blog | werkgroep caraïbische letteren

‘Je kan je grootmoeder verstoppen, maar haar gekuch niet’

Op 28 maart was er in de Universiteitsbibliotheek in Paramaribo – met dank aan Sylvie Kumar van Schrijversgroep ’77 – een dubbele boekpresentatie: Mijn oma was een slavin, van Bert Kalle en Ik ben jullie meester van Jeffrey Spalburg. Hieronder een bespreking van beide boeken over doorwerking van slavernij door Hilde Neus in de Ware Tijd Literair van 10 mei 2024.

door Hilde Neus

Mijn oma was een slavin van Bert Kalle

Het voorwoord van Cynthia McLeod in dit boek vangt aan met de odo: ‘Yu kan kibri yu granma, mayu no kan kibri en koso-koso’. Wat zoveel betekent als: Je kan je grootmoeder verstoppen, maar haar gekuch niet. De grootmoeder uit de tijd van de slavernij werd verstopt, er werd niet over die verwerpelijke periode gesproken. Maar het werkt door en uiteindelijk zul je de gevolgen ervan in de ogen moeten zien.

Kalle ziet er wit uit, als een bakra, maar er stroomt Surinaams bloed door zijn aderen.. Zijn vader, een Zeeuwse marechaussee, kwam in Suriname terecht, waar hij verliefd werd op een jonge vrouw. Tot zover niet veel bijzonders, dat kwam wel vaker voor. Maar Kalle besloot de familiegeschiedenis van zijn moeder uit te zoeken. De stamboom, eerder uitgezocht door een familielid, begon in 1880 met overgrootmoeder Johanna Getrude Carolin Cruden. Kallen merkt in de inleiding nog op dat we van hokjes houden. Bij welke hoor jij? Dan komt de term dubbelbloed voorbij, en de notie dat we elkaar verhalen vertellen om zaken te verbergen, maar ook om elkaar te beschermen.

Tijdens de coronaperiode begint Kalle met zijn onderzoek naar de zwarte tak van zijn familie. Aanvankelijk werd ontkend dat er negerbloed door de aderen vloeide, het zou indianenbloed zijn. Toch bleek de oma zwart te zijn. De overgrootmoeder van zijn moeder overleed op 17 januari 1934, een jaar voor de geboorte van zijn moeder. Ze was in 1855 geboren in slavernij. Maar gegevens over de familie gaan niet verder terug dan 1880. In zijn reis maakt Kalle ook uitstapjes naar de geschiedenis van Suriname om de invloed daarvan op de mensen van een bepaalde generatie te schetsen.

Uit een DNA-analyse is gebleken dat de auteur inderdaad negroïde invloeden in zijn genen had. Hij heeft deze test laten doen omdat de huisarts constateerde – naar aanleiding van oogproblemen – dat hij glaucoom had, een afwijking die vaak voorkomt in Afrika. De DNA-test liet geen inheemse invloeden zien, wel 10% uit Afrika. Ook heeft Kalle naar de volkstelling van 1921 gekeken om zaken te reconstrueren. Vanaf 1828 was registratie nauwkeuriger, onder invloed van de verplichtingen die Napoleon had opgelegd. In 1863 was een van de gevolgen daarvan dat de compensatie van slaveneigenaren bij de Emancipatie (vooral in Nederland) per slaaf f300,- uitbetaald kon worden aan de hand van bijgehouden lijsten. In 1910 werden er pogingen ondernomen een bevolkingsregister op te zetten. Het duurde 7 jaar voordat er door de Staten werd besloten om een vernieuwde bevolkingsregistratie uit te werken. Deze is digitaal beschikbaar in het Surinaams Nationaal Archief en vormt voor vele mensen de basis om genealogisch onderzoek te doen. Overigens noemt ook Kalle de census van 1811 niet, deze werd gehouden tijdens het Engels Tussenbestuur en is nog maar weinig bekend.

Opa Stienstra wordt aan de hand van gegevens, ook uit kranten en archiefstukken die worden afgebeeld, uitgeplozen. Hij is de opa van Kalle, uit Suriname, getrouwd met oma Antoinetta Cornelia van Staden. Haar vader was weer Van Staden, getrouwd in 1899 in Nickerie met Johanna Cruden, de zwarte oma. Antoinetta kreeg een aantal kinderen, ooms en tantes van Kalle. In de periode rond 1910 speelde de geschiedenis rond Killinger een belangrijke rol, die dan ook is beschreven. Deze kwam tegelijkertijd met Van Staden bij de militie in Suriname, beiden opgeleid in Harderwijk. Uiteindelijk deed Killinger een poging tot het plegen van een staatsgreep, die mislukte. Ook de poging vlak na de Tweede Wereldoorlog is beschreven met in de hoofdrol Simon Sanchez. De moeder van Johanna, Gertrude Carolin, blijkt terug te vinden in de slavernijregisters, maar dan als Crude zonder de n achteraan. Waarschijnlijk een verschrijving van de beambte van de burgerlijke stand, zoals vaak voorkwam. Voor mij was het interessant te lezen dat Alexandra Eliza Crude, geboren in 1855, gemanumitteerd is in 1860 door een gekleurde, zelf ook vrouw, Eliza van Hewitt, die zelf was vrijgekocht in 1838.

Met medewerking van Coen van Galen van Nijmegen, onder wiens leiding de slavernijregisters zijn gedigitaliseerd, en (o.a.) het Nationaal Archief in Suriname heeft Kalle zo stukje bij beetje zijn familiegeschiedenis kunnen reconstrueren. Het onthullen van deze familiegeschiedenis, een autobiografisch boek waarin de auteur zijn wortels zoekt, is confronterend, omdat er verrassende zaken naar boven komen. En het zal vast wel zo zijn dat ook andere Nederlanders, van wie je niet zou vermoeden dat zij roots hebben in het slavernijverleden, die wel degelijk hebben. Het is een gezamenlijke geschiedenis, een gedeeld verleden dat samenkomt in de persoon van Bert Kalle.

Bert Kalle is in 1955 geboren in Suriname als zoon van een TRIS- militair en een Surinaamse moeder. Met de naderende onafhankelijkheid keert het gezin in 1972 terug naar Nederland waar Bert Kalle in de grafische wereld zal belanden. Hij is getrouwd en heeft een zoon en een dochter. In 2018 start hij een zoektocht naar zijn Surinaamse voorouders en komt tot de ontdekking dat hij in tegenstelling tot wat hij eerder dacht nu meer Surinamer is met een Bakra achtergrond.

Kalle, Bert. Mijn moeder was een slavin. Een persoonlijk verhaal over de zoektocht naar het geheim van een Surinaamse familie. 2023. Soest: Uitg. Boekscout. ISBN 978 04 648 9172 0.


Ik ben jullie meester van Jeffrey Spalburg

Ook dit boek heeft een autobiografische insteek, maar dan in de vorm van een generatieroman. Hierin volgt Spalburg het spoor van zijn zwijgzame vader, vanuit Paramaribo naar Hengelo. Dit is veel meer een boek over doorwerking geworden, en minder een over oude tijden, hoewel ook die worden geboekstaafd. De aanleiding was een opmerking die gemaakt werd tegen zijn zoon: ‘Ga terug naar je land, ga terug naar waar je vandaan komt.’ In de Proloog is dat door de auteur uitgewerkt. Eigenaardig natuurlijk, als je in Nederland geboren en opgegroeid bent en alleen aan je kleurtje te zien is dat je misschien een opa hebt uit Suriname. En natuurlijk van de gekke, in deze moderne tijd.

De inhoud

Dit boek bevat 21 hoofdstukken, oplopend in chronologische volgorde. Spalburgs’ vader was een schoolmeester, een stille man met veel wijsheid. Het boek begint met hem, in 1936. Toen liep hij elke ochtend op blote voeten vanuit de Rust en Vredestraat naar de Centrale Markt om eieren te verkopen. Om dan weer terug te lopen, even een stukje brood te eten en op tijd op school te zijn. Een van de andere kinderen in het gezin, voor wie de moeder als naaister de kost verdiende is de vier jaar oudere Max, die ook nog ziek was. Een hard leven op Frimangron. Maar James is slim en schopt het tot onderwijzer. In 1950 vertrekt hij met de boot naar Amsterdam, waar hij met alle in Suriname bekende vooroordelen kennismaakt: nagestaard worden en zijn haren en huid bevoeld – of het wel echt is. En je baden aan de keukenaanrecht met een washandje, gezinnen in de grote stad gingen gezamenlijk naar het badhuis in het weekeinde. Inpandige badkamers waren zeldzaam. Hij gaat werken op een school in Badhoevedorp. Onderweg is hij geïnspireerd door een spin op de brug en hij vertelt aan de ouders en nieuwe collega’s een Anans’ tori, waarmee hij hen allemaal over de streep haalt. Een welverdiend, groot applaus.

James stuurt geld en brieven naar Suriname. Zijn moeder kan op tijd worden geopereerd, zij wordt beter, in tegenstelling tot Max, voor wie eerder geen medische zorg beschikbaar was. Toch overlijdt ze niet lang daarna. James zijn verdriet is enorm. Hij kon niet bij haar zijn. Zijn belofte om een huis voor haar neer te zetten, heeft hij niet waar kunnen maken. In de avonduren studeert hij wiskunde en verhuist uiteindelijk naar Delft. En leert meisjes kennen. Blanke natuurlijk, want Surinaamse waren er niet veel in zijn omgeving, en daar kwam hij dus amper mee in contact. Ook hier moet hij door de discriminatieronde heen. Hij trouwt met Margaret en gaat zelfs met haar naar Suriname in 1963. Ondanks dat Suriname hem nodig heeft in het onderwijs, keren ze toch terug naar Nederland omdat Margaret na drie jaar nog steeds niet heeft kunnen aarden. James gaat werken op een school in het oosten van Nederland en het stel krijgt kinderen van wie Jeffrey er een is.     

Jeffrey Spalburg

Het laatste hoofdstuk speelt in Hengelo, waar Jeffrey dan woont en een zoon krijgt, Jaïr James. Aan hem vertelt hij het verhaal van zijn vader, en de Surinaamse wortels, tot aan het moment van zijn geboorte.

Een herkenbare tori

Spalburg vertelt een verhaal dat voor vele Surinamers herkenbaar zal zijn. De ervaringen van James zijn universeel, hoewel ze hier en daar wat zullen verschillen. James vertrok in 1950. Mijn  echtgenoot in 1972, hij studeerde in Eindhoven en zal qua context zeker andere dingen hebben meegemaakt. Toch zou ik hier en daar wel een redacteursingreep hebben gedaan.

Wat ik merk bij Spalburg is dat hij bij zaken die in het nu, het heden, spelen ook de tijd van vroeger intrekt. Bijvoorbeeld de discussie over blank en wit. Dat speelde toen niet, is pas een issue sinds Black Lives Matter. Deze zaak heeft te maken met etymologie. White is in Amerika de enige benaming, ook in het Engels. In Nederland bestaat wit voor de kleur, naast blank als duiding voor andere zaken en dat woord is afkomstig uit Frankrijk, waar ook maar één term voor wit bestaat: blanc. Dat de betekenis nu in een ander frame wordt getrokken, is iets wat niet speelde in de jaren ‘50.

Dit boek leest bijzonder vlot en aangenaam. En zorgt ook af en toe voor een glimlach: wanneer Margaret, de toekomstige vrouw van James, aanbelt, krijgt hij spontaan een tuintje in zijn hart!! 


Proloog

Weet je Jaïr
Ik wilde je dit niet vertellen.
En nu moet het toch.
Ik word ertoe gedwongen.
Door wat anderen naar jouw hoofd hebben geslingerd.
Dat je op moet rotten naar je eigen land.
Waarom maakt iedereen het zo belangrijk?
Waar je vandaan komt.
Feit is dat we hier zijn. Hier. En nu.
Vanaf hier moeten we verder.
Verder vooruit zonder terug te kijken.
En toch kan dat niet.
Omdat anderen opmerkingen maken.
Ons ongevraagd advies geven.
Ons bestaan in twijfel trekken.
Eerst bij mijn vader, toen bij mij.
En nu bij jou.
Daarom neem ik je mee terug.
Naar hoe alles begonnen is.
Want we komen van ver.
Te voet, met de boot, de bus en de fiets.
Soms moet je terug om vooruit te komen.
Luister.   

Spalburg, Jeffrey. Ik ben jullie meester. 2023. Amsterdam: Das Mag Uitgevers.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter