blog | werkgroep caraïbische letteren

Karwan Fatah Black neemt jonge onderzoekers op sleeptouw in het schrijfproces

Op de Literaire Pagina van de Ware Tijd van 24 mei 2024 wordt Karwan Fatah Black ‘de momenteel meest productieve wetenschapper over slavernij’ genoemd. Er is waardering voor ‘de brede insteek’ die uit zijn werk blijkt en voor het feit dat hij ‘ook jonge onderzoekers op sleeptouw neemt in het schrijfproces.’ Hieronder recensies van Hilde Neus en Jerry Dewnarain over drie boeken van Fatah Black. Twee daarvan schreef hij samen met co-auteurs, Ooggetuigen van de Nederlandse slavernij, met Camilla de Koning, en Geketend voor Hollands glorie met Lauren Lauret en Joris van den Tol.

Over zijn laatste publicatie Ooggetuigen van de Nederlandse slavernij. Van Overtocht tot opstand verzorgde Karwan Fatah Black op 14 juni jl. een lezing in het Nationaal Archief in Paramaribo ter afsluiting van de Archiefweek aldaar.

Karwan Fatah Black

In die week waren er in het archief ook sessies om de medewerkers en studenten geschiedenis tot publicatie aan te moedigen. ‘Zij zijn dagelijks met de oude archieven bezig, maar publiceren daar zelf weinig of niet over’, constateert Hilde Neus: ‘Het zou goed zijn voor henzelf, maar ook voor de Surinaamse samenleving, als een deel van de staf van het Nationaal Archief de taak op zich neemt om de zo belangrijke oude bronnen te ontsluiten voor het publiek via toegankelijke kleine artikelen. Op de website, sociale media, of in een van de lokale dagbladen. De stukken zijn per slot van rekening al gedigitaliseerd. De archiefmedewerkers zelf zien dan dat de Surinaamse geschiedenis niet zwart wit is, maar vele nuanceringen kent. Daar kan over worden gepubliceerd en gediscussieerd, zodat we allemaal meer leren over onze geschiedenis. Waarbij ook de contractarbeid niet vergeten mag worden.

In Ooggetuigen van de Nederlandse slavernij heeft Karwan Fatah Black, dit keer samen met Camilla de Koning, de taak op zich genomen om de mensen in slavernij dichter bij elkaar te brengen. Uit het grote slavernijverhaal hebben zij een twaalftal onderwerpen gekozen waar bronnen over te vinden zijn, Die thema’s zijn verder uitgewerkt.

Ontworteling van de kinderen in Afrika is één van de thema’s. In dit verband wordt bijvoorbeeld de naam van Jacobus Capitein genoemd, die later in Leiden promoveerde met een verdediging van de slavernij. Hij keerde terug naar Elmina in zijn geboorteland (het toenmalige Ghana). Daar echter werd hij – met zijn totaal andere ideeënwereld – niet geaccepteerd als predikant en pleegde hij uiteindelijk zelfmoord. (In dit boek blijft het verhaal van Capitein onvoltooid, de schrijvers veronderstellen dat het wel bekend is.)

Hoe verliep de overtocht op het slavenschip? is een ander onderwerp. En de veiling in Paramaribo zelf, de openbare vendue waar de mensen in kleine groepjes te kijk werden gezet. Om uiteindelijk verkocht te worden aan de nieuwe eigenaar, die hen brandmerkte zodat altijd duidelijk was aan wie zij toebehoorden. Want de initialen van de meester of de plantage werden op de arm gebrand.

Maar iets wat ook beschreven wordt is hoe een man op een plantage bezwaar maakte tegen een nieuwe eigenares omdat bepaalde vrijheden die hij gewend was teruggedraaid zouden kunnen worden. Zo rond 1752 leefde deze ‘priester’ Quamina in een aparte woning aan de rand van de plantage Dijkveld, met daarin een kamertje met een winti-tabernakel. Via strafzaken uit het archief van de Raden van Politie en Criminele Justitie zijn er dus reconstructies van het leven op een bepaalde plantage te maken. Die geven een inkijkje in dagelijkse praktijken die ons wellicht verbazen.

‘Agency’, ruimte vinden om zelf invloed op je lot te nemen, is een thema in dit boek. En manieren om de algehele vrijheid te verkrijgen ontbreken natuurlijk ook niet als onderwerp. Weglopen is een van de manieren. Maar de vrijheid kon ook verkregen worden wanneer men als bediende de eigenaars begeleidde op de reis naar de Nederlanden. Daar bestond slavernij niet. En omdat slavernij er dus verboden was, waren deze bedienden na een half jaar vrij. Althans als iedereen zich aan de regels hield. Dat niet iedereen dit deed, blijkt wel uit de rechtszaken die over deze bestreden manumissies zijn gevoerd.

Een andere manier van vrijwording liep via manumissie, het vrijkopen. Meestal was er in dat geval een speciale band met de eigenaar. Vrouwen waren kansrijker als concubine en moeder van de kinderen van een planter. Meestal verliep het proces vlotjes, maar . . als archieven zijn aangemaakt omdat er een rechtszaak over werd gevoerd, dan kunnen we ook hier aannemen dat zich dus wél problemen voorgedaan.

Naast Suriname komt ook Curaçao aan bod. Er is voor gekozen om de opstand op plantage Hato te belichten, waar groepjes slaven een eigen gemeenschap wilden stichten in 1750. De auteurs halen in dit verband het verhaal van de welbekende slaaf Spartacus aan, dat rond 1760 in Europa werd herontdekt. Dit verhaal was niet bedoeld om helden op een voetstuk te zetten, maar juist als waarschuwing voor het constante gevaar van opstanden.

Voor mij persoonlijk was het meest interessante hoofdstuk dat over vroedvrouwen. Met wat zoekwerk, want dat is archiefonderzoek, kan een beeld worden geschetst van hoe vrouwen elkaar bijstonden tijdens de bevalling en het kramen. In Paramaribo waren (vooral Joodse) vroedvrouwen aangesteld door het gouvernement, zij ontvingen een tegemoetkoming en legden een vaardigheidsexamen af. Op de plantages waren het meestal oudere vrouwen met veel ervaring bij bevallingen die genoteerd stonden in de inventarissen als ‘vroedvrouw’.

Met deze op thema’s gerichte benadering is het mogelijk een breed scala aan onderwerpen te behandelen. Toch blijft dit onbevredigend, omdat je van elk deel wel het gevoel krijgt dat er zoveel meer over te zeggen is. Surinamers willen graag lezen over opstanden hier in Suriname, en mensen van Curaçao willen graag een heel boek over de slavernij op hun eiland. Genoeg te doen dus voor aankomende onderzoekers. Wellicht voor onze eigen studenten en archiefmedewerkers.

[Hilde Neus]

Slavernij en beschaving. Geschiedenis van een paradox

In 2021 publiceerde Karwan Fatah-Black een studie over de geschiedenis van de paradox van de slavernij. Hier staat de vraag centraal waarom het onderwerp van de slavernij zoveel controversiële emoties oproept. Er is de laatste tien jaar geen onderwerp geweest dat zoveel stof heeft doen opwaaien in landelijke debatten. En daaraan gekoppeld is de herdenking van de afschaffing uitgebreider en meer in het openbaar gevierd. Al dan niet gepaard gaande met het uitspreken van excuses. Door de ene burgemeester eerder opgepakt dan door de andere, gevolgd door de speech van premier Rutten op het vreemde moment van 19 december 2023. En vervolgens het bezoek van koning Willem-Alexander aan de Ketikoti viering in het Oosterpark. Zijn toespraak maakte veel emoties los. Eindelijk.

Waarom moest dat nou zo lang duren? De mogelijke gevolgen van het aanbieden van excuses kunnen herstelbetalingen zijn. En de discussies daarover worden in alle hevigheid gevoerd. Het boek dat hier besproken wordt, gaat over het gekrenkte gevoel van de doorsnee Nederlander. Paradoxaal, want geen van hen zal heden ten dage nog voorstander zijn van slavernij. De discussie is belangrijk omdat het achterliggende racisme van de Trans-Atlantische slavernij nog steeds doorwerkt in Europese samenlevingen. Brede informatieverstrekking helpt om het begrip over de pijn van deze ellendige periode begrijpelijk te maken. En de reacties van de benadeelde groep te verklaren.

Voor Fatah-Black staat voorop dat de wortels van de geschiedenis aan de basis liggen van de geracialiseerde slavernij, waarvan de uitwerkingen nog steeds voelbaar zijn. Daarom is het zaak die geschiedenis vast te leggen en te begrijpen. Daartoe analyseert hij de relatie tussen slavernij en beschaving. Hij vraagt zich af hoe de slavernij in de oudheid ervaren werd, en constateert dat er toen ook al ongemak over bestond. Het ging niet alleen om het uitbuiten van mensen uit economische motieven. Het ging ook om macht en overheersing. Dit is een complexe culturele dimensie, volgens Fatah Black.

De slavernij wereldwijd was bijzonder divers, denk maar aan de ‘islamitische’ vormen. Lang is het systeem niet verbonden geweest aan ras, en dat was juist het typische van de productieslavernij.

Aan beide kanten van de oceaan was er tegenstand, wat uiteindelijk uitmondde in Emancipatie, in het ene koloniale gebied op een eerder tijdstip dan in het andere. Vanaf circa 1900 zijn er tegenverhalen verteld door nazaten. Al zijn die schaars, ze dienen zeker meegenomen te worden in het debat. Het intellectuele instrumentarium van niet-Westerse auteurs en denkers kan helpen het debat in Nederland (en hier in Suriname) over slavernij en beschaving aan te scherpen, volgens de auteur.

[Hilde Neus]

Geketend voor Hollands glorie – onderzoek naar het slavernijverleden van Zuid-Holland

Door Jerry Dewnarain

Bij Leiden Publications is een boek verschenen over de rol van Holland in het Nederlands slavernijverleden. Twee Leidse onderzoekers te weten Karwan Fatah-Black en Lauren Lauret hebben in hun onderzoek de vraag gesteld in hoeverre met name Zuid-Holland in politiek en economisch opzicht betrokken was bij de slavernij. Dit onderzoek is het afgelopen jaar in boekvorm verschenen getiteld: Getekend voor Hollands Glorie. De Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland zijn de sponsor van dit onderzoek geweest, omdat zij op deze manier hopen de rol van Zuid-Holland in het slavernijverleden openbaar te maken. Met slavernij wordt in dit onderzoek bedoeld: ‘het behandelen van mensen als verhandelbare goederen en dat de eigenaar bij wet deze rechten van eigendom mag uitoefenen.’ In dit onderzoek  wordt zowel de slavernij in de Atlantische wereld als de minder bekende slavernij in Azië onder de VOC behandeld met de opmerking dat ‘de Staten van Holland in het geval van Azië verder afstond van de slavernij die daar werd bedreven. Hollandse besturen waren directer betrokken bij kolonisatie in de Atlantische wereld.’

Politiek

Op politiek gebied namen de Staten van Holland het voortouw bij het opstellen van het octrooi van de WIC. Ook de doorstart van de WIC in 1674 werd ontworpen door de Staten van Holland. In 1840 werd de provincie Holland verdeeld in een noordelijk en zuidelijk deel. Vóór 1840 was Holland het politieke centrum van de Nederlandse Republiek. Van belang waren defensie en internationale betrekkingen.  Beslissingen over slavenactiviteiten werden door de provincie genomen. Gevolg hiervan was dat steden en adel in Holland veel invloed  hadden op deze activiteiten, want de Staten van Holland hadden een grote rol hierin. Zij namen het voortouw bij het opstellen van het octrooi van de WIC door het opstellen van charters voor de West-Indische Compagnie (WIC) in 1621 en 1674. ‘Bovendien gaven de gedecentraliseerde aard en tradities van de provinciale politiek aanzienlijke macht aan figuren als grootpensionarissen. Onder het bewind van grootpensionaris Johan de Witt werd de verovering van slavenforten op de westkust van Afrika bijvoorbeeld een speerpunt. Vanwege de centrale rol van Holland in de politiek van de Nederlandse Republiek, zochten politieke afgevaardigden van andere Europese mogendheden hier bovendien steun voor hun koloniale ondernemingen. Daarnaast bezochten vertegenwoordigers van Afrikaanse of Latijns-Amerikaanse regio’s Den Haag voor diplomatieke missies’, volgens de website van de Universiteit van Leiden.

Nederlandse Republiek toonaangevende slavenhandelaar

De onderzoekers stellen dat tussen 1650 en 1675 de Nederlandse Republiek de belangrijkste slavenhandelaar in de Atlantische wereld was. Tot ongeveer 1700 hadden havens in Holland hiervoor het monopolie, of beter gezegd de belangrijkste positie. ‘Daarna werd de provincie Zeeland het belangrijkste Nederlandse centrum voor slavenhandel. De economie van Holland raakte sterk verweven met kolonialisme en slavernij. Dit omvatte de productie van goederen zoals wapens en alcohol, die werden verhandeld voor tot slaaf gemaakte Afrikanen aan de westkust van Afrika, maar ook consumptiegoederen zoals schoenen en zeep voor de verkoop in de koloniën. Er was ook een bloeiende verwerkingsindustrie die koloniale goederen zoals suiker, katoen en tabak op de markt bracht. Aan slavernij gerelateerde activiteiten hebben dan ook altijd deel uitgemaakt van de Nederlandse economie. Naar schatting varieerden de percentages tussen de 4% in de jaren 1730 en 14% in de jaren 1780 van de Nederlandse economie.’

Koloniale expansie

De Europese slavenhandel met het daarmee gepaard gaande kolonialisme zorgde voor het ontstaan van een groep rijken die een bepaalde status en privileges voor zich opeiste. De concentratie van deze groep was in Zuid-Holland. De winsten die werden verkregen uit de plantage-economie werden gebruikt voor ‘verdere koloniale expansie en landgoederen, die vaak waren voorzien van siertuinen geïnspireerd op overzeese flora en fauna.’ De bestuurders uit de koloniën werden sleutelfiguren in de politiek en zij gebruiken hun kennis en ervaring ‘op gebieden als natuurlijke historie, etnografie en kunstverzameling.’

Maar Zuid-Holland werd ook het centrum voor de strijd tegen de afschaffing van de slavernij. Politici uit de regio zorgden ervoor dat er een wet werd aangenomen die de slavernij in 1863 afschafte. ‘Vanwege de grondwetswijzigingen van 1815, 1840 en 1848 zijn de bijdragen van Kamerleden verkozen door de Zuid-Hollandse kiesdistricten of Statenvergadering aan de Emancipatiewetgeving formeel niet uit naam van de provincie gedaan. Desondanks blijkt uit de loopbanen van bestuurders en politici die hun machtsbasis in Zuid-Holland hadden dat zij een belangrijke bijdrage leverden aan de totstandkoming en uitvoering van de Emancipatiewetgeving.’

Ook waren er raciale vooroordelen onder politici over de bevolking in de koloniën. De politiek zorgde ervoor dat er een beleid kwam dat zorgde voor koloniale hiërarchieën en het voortzetten van de uitbuiting van mensen die in de koloniën woonden. ‘Raciaal denken bij Zuid-Hollandse politici en bestuurders zoals Elout, Van Gefken en Van Sypesteyn zorgde voor het in stand houden van de koloniale hiërarchie en de uitbuiting van koloniale onderdanen. De doorwerking van het slavernijverleden behelst daardoor de ongelijkheid die nazaten van zowel de tot slaafgemaakten als de contractarbeiders tot op de dag van vandaag treft in de Nederlandse samenleving.’

Economie

Gedurende drie eeuwen, vanaf het einde van de zestiende tot het einde van de negentiende eeuw, groeide de Hollandse economie steeds verder dankzij haar economische belangen in zijn koloniën. ‘Holland was een draaischijf waarlangs goederen, kapitaal, arbeid en kennis tussen koloniën en de rest van Europa bewogen. Hollandse havens waren binnen Nederland tot circa 1700 de belangrijkste vertrekpunten voor slavenschepen, waarna het zwaartepunt verschoof naar Zeeland. Hollandse steden, zoals Dordrecht en Rotterdam, ontwikkelden in de zeventiende eeuw een verwerkende industrie die afhankelijk was van met slavernij geproduceerde goederen zoals suiker, tabak en katoen.’

In de achttiende eeuw was de handel en industrie dankzij slavenarbeid groot: ‘Het plantagebezit door Hollanders nam vanaf de jaren 1680 toe en breidde zich in de achttiende eeuw verder uit. In de negentiende eeuw kwam het belang van de koloniën voor de Hollandse economie tot een hoogtepunt. Door de afschaffing van de slavenhandel (1814) en de opkomst van het cultuurstelsel in Indië, was de Atlantische slavernij als inkomstenbron in de Hollandse economie van afnemend belang.’

Resultaten onderzoek

Het onderzoek somt een aantal resultaten op. Eén hiervan is, dat gebleken is dat er een duidelijke continuïteit bestond tussen de manier waarop de bestuurders in Holland dachten over de tot slaafgemaakten en de vrijgemaakten en in het verlengde daarvan over de contractanten uit Brits-Indië, China en Java. Kwesties rond de ontwikkeling van geracialiseerde burgerschapspraktijken na de slavernij verdienen een eigenstandig onderzoek. Deze burgerschapspraktijken en het daaraan ten grondslag liggende mensbeeld hebben een zichtbare maatschappelijke doorwerking tot ver na de afschaffing en de dekolonisatie.

https://www.universiteitleiden.nl/nieuws/2023/06/geketend-voor-hollands-glorie-onderzoek-naar-het-slavernijverleden-van-zuid-holland-afgerond

https://kennis.zuid-holland.nl/wp-content/uploads/2023/06/Publiekssamenvatting-onderzoek-Geketend-voor-Hollands-Glorie.pdf

https://kennis.zuid-holland.nl/onderzoeken/het-slavernijverleden-van-provincie-zuid-holland/

Fatah-Black, Karwan en Camilla de Koning. Ooggetuigen van de Nederlandse slavernij. Van overtocht tot opstand. Amsterdam: Em. Querido’s Uitgeverij, 2024. ISBN 978 90 214 2546 7

Fatah-Black, Karwan, Lauren Lauret en Joris van den Tol. Geketend voor Hollands Glorie. Slavernij in de geschiedenis van de provincie Zuid-Holland. Leiden: Leiden Publications, 2023. ISBN 978 90 872 8431 2.

Fatah-Black, Karwan. Slavernij en beschaving. Geschiedenis van een paradox. Amsterdam: Ambo/Anthos, 2021. 978 90 263 5502 8.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter