blog | werkgroep caraïbische letteren

Hindostanen en het Nederlands-Surinaamse verleden 150 jaar Hindostanen1873-2023

door Peter Meel

Ze werkten al eerder met elkaar samen: Chan Choenni en Kanta Adhin. Hij was tussen 2010 en 2015 als bijzonder hoogleraar Hindostaanse migratie verbonden aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Zij maakte carrière op het ministerie van buitenlandse zaken en werkte behalve in Den Haag op meerdere buitenlandse posten. In 2003 verscheen van hun hand Hindostanen.Van Brits-Indische emigranten via Suriname tot burgers van Nederland en in 2008 Hindostaanse ouderen in Nederland. Op 1 juni jl. werd hun boek 150 jaar Hindostanen 1873-2023 gelanceerd op het Nationaal Archief in Den Haag.

Meer dan hun eerdere werken richt deze laatste publicatie zich op een breed publiek. Dat heeft in het bijzonder te maken met het Herdenkingsjaar Slavernijverleden (1 juli 2023 – 1 juli 2024). De activiteiten die in dit verband in Nederland werden georganiseerd, plaatsten de Afro-Surinaamse geschiedenis en cultuur en de doorwerking van de erfenissen van de slavernij in het middelpunt van de belangstelling. Deze – volgens de auteurs – dominante aandacht wakkerde bij Hindostanen de behoefte aan om hun aandeel in de Nederlandse koloniale geschiedenis duidelijker over het voetlicht te brengen en een grotere bekendheid te geven, bij de ‘eigen achterban’ en de Nederlandse samenleving in bredere zin.


In deze behoefte voorzagen Jaswina Elahi en Ruben Gowricharn als eerste met Ongezien, ongehoord. Hindostanen in de Nederlandse koloniale geschiedenis (2023). In deze lezenswaardige inleiding concentreren zij zich op de periode van de contractarbeid die Hindostaanse arbeiders vanuit India naar Suriname bracht (1873-1916), de fase (in het bijzonder vanaf de jaren 1960) waarin Hindostanen dóór migreerden naar Nederland en de hedendaagse opvattingen onder Hindostanen over hun eigen geschiedenis, hun mate van integratie in de ‘ontvangende samenlevingen’ en hun mogelijkheden om via transnationale netwerken culturele en religieuze tradities te onderhouden, door te geven, opnieuw uit te vinden en bij te stellen.


Deze thematiek komt ook terug bij Choenni en Adhin. Ruwweg de helft van hun
chronologisch-thematisch opgebouwde boek gaat over de periode van de contractarbeid.
Vervolgens worden er vijftig pagina’s gewijd aan de inburgering en identiteitsvorming van de Hindostanen in Suriname, vijftig pagina’s aan de inburgering en integratie van de Hindostanen in Nederland en twintig pagina’s aan de transnationale identiteit van de Hindostanen en hun bijbehorende oriëntaties op India, Suriname en Nederland. Het verschil met Ongezien, ongehoord bestaat er vooral uit dat 150 jaar Hindostanen 1873-2023 eenvoudiger is in termen van taalgebruik. Daarnaast is het overzichtswerk toegankelijker waar het gaat om de dosering van de stof, omdat de auteurs de tekst met talrijke gepersonaliseerde voorbeelden (vaak in de vorm van oral history fragmenten) en (deels onbekend) beeldmateriaal hebben gelardeerd.


Hun boek bestrijkt in het bijzonder de politiek-historische, sociaal-economische en cultureel-religieuze ontwikkelingen in Suriname en Nederland volgend op de afschaffing van de slavernij (1863) met de migratiebewegingen, vestigingspatronen en emancipatiestrevingen van de Hindostanen als lens. In dat verband komt er – hoe kan het ook anders – veel over tafel. Sommige uiteenzettingen zijn overtuigender dan andere. In passages over de ‘politieke trauma’s’ van Hindostanen ten tijde van de onafhankelijkheid moet (niet verrassend) vooral toenmalig premier Arron het ontgelden, maar doen de auteurs er het zwijgen toe waar het gaat om de rol die VHP-leider Lachmon rond 1975 speelde. Het is opmerkelijk – en doet enigszins onwerkelijk aan – dat gememoreerd wordt dat Lachmon meer dan een halve eeuw politiek leider van de Hindostanen was, terwijl een evaluatie van zijn denken en handelen volledig ontbreekt.


Geslaagder zijn de beschouwingen over ex-contractanten die (al dan niet tijdelijk) terugkeerden naar India en over de relaties die Hindostanen in Suriname en Nederland heden ten dage met India onderhouden. Het geschakeerde beeld dat de auteurs van die laatste relaties presenteren, toont dat individuele opvattingen en keuzes doorgaans een beslissende rol spelen bij het cultureel, religieus of spiritueel aangaan, bestendigen of hernemen van banden met ‘het land van herkomst’. Dikwijls blijken die betrekkingen ook ambivalent en fluïde te zijn. Met de profilering van India als supermacht hebben de connecties van Hindostanen met de dichtstbevolkte republiek ter wereld bovendien in toenemende mate een politieke dimensie gekregen.


Wat op de achtergrond van 150 jaar Hindostanen 1873-2023 mee resoneert, maar duidelijker tot uitdrukking kwam bij de presentatie van het werk is de zorg onder oudere generaties Hindostanen of hun cultuur en geschiedenis jongeren nog wel aanspreekt en bereikt. Hebben de laatsten – niet zelden verwesterst en geïndividualiseerd – hier nog wel een noemenswaardige affiniteit mee en onderschrijven zij de noodzaak om tradities in ere te houden en door te geven aan het nageslacht?


In Den Haag bleek bovendien dat over basale aspecten van de Hindostaanse geschiedenis nog altijd discussie bestaat. Onder de aanwezigen verschilden de meningen over de naam van de bevolkingsgroep (Hindostanen of Hindustani) en over de aard van de contractarbeid (een vorm van vrije arbeid of een nieuwe vorm van slavernij). Zolang het academisch debat hierover onbeslist blijft, ligt het niet in de verwachting dat over deze vraagstukken spoedig een communis opinio zal ontstaan.


De plaats in het Nederlands-Surinaamse geheugen die Choenni en Adhin voor ogen staat – niet alleen voor Hindostanen, maar voor alle Surinaamse bevolkingsgroepen – appelleert aan het gedeelde Nederlands-Surinaamse verleden dat uiteenlopende gemeenschappen hebben vormgegeven. Alles wijst erop dat in het voetspoor van Afro-Surinamers en Hindostanen ook andere Surinaamse groepen erkenning zullen vragen voor hun aandeel hierin. Dat betekent werk aan de winkel voor iedereen die zich met deze geschiedenis verbonden voelt en eraan wil bijdragen het verhaal van ‘na de komma’ een passende stem en een herkenbaar gezicht te geven.

Chan E.S. Choenni en Kanta Sh. Adhin, 150 jaar Hindostanen 1873-2023. Een geschiedenis van twee migraties. Den Haag: Sampreshan, 279 pagina’s, € 27,50

1 Trackback/Ping

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter