blog | werkgroep caraïbische letteren

Ruzie in de tent – Leren van geschiedenis 124

door Hilde Neus 

We maken allemaal wel eens mee dat mensen in het openbaar ruziën. Vaak weten we niet wat er aan de scheldpartij vooraf is gegaan, maar we zijn geneigd om ons er mee te bemoeien, en de partijen uit elkaar te halen. Dit kan verrassend uitpakken, want het kan dan gebeuren dat beide mensen, die zo-even nog tegen over elkaar stonden, zich nu samen tegen jou keren. Plotseling hebben ze een gezamenlijke vijand gevonden.

Als het uit de hand dreigt te lopen wordt de politie vaak erbij geroepen. Deze weet de zaak dan verder wel te sussen. Of neemt degenen die zich misdragen mee naar het bureau om af te koelen. Maar sommige mensen zijn nou eenmaal ruziezoekers, en roepen het ook over zich af dat ze steeds in conflictsituaties geraken. Dan kun je je afvragen wie de schuldige partij is. Dat is nu zo, maar kwam vroeger natuurlijk ook voor.

Tekst met scheldpartij uit 1734.

 

Overdracht van de inventaris

Abraham Daems richtte zich op 20 december 1734 tot de gouverneur, Jacob Alexander de Cheusses, ook Kolonel van de fortressen enz. Daems was commies van het landsmagazijn van de Edele Sociëteit, en voelde zich genoodzaakt zich tot het Hof te richten omdat luitenant Jacob Renet hem verschillende keren menigvuldig op scheld-, vloek- en lasterwoorden had getrakteerd op Fort Zeelandia. Hij presteerde dat te doen in aanwezigheid van de commissaris luitenant Alexander de Lavaux. Deze was een vaandrig en bekende kaartenmaker, die later deserteerde uit Suriname omdat hij niet werd bevorderd. De lange arm van de wet reikte tot aan Sint-Eustatius, waar hij naar toe was gevlucht. Hij werd teruggehaald naar Suriname en in Fort Zeelandia opgesloten.

Verder waren aanwezig twee ingenieurs, en de vaandrig Contz. In hun tegenwoordigheid uitte Renet de ‘uiterste kwaadaardigheden’ zodra Daems aankwam op locatie. Deze had commentaar geleverd op de inventarissen, die Renet had moeten opmaken, en volgens Daems niet in orde waren. Hij weigerde dan ook – op instructie van de commandeur – om die over te nemen.

Scheldpartij

Renet schold hem uit voor ‘bok, een moff, converseer met fatsoenlijke lieden, je ben een impertinente kerel, ik wou je wel radbraken. Kijk in mijn  …..  daar zou je wat zien.’ (We kunnen wel raden wat hier gezegd is, maar de schrijver heeft het niet vermeld vanwege de uiterst onfatsoenlijke lading ervan). ‘Al zou ik zes weken in arrest zitten, ik zal je slaan. Deze is te eerlijk, maar met een tasstok, vervloekte canalje ben je, ben jij commies? Hoeveel verkoop je het pond krenten, tegen het volk de brug overgaande. Wat donder sta je op voor zo een kerel?’

Tot alle deze vuile expressies heeft de supposant (klager) niets anders gezegd dan: ‘Waarom scheld jij mij? Wat heb ik je gedaan? Ik zal dit alles opschrijven, alle welke lasterlijke woorden immers niet betamelijk zijn te zeggen, tegen een die daarnaast in dienst van de edele Sociëteit is. Daems diende een verzoek in bij de heer gouverneur, en vroeg hem om toe te staan om satisfactie, genoegdoening te zoeken. Anders zou het onmogelijk voor hem zijn om in dienst te blijven. En ‘zijn positie met Honeur (eer) als commies te frequenteren’. Tot zover denken we dat we met een redelijke meneer van doen te hebben, die door een ondergeschikte wordt uitgescholden omdat die op een fout werd betrapt.

Ruzie over een roggevat

Maar, Daems blijkt ook geen lieverdje te zijn. Op 4 maart 1735 had hij weer ruzie met een ondergeschikte. Bovenstaande zaak haalde hij aan, en klaagde verder bij kapitein Pieter Bleij over de ‘impertinentiën’ van Thomas Kerk, hij had een bijna leeg vat met rogge laten rollen in de bakkerij. Enkele mannen kwamen daarop in de bakkerij en wilden het vat meenemen, waardoor er een discussie ontstond of dat wel of niet was toegestaan. Later ’s avonds ruzieden de mannen op straat nog na en werden er heen en weer scheldwoorden gesmeten naar Daems. Deze klaagde over anderen, maar lijkt zelf niet zo’n brave kerel te zijn geweest, of hij moet op wonderbaarlijke wijze de conflicten hebben aangetrokken.

Natuurlijk speelde hier mee, wie er hoger was in rang, en welke getuigen aanwezig waren bij de ruzie. Wie van de betrokkenen zich als eerste bij de gouverneur zal hebben beklaagd, had vast een streepje voor.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter