blog | werkgroep caraïbische letteren

Schrijfwijzer; Veel voorkomende fouten in academische werkstukken

Dr Stephan Besser (Universiteit van Amsterdam) heeft een lijst opgesteld met fouten die veel voorkomen in wetenschappelijke werkstukken van studenten. Omdat deze site veel gelezen wordt door mensen uit het onderwijsveld, heeft Caraïbisch Uitzicht aan dr Besser toestemming gebracht zijn lijst te mogen reproduceren. Et voilà.

door Stephan Besser

Hieronder vind je een lijst met veel voorkomende fouten in wetenschappelijke werkstukken van studenten. De lijst is genummerd: als je een van deze nummers in de feedback op je werkstuk aantreft, weet je dat je de betreffende fout hebt gemaakt — en dat je deze schrijfwijzer niet grondig genoeg hebt gelezen om die fout te voorkomen:) Doe dat wel, want het maakt je teksten beter en het leven van iedereen mooier en gemakkelijker (inclusief dat van je docenten).

Let op, deze schrijfwijzer is alleen van toepassing op academische werkstukken (papers, wetenschappelijke artikelen, korte opdrachten etc.) binnen een letterkundige context. Voor andere contexten en genres (essays, populariserende teksten etc.) kunnen andere regels gelden.

    Of het nou gaat om primaire teksten of om secundaire literatuur: met elk letterlijk citaat uit een van je bronnen haal je een tekst uit zijn oorspronkelijke context en plaatst je die in de nieuwe context van je eigen werk. Maar terwijl jij goed bekend bent met de oorspronkelijke context zijn je lezers dat niet. Je moet hen daarom van alle noodzakelijke informatie voorzien om het citaat ook goed te kunnen begrijpen. Denk daarbij aan informatie over

    • de spreker (wie is er aan het woord?)
    • de situatieve context waarin een uitspraak wordt gedaan
    • niet eerder geïntroduceerde personages en andere namen die in het citaat worden genoemd
    • concepten die in het citaat aan bod komen etc.

    Verder moet je je lezer in staat stellen om te kunnen begrijpen naar wie of wat de voornaamwoorden in een citaat verwijzen.

    In de meeste gevallen kun je dit soort informatie heel gemakkelijk in één of enkele woorden geven — en voor de begrijpelijkheid van je citaten is het cruciaal dat je dat daadwerkelijk doet. In het onderstaande stukje is bv niet duidelijk wie er aan het woord is en met wie (een anonieme ‘hij’) die persoon in gesprek is. Je kunt vermoeden dat het om een gesprek tussen het personage Ties en een psychiater gaat, maar dat weet je als lezer niet zeker:

    Dit probleem laat zich gemakkelijk oplossen door een betere inleiding van het citaat: ‘Dit komt duidelijk naar voren in een gesprek van Ties met een psychiater: …’.

    Dit fenomeen betreft natuurlijk ook secundaire teksten. In het onderstaande citaat is het evenmin duidelijk waarnaar een voornaamwoord — in dit geval ‘they’ — verwijst. Ook dit is gemakkelijk op te lossen door een betere inleiding van het citaat:

    Citeren betekent ook verplaatsing van een stukje tekst naar een nieuwe grammaticale en syntactische context; zorg daarom ook voor een goede inbedding van citaten op dit niveau. In het onderstaande voorbeeld is dit niet goed opgelost:

    De inleidende zin — ‘In het hoofdstuk […] omschreven’ — is onvolledig en het citaat is niet goed ingebed in de structuur van de zin. Dit kun je op de volgende manier oplossen: ‘In het betreffende hoofdstuk wordt bijvoorbeeld beschreven hoe die twee “met de gretigheid van geliefden praatten, zonder dat er verder van enige erotiek sprake was” (211).’

    Als je alleen de inhoud van een casustekst wilt samenvatten kun je beter parafraseren dan citeren. Haal alleen langere citaten uit een casustekst aan als je die ook echt gaat analyseren. Stel je zo’n citaat voor als een wetenschappelijk preparaat dat je nauwkeurig onderzoekt en ontleedt — en niet als een short-cut voor het weergeven van inhoud.

     Zorg voor kernachtige, pregnante formuleringen in je eigen tekst die je je lezers aanreikt om geciteerd te worden.

    Paginanummers van citaten en parafrasen zijn bijna nooit inhoudelijk belangrijk en zeggen je lezers op zich niets. Vermeld ze daarom alleen als bronverwijzing tussen haakjes — dat moet natuurlijk wel! — en gebruik de ruimte voor een goede inhoudelijke inleiding en contextualisering van het citaat. Doe het dus anders dan in het onderstaande voorbeeld:

    Bij een goede uiterlijke verzorging van je tekst hoort ook het correcte gebruik van cursiveringen en aanhalingstekens bij de verwijzing naar bronteksten. De basisregel van de MLA hiervoor luidt: titels van ‘containers’ zoals boeken en tijdschriften cursiveren; titels van artikelen, gedichten etc. tussen aanhalingstekens zetten. Dus: De avonden (Reve) en Journal of Dutch Literature, maar “De dood van de auteur” (Barthes) en “Oud-West” (gedicht uit de bundel Mijn naam is Legioen van Menno Wigman).

    Bij het uitwerken van een heldere argumentatie is het erg nuttig en productief om in termen van alinea’s te denken en te schrijven. Beschouw alinea’s daarbij als coherente, functionele eenheden met een duidelijk begin en einde — een beetje zoals worstjes in een worstenketting…

    Als je zo werkt, is je betoog voor je lezer gemakkelijker te volgen en voor jezelf ook gemakkelijker te structureren. Dit houdt ook in dat een alinea in principe één duidelijke functie heeft — bv samenvatting van een primaire tekst; toelichting van een concept; bespreking van secundaire literatuur, uitwerking van een stap in je betoog etc. — en dat je binnen een alinea niet te veel dingen tegelijk probeert te doen.

    In het onderstaande voorbeeld gebeurt dat wel: de auteur begint in de eerste alinea met een samenvatting van de roman in kwestie maar komt tegelijk ook te spreken over de receptie van het boek en verschillende inhoudelijke punten (het doorbreken van verwachtingspatronen, de tegenstelling platteland-stad). In de tweede alinea wordt dan ingegaan op het vertelperspectief (gekoppeld aan het onderwerp van de verbeelding van het platteland) en volgt een voortzetting van de samenvatting van het verhaal. De functie van het betoog verschuift daarbij op zinsniveau, met als gevolg een versnippering van de argumentatie en veel overlappingen en herhalingen (de fotografe ‘strandt’ in de eerste én in de tweede alinea op het platteland). Het zou beter zijn om deze dingen (samenvatting, inhoudelijke punten) uit elkaar te trekken en in aparte alinea’s te behandelen:

                Vormgeving alinea’s: geen witregels, nieuwe alinea laten inspringen.

    Er zijn uitzonderingen, maar meestal is het niet handig om hele korte alinea’s (= korter dan drie zinnen) te gebruiken, dat wekt de indruk van versnippering, zoals in dit voorbeeld:

    In sommige gevallen kan het nuttig zijn om in je analyse lineair-chronologisch door je casustekst heen te gaan en daarbij steeds belangrijke passages en citaten van commentaar te voorzien (bv als je de ontwikkeling van een personage wilt analyseren). Maar in de meeste gevallen is zo’n lineair-chronologische benadering géén goed idee. Die leidt namelijk snel tot een vlakke ‘en-dit-en-dit-en-dit’-structuur van je eigen tekst, hoewel je juist zelf structuur moet aanbrengen in je analyse en duidelijk moet maken welke punten er belangrijk zijn en welke minder (of helemaal niet). Neem dus niet gewoon de chronologie van je casustekst over maar zet je eigen betoog neer; bespreek dingen samen omdat ze inhoudelijk met elkaar te maken hebben en niet omdat ze in het verhaal van je casustekst op elkaar volgen.

    In het onderstaande voorbeeld zie je de nadelen van zo’n vlakke ‘en-dit-en-dit’-structuur. De auteur maakt aan het einde van de eerste alinea een belangrijk inhoudelijk punt: er zit een tegenstrijdigheid in de manier waarop de twee mannen hun seksuele ontmoeting hebben ervaren, en dit heeft ook te maken met de manier waarop de roman hierover vertelt. Het zou belangrijk zijn om hierbij stil te staan en direct ook andere voorbeelden van deze ambivalentie in de tekst systematisch te bespreken. Maar omdat deze observatie is ingebed in een lopend commentaar op de tekst — die in de volgende alinea weer doorgaat met de beschrijving van de carrière van een van de mannen — is daar geen ruimte voor. Deze ruimte moet je dus wél creëren door zelf structuur aan te brengen in je analyse.

    Formuleringen zoals ‘naar mijn idee’ of ‘ik ben van mening’ hebben geen plek in een academisch werkstuk. Je kunt natuurlijk in de ik-vorm schrijven;  je kunt zelf op je eigen ervaring en positie t.o.v. van een onderwerp ingaan, als dat relevant is. En misschien voel je je soms ook onzeker over een bepaalde interpretatie en heb je dan de neiging om die als jouw ‘mening’ te relativeren. Maar bij de analyse van teksten gaat het niet om meningen, het gaat om bronnen, citaten, argumenten en onderbouwingen. Als je onzeker bent over een bepaalde interpretatie, bespreek dan ook zorgvuldig de tegenargumenten en kom tot een goed onderbouwde conclusie — maar maak het geen kwestie van ‘meningen’.

    Het is net als bij een orgel: zorg dat je het juiste register of ‘stemgeluid’ gebruikt dat bij een academisch werkstuk past. Dat betekent niet dat je een heel erg formele taal en zoveel mogelijk wetenschappelijk jargon moet gebruiken; dat kan juist afleiden van de inhoudelijk relevante punten die je wilt maken. Het betekent wel dat je geen informele of spreektaal moet gebruiken. Heb het bv niet over ‘Daan zijn moeder’ maar over ‘Daans moeder’; een roman bevat niet veel ‘romantische trekken’ maar ‘kenmerken van de romantiek’; een dichtbundel gaat niet ‘erg diep’ maar ‘uitgebreid’ in op de rol van de vrouw in de maatschappij etc.

    Een academisch werkstuk moet op zichzelf kunnen staan; verwijs daarom niet naar hoorcolleges, discussies in werkgroepen, opdrachten etc. De imaginaire lezer van je werkstuk is niet je docent maar een letterkundige die de betreffende cursus niet heeft gevolgd en je bronnen niet kent. Alles wat deze persoon niet zou kunnen weten moet je uitleggen.

    Your comment please...

    • RSS
    • Facebook
    • Twitter