out.

In mijn school

In de school, in de school
zijn er gaten
in de school zijn er zovéél gaten
maar wij gaan door met lessen volgen.

De bootsman

..Stroomopwaarts of stroomafwaarts
over de grote en kleine soela’s
kamp opzetten
lekker hengelen!
Lekker eten en dan terug!
Met mijn bootsman lekker terug!

Drie culturen, One Love

door Bonnie van LeeuwaardeDe Surinaamse rasta Leroy is een van de hoofdpersonages in One Love, het eerste boek van de Nederlander Ronald van Reenen. De schrijver spreekt zelf Sranan – geleerd van zijn Surinaamse vriendjes in zijn jeugd. Hij schreef het boek over liefde voor elkaar in een week. “Het moest gewoon eruit.”

In het boek zijn de drie hoofdpersonages de Surinaamse rasta Leroy, de Ethiopische moslima Samira en de Nederlandse Bea.

Waarom hebt u juist deze culturen uitgekozen om uw verhaal te vertellen?
“Het gaat om mensen die ver weg van elkaar staan qua achtergrond en beleving. En die mensen moeten toch samen door een deur kunnen. Ze zien uiteindelijk in dat ze toch meer gemeen hebben dan ze aanvankelijk dachten.”

U woont zelf in Nederland. De rasta- en moslim-cultuur zijn aanwezig in het boek. Op welke manier bent u in contact met de multiculturele samenleving?
“Ik woon nu in Breda, vroeger in Rotterdam. Vanaf de lagere school, de Martin Luther Kingschool, ben ik met Surinaamse jongens uit mijn klas opgetrokken. De moeder van een van de jongens vroeg me altijd om te logeren. Ik leerde de taal heel snel, het is een natuurlijk proces geweest. Het was de tijd van Bob Marley. Ik ben nog met een van die Surinaamse vrienden naar een concert van Bob Marley in Rotterdam geweest. Dat is een schat die ik altijd bij me draag. De figuur van Samira is mij persoonlijk niet onbekend. Ik ben zeventien jaar getrouwd geweest met een half-Ethiopische, half Somalische. Een moslim, vandaar dat ik ook best veel van de islam weet. Ik beschouw die verschillende culturen als een verrijking. Trouwen met een islamitische vrouw, betekent dat alles waar jij in gelooft, op de proef wordt gesteld. Waar geloof ik zelf in? Ik denk zelf dat God boven de religie staat. Wij mensen maken religie, omdat we proberen God te begrijpen. Het is altijd ons menselijk deel dat probeert God te begrijpen.”

Het boek begint al met ‘Aai baja’, een verzuchting van Leroy. Wanneer Van Reenen aan de telefoon is met muzikant Dowieman, vraagt hij hem: ‘Eeh Dowie, pe yu de?’ Waarom bent u in Suriname?
“Ik ben op vakantie, maar heb ook met een andere vriend, de artiest Moski Jerry, een single opgenomen, samen met Dowieman en Romeo Starke. Het lied heet Wi na Wan. Er hoort ook een videoclip bij.”

Waarom wilde u een boek schrijven over dit onderwerp?
“Als je zoveel verschillende mensen kent, ervaar je dat mensen botsen met elkaar om wat ze geleerd hebben. En daardoor krijg je vooroordelen en hebben ze problemen om elkaar te begrijpen. Als je ze elkaar laat ervaren, komen ze erachter dat ze eigenlijk meer gemeen hebben met elkaar. En verliefdheid is het thema om deze dingen ter discussie te stellen. Dat is bij mij ook gebeurd. Vooral in Nederland speelt dat met de islam heel erg. Het is heel gemakkelijk om mensen als groep te veroordelen, maar wat als iemand heel dicht bij je staat? Ik wil geen antwoord geven, maar mensen laten nadenken. Het was ook een stukje frustratie omdat ik altijd tegen deze dingen aanliep. Eigenlijk zouden mensen gewoon de interactie met elkaar moeten aangaan. Ik heb het boek in een week geschreven. Ik kreeg ‘s nachts een idee en kon niet verder slapen. Het verhaal moest gewoon eruit. Ik had er niet over nagedacht, alsof het me werd ingegeven.”

Er is weinig aandacht besteed aan interpunctie – er ontbreken vooral veel komma’s, waardoor het niet altijd makkelijk leest – en aan de stilistische vormgeving. Net alsof u zo graag de boodschap van One Love wilde uitdragen dat dat erbij is ingeschoten.
“Ik denk dat dat klopt, ja. Wanneer ik het boek weer lees, valt dat me ook op. Daar ben ik me heel bewust van. Ik ben er wel heel trots op. Het is een soort kindje. We maken niet alleen kindjes van vlees en bloed, maar ook dit soort kindjes.

[uit de Ware Tijd, 26/02/2011]

In memoriam Cécile Zandwijken

Enige dagen geleden overleed Cécile Zandwijken. In december schreef Carry-Ann Tjong-Ayong nog over haar:

Zij zit op een lage stoel. Keurig gekleed. Haar vroegere rastavlechten zijn gereduceerd tot een gemillimeterd grijs kopje, volmaakt rond, waarin de grote ogen vaag verbaasd de ruimte opnemen. Wie ben ik? Wat doe ik hier? Wie zijn al die mensen? Zij is langzaam aan het wegzakken in haar eigen vergetelheid.
Zij is Cécile, een heel begaafde, artistieke vrouw met originele ideeën over de cultuur in Suriname. Een begenadigd dichter. Na een hersenbloeding werd zij nooit meer de oude. Nu praat zij niet meer en mompelt slechts Mmmm., terwijl zij je vriendelijk aankijkt met haar grote ogen. En zij houdt je met beide handen stevig vast.

In 2006 won zij de eerste prijs van de Black Magic Women Poëziefestival met het gedicht ‘Ini a mofo neti’ [In de avondschemering]:

Ini a mofo neti

Fu mi libi
Yu doro
Mi kari yu kon insey
Ini a sula in mi liba
Pe mi syen e kibri
Pe mi frede prakseri e beyfi
Dape yu saka sdon
Dede kapelka ini mi bere
Begin dribi den ffrey ffrey
Wiki ala sortu nyun firi
Mi fruwondru tê
M’ e fruwondru ete
M’ e fruwondru tide
In de avondschemering
Van mijn leven
Kwam je
Ik liet je binnen
In de stroomversnelling in mijn rivier
Waar mijn schaamte schuilt
En mijn angstige gedachten trillen
Daar nam je plaats
Dooie vlinders in mijn buik
Begonnen hun vleugels te strekken
En wekten allerlei nieuwe gevoelens op
Ik was verbaasd
Nog steeds ben ik verbaasd
Vandaag

In De Ware Tijd van 8 augustus 2006 verscheen een verslag van de BMW-middag door Bonnie van Leeuwaarde, dat hieronder wordt overgenomen:

Op de derde dag van het Black Magic Woman Festival, werd tijdens de literaire middag de poëzieprijs uitgereikt aan Cecile Zandwijken.
De twee thema’s waar de deelnemers uit konden kiezen waren ‘Liefde en erotiek’ en Black Magic Women’. Het winnende gedicht was in het Sranan en vol onvervalste erotiek, zoals dit fragment: ‘Dede kapelka ini mi bere/Bigin dribi den frei frei/Wiki ala sortu nyun firi.’
De tweede prijs was voor het gedicht ‘In gezelschap’ van Soecy Gummels en de derde voor ‘Skwala’ van Eudya Vos. Behalve dat er werd gelet op creativiteit, taalgebruik en verbeeldingskracht, moesten de deelnemers ingezetenen zijn. De jury wist niet wie de inzenders waren, tot het moment van de bekendmaking. Van de 35 gedichten waren 24 in het Nederlands, 6 in het Engels, 4 in het Sranan en 1 in het Aukaans.
De presentatie van de literaire middag, zondag, werd gedaan door Jetty Mathurin, teatermaakster in Nederland. Ze deed het op haar geheel eigen wijze. Bijvoorbeeld over het laat komen zei ze: “Onze Lieve Heer heeft die witte mensen de klok gegeven en die zwarte mensen de tijd.”
Het gedicht van Zandwijken gaat over een vrouw die gedurfd heeft iemand toe te laten en daarover nog steeds verwonderd is (‘Mi fruwondru te/M’e fruwondru ete/M’e fruwondru tide). De dichteres glundert wanneer ze van alle kanten felicitaties ontvangt en die vlinder steeds weer aangehaald wordt. Op dit moment is ze niet verliefd. “Maar ik kan me nog goed herinneren hoe het was.”
Aan het begin van de middag waren er twee voordrachten, van Arlette Codfried en Soecy Gummels. Codfried zong ook nog een lied, ‘Life is so hard when you’re in love with a married man’. “Speciaal voor alle vrouwen buiten.” Gummels las uit haar boek Touched by love.
Robby Parabirsing, een van de weinige aanwezige mannen, heeft ook meegedaan aan de poëziewedstrijd. Vrouwen die hij in de literatuur het meest waardeert zijn moedige vrouwen. “Moedige vrouwen die zich gelijkwaardig opstellen.” Volgens hem hebben liefde en erotiek te maken met onderlinge verbondenheid. “En volgens mij is dat de essentie van het thema.”

In memoriam Bisoendajal L. Birjmohan

Op zaterdag 30 januari 2010 is op 85 jarige leeftijd overleden Bisoendajal Lamberts Birjmohan. Hij was de auteur van Surinaamse Parelen uit Brits-Indië (Leidschendam 2005) en won in 2008 de Nederlands Aanmoedingsprijs voor Genealogie.

lees verder…

Milton Kam filmt in Sri Lanka

door Bonnie van LeeuwaardeDe oorlog tegen de terroristen in Sri Lanka duurde 26 jaren en werd zeven maanden geleden beëindigd. Director of photography Milton Kam, geboren en opgegroeid in Suriname, maakt er sinds oktober een film over.

In Sri Lanka kan de hemel roze, blauw en geel kleuren, maar de aarde is rood gekleurd van het bloed van wel 80.000 personen. Want zoveel verloren er naar schatting het leven tijdens de oorlog tussen het leger en de LTTE, het Bevrijdingstijgers van Tamil Eelam. Het gebied Mullativu waar nu gefilmd wordt, is naargeestig: de bevolking is gevlucht en overal heeft de oorlog zijn sporen achtergelaten. Milton Kam schept het beeld: “Als ik om me heen kijk, zie ik zandzakken, bunkers, prikkeldraad op de weg, kogelgaten, kapotgeschoten bussen en ambulances. En echt, kilometerslang ontplofte auto’s op de weg. Militairen wijzen ons waar het veilig is om te lopen, want er zijn nog steeds unexploded ordonnances, zoals mijnen.”
Kam verblijft in een huis, dat bezet was door terroristen. “Ik ben gelukkig niet bijgelovig, maar als je dat wel was, zou je kunnen denken dat je geesten ziet. Verder zie je ook veel loslopende honden, koeien en buffels die voor zichzelf zorgen, want de bevolking is het gebied ontvlucht.” De film heet Maathaa, wat Singalees is voor moeder en gaat over de oorlog tussen het leger en de Tamil Tijgers. De bevolking heeft veel te verduren gehad; in 2005 is het gebied ook getroffen door de tsunami. 40.000 mensen kwamen toen om. “Ja, het is heel moeilijk geweest voor de burgerbevolking”, beaamt Kam. Toch blijven ze gastvrij. “De Srilankaan glimlacht heel gemakkelijk en dat voelt heel gastvrij aan. Als je wuift naar de militairen, krijg je een brede smile terug en dat maakt dat je snel goede vrienden wordt.”
Maar de opnames gaan niet erg soepel. “Het gaat langzaam, ook door de enorme logistiek. We draaien een dag en stoppen een dag om te preppen. Materialen komen door de bureaucratie niet op tijd aan, wat vooral voor de twee special effects-deskundigen uit Hollywood frustrerend is. Deze manier van werken was ook voor mij in het begin moeilijk, maar ik heb een manier gevonden om ermee om te gaan. Ik neem het nu zoals het komt.”
De 45-jarige Milton Kam woont al 23 jaar in New York, Amerika. Kam studeerde af bij het City College of New York. “Voor mij als immigrant was dat de meest toegankelijke opleiding, omdat ik moest werken en studeren. Toevallig hadden ze er een heel goed filmstudieprogramma.” Hij filmt speelfilms, documentaires en videoclips in landen als India, Guatemala, Engeland en Argentinië. In 2008 werd de film Vanaja, waar hij betrokken bij was, genomineerd voor Best Cinematography for the 2008 Independent Spirit Awards. Voor de film van Arie Verkuijl Elk eind is een begin verzorgde hij het beeld.
Als director of photography is hij belast met het managen van de lightning- en cameracrew. Zelf filmen doet hij graag. “Want dan heb ik niet alleen controle over het beeld, maar ook over de compositie. En dat is heel belangrijk voor mij.”
[Overgenomen uit de Ware Tijd 24 december 2009]

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter