blog | werkgroep caraïbische letteren

Archeologie van Suriname – de Werehpai Petroglyph Site

De archeologische vindplaats Werehpai in het zuidwesten van Suriname werd in 1999 ontdekt. De plaats ligt ongeveer 10 km ten oosten van het Trio-dorp Kwamalasoetoe aan een zijriviertje van de Sipaliwini. In 2007 schreef Lana Leach op CU: het verhaal gaat dat trio Kamanja negen jaar geleden door een droom naar Werehpai is geleid. Sindsdien is steeds meer wetenschappelijk onderzoek naar Werehpai gedaan. Onderstaand artikel van de Ware Tijd Literair van 3 mei 2024 laat zien hoe dit uitmondde in boekpublicaties, expositie-, filmmateriaal en meer.

Het pad naar Werehpai.

De Stichting Surinaams Museum heeft een traditie in het publiceren van boeken. Dit is alweer het tiende deel in de serie Libri Musei Surinamensis, wat Latijn is voor: Boek van het Surinaams Museum. Deze serie is geïnitieerd door drs. Laddy van Putten, van wie de stoel recentelijk is overgenomen door archeoloog Santosh Singh. Eerder is in hetzelfde formaat, en van dezelfde auteur, Aad Versteeg, het deel Suriname voor Columbus verschenen, waarin de archeologische vindplaatsen, en daaraan gekoppelde vondsten zijn gedocumenteerd in het Nederlands en Engels. Aan de hand van deze inventaris kunnen bezoekers van het museum op de tweede verdieping van het Fort een tentoonstelling bezoeken, waarin een deel van deze objecten is geëxposeerd, naast voorwerpen van verschillende Marrongroepen in het binnenland. Daar komen we op een ander moment op terug.

Het boek over Werephai gaat in op de spectaculaire vondst, die gedaan is in het verre zuiden op de Sipaliwini-savanne in 1999, door de Trio van Kwamalasemutu. Dit betrof grotten, waarin een groot aantal petroglyphen zijn aangebracht, dit zijn ingekerfde figuren (dus niet getekende zoals hiëroglyfen).

Vóór de vondst van Werehpai waren er 193 rotstinkervingen in Suriname geïnventariseerd, en dit boek telt door vanaf 193, en gaat tot 491 (p.346). Middels afbeeldingen en foto’s zijn ze opgenomen in deze publicatie. De tekeningen zijn op 20% van de ware grootte weergegeven. De foto’s kunnen afwijken, omdat de tekeningen gemaakt zijn na het fysiek natrekken van de lijnen (die niet allemaal even diep zijn) met de vingers, en bij speciale belichting van diverse kanten.

Daarna is door Versteeg en Dirk Noordam – een bodemspecialist en landschapsdeskundige – gezamenlijk besloten hoe de petroglyphen het beste weer te geven.

In 2000 heeft documentairemaker Ted Janzs in opdracht van Conservation International een film gemaakt, een daarmee is men fondsen gaan werven om dit bijzondere erfgoed vast te leggen. In 2005 is de eerste expeditie uitgerust, waarna er nog enkele hebben plaatsgevonden. En nu is het boek er dus (met steun van de Nederlandse ambassade). De naam Werehpai is genoemd in een verhaal van Temeta Wetaru, dat door Koelewijn is vastgelegd (2003). Het is de naam van een sterke vijand van de Trio, de site is zoo genoemd omdat hij daar vlakbij woonde, bij de Maripakreek.

De structuur van het complex

Deze plek bevat een aantal grote stenen (soms deels onder de grond) die variëren in grootte van 50 centimeter tot 5 meter, op en naast elkaar liggen en die zo enkele ruimtes vormen. De afbeeldingen binnen zijn op deze manier beschermd tegen eroderende klimaatinvloeden. Het geheel bestaat uit 7 ‘huizen’, sommige onderling verbonden terwijl je bij andere van buiten uit via een opening naar binnen kunt.

Huis 1 heeft vier kamers, met daarin verschillende petroglyphen. De allermooiste in het boek is misschien wel de afbeelding van een vrouw, 33 cm hoog en op zijn breedst 17.5 centimeter. Het is een vrouwfiguur zonder oren of benen, ook de armen zijn slechts rudimentair aanwezig. Maar er is wel een vagina en baarmoeder, reproductie-organen dus, en zelfs iets wat lijkt op een vrucht. Het is overigens de enige petroglyph in de huizen van een vrouwfiguur.

Een vrouwfiguur

Er zijn vele dier- en manfiguren afgebeeld, en symbolische configuraties die op wiskundige tekens lijken en een grote waarde hebben die voor ons helaas verloren is gegaan. Bijgaand een foto van een dierfiguur dat op een aap lijkt. Alle petroglyphen zijn nauwkeurig beschreven door de auteurs. Er is verder geen betekenis aan toegevoegd, behalve bepaalde herkenbare lichaamsdelen.

Artefacten

Werehpai is de eerste archeologische vindplaats in Suriname met rotstekeningen die vergezeld gaat met artefacten. Er zijn geen objecten gevonden op andere vindplaatsen van petroglyphen in Suriname, en als zodanig is Werehpai een unieke archeologische locatie. Enkele van de artefacten behoren tot de Koriabo-cultuur.

Deze Inheemsen hebben vroeger ook gewoond in Kwamalasamutu. In de Werehpai-testputten en andere locaties zijn in totaal 2234 objecten verzameld. Deze bestaan uit aardewerkscherven, stenen voorwerpen die mogelijk door de mens zijn gemaakt en als gereedschap zijn gebruikt, en granietfragmenten. Dit was de eerste analyse van de scherven en stenen voorwerpen sinds deze vanaf 2005 werden opgegraven. Deze objecten dienen nader te worden bestudeerd. Voor archeologisch onderzoek is het van belang dat deze specifieke artefacten de aandacht krijgen die ze verdienen, omdat deze kunnen bijdragen aan het beantwoorden van diverse vragen op het gebied van handel en migratie.

Bijvoorbeeld hoe lang er al menselijke bewoning is in het gebied. Door de koolstofmethode toe te passen, heeft men kunnen nagaan dat de oudste houtskoolresten zo’n 3000 jaar geleden door inheemsen daar zijn gebruikt.

Originele makers

Volgens de Trio’s, die de onderzoekers Versteeg, Noordam en Sandoval hielpen en steunden tijdens het veldonderzoek om de betekenis en achtergrond van de petroglyphen te duiden, hebben ze geen idee wie deze gemaakt heeft, wanneer, hoe deze gemaakt is of wat de betekenis ervan is. Kamanja, een Trio die meereisde naar Werehpai, vertelde dat hij de plek had gevonden toen hij in 1999 op zoek was naar een verloren jachthond. Volgens hem was de plek voorheen onbekend bij de Trio’s. Dit lijkt onbegrijpelijk, aangezien de vindplaats slechts ca. 10 kilometer ten oosten van Kwamalasamutu ligt. Over het algemeen kennen inheemse volkeren de omgeving rond hun dorpen tot in detail en over een heel grote afstand.

[Aad Versteeg, Dirk Noordam, Abelardo Sandoval en Irene Meulenberg, The Archeology of Suriname: The Werehpai Petroglyph Site. Libri Musei Surinamensis 10. Paramaribo: Stichting Surinaams Museum, 2023.]


Inheemse vertellingen

De vertellingen uit de wereld van de inheemsen zijn sprookjesachtig en magisch. Tussen de mens, de natuur, hemel en aarde is een eenheid waardoor alle werelden door elkaar lopen. Het zijn mythologische vertellingen die natuurverschijnselen verklaren aan de hand van prachtige verhalen. Maar ook zitten er hele spannende en wrede verhalen tussen, want dat komt natuurlijk ook voor in de natuur.

André Carolus Cirino heeft zich zijn hele leven beziggehouden met verhalen van de Arowakken en de Karaïben. Hij kwam zelf ook uit een dorp van Murato Karaïben. Hij verzamelde verhalen die normaliter oraal werden doorgegeven, en schreef ze op. In 1970 komt zijn tweedelige verzameling uit, genaamd ‘Indiaanse Vertellingen’.

Door middel van deze vertellingen kunnen kinderen vanaf ongeveer 9 jaar zich verdiepen in de inheemse cultuur.

Een Inheemse vertelling uit Pierrekondre

In het dorp Pierrekondre woonde een mooi meisje,. Toewie heette ze. Ze was slank en haar huid was roodbruin. Ze droeg haar haar in twee stevige vlechten over haar schouders. Wanneer de cassave-oogst goed was geweest, werd overal in het dorp feest gevierd. Dit om de geest die voor de kostgrondjes zorgde, gunstig te stemmen en om van hem gedaan te krijgen dat hij de volgende oogst weer goed zou laten zijn. Bij zo’n feest dansten mannen en vrouwen in een groot rond kamp. Ze dansten in het rond, twee aan twee, achter elkaar. De piai mannen zaten naast elkaar op een bank hun kalebasrammelaars te draaien. Toewie en haar vriendinnenwoonden zulke feesten vaak bij.

Op een dag waren de ouders van Toewie naar hun kostgrond gegaan. Het meisje was alleen thuis. Ze zat katoen te spinnen. Terwijl ze spon, neuriede ze een lied,toen ze plotseling een jonge man voor zich zag staan. De jonge indiaan was mooi uitgedost en in zijn rechterhand hield hij zijn pijl en boog. Hij keek Toewie diep in haar ogen. Ze bloosde en was een beetje bang van de vreemde jongeling. ‘Wil je met mij gaan hengelen?’ vroeg hij. ‘Wie ben je en wat kom je doen?’ vroeg zij op haar beurt. Ik heet Kroemoe en kom van ver’, vertelde de jonge man. ‘Ik heet Toewie’, zei ze, ‘maar ik kan niet met je gaan hengelen, want ik mag niet met een vreemde uitgaan.’

Even plotseling als Kroemoe gekomen was, net zo snel was hij verdwenen. Toewie bleef alleen met haar gedachten. Ze vond Kroemoe wel aardig en ze wilde de ontmoeting aan haar ouders vertellen als ze thuiskwamen. Maar toen ze thuisgekomen waren, zweeg Toewie. Ze had besloten de vreemde ontmoeting als een geheim voor zichzelf te bewaren.

Een paar dagen later ging Toewie naar de kreek om water te halen en daar stond Kroemoe ineens weer voor haar. Dat gebeurde vaker. Als Toewie alleen was, kwam Kroemoe, en Toewie vond het gezellig als hij er was.

Op een keer zaten ze samen aan de waterkant. In een boom vlakbij waren een paar aasgieren bezig zich met uitgespreide vleugels in de zon te verwarmen. Toewie wilde de vogels met steentjes bekogelen, maar Kroemoe bezwoer haar dit nooit te doen. Dat zou ongeluk brengen. Hij zei haar ook nooit zijn naam te noemen als de aasgieren in de buurt waren. ‘Je mag nooit Kroemoe zeggen, hoor’, zei hij, ‘want dat zal ook ongeluk brengen.’

Eigenlijk wilde Toewie aan Kroemoe vragen waarom dat niet mocht en op een dag zei ze: ‘Zeg, Kroe…’ en ze schrok, ‘bijna had ik me versproken. Maar zeg me, waarom mag ik je naam niet noemen. ‘Dat is de wet van mijn volk’, zei Kroemoe ernstig, ‘meer kan ik je niet vertellen.’ ‘O, Kroemoe’, riep Toewie ineens. Toen vlogen de stinkvogels in de boom vlakbij met veel lawaai op en Kroemoe veranderde in een aasgier met een rode kop en zwart-witte vleugels, een tingi- fowru-granman, een koningsgier.

Voordat Toewie bekomen was van de schrik, greep de vogel haar vast. ‘Je kent mijn geheim’, zei hij, ‘ik moet je meenemen. Ik ben het opperhoofd der stinkvogels.’ En hoe Toewie zich ook verzette en hoe hard ze schreeuwde, de grote vogel nam haar mee de lucht in. ‘We zullen afscheid nemen van je ouders en je dorp’, zei hij en hij streek met het meisje neer op een grote tak van een boom vlak bij haar dorp. De dorpelingen stroomden toe met pijl en boog, maar de vogel hield het huilende meisje als een schild voor zich.

Toen vloog Kroemoe op, hoger en hoger. De vogel en het meisje werden een stip, steeds kleiner tot ze niet meer te zien waren. En de indiaanse geestenleer zegt dat Toewie iedere avond als een schitterende ster aan de hemel wenkt naar haar familieleden op aarde. Dus als je op een avond een extra schitterende ster aan de hemel ziet, wie weet is het Toewie!

[Uit A.C. Cirino: Indiaanse vertellingen, deel 1. Paramaribo: Bolivar editions, 1977 en 2000. Herdrukt in: Het meisje met de vogels en andere indiaanse verhalen. (Voor de leerlingen van de O.S. Kwamalasamutu. Stichting PCOS, in het kader van het project ‘Change for Children’, december 2010. ISBN 978 99914 56 06).]


Een native American scheppingsverhaal

Het onderstaande Inheemse scheppingsverhaal behoort tot de duizenden verhalen over de oorsprong van de wereld. De Salinan en Cherokee, afkomstig uit wat we nu respectievelijk Californië en het Amerikaanse zuidoosten noemen, vertonen beide de gemeenschappelijke Inheemse neiging om spirituele kracht in de natuurlijke wereld te lokaliseren. Voor zowel Inheemse Amerikanen als Europeanen stelde de botsing van twee continenten oude ideeën ter discussie en creëerde ook nieuwe.

Salinan Inheems scheppingsverhaal

Toen de wereld voltooid was, waren er nog geen mensen, maar de Amerikaanse zeearend was het hoofd van de dieren. Hij zag dat de wereld onvolledig was en besloot een aantal mensen te maken. Dus nam hij wat klei, boetseerde de figuur van een man en legde hem op de grond. Eerst was hij erg klein, maar hij groeide snel totdat hij de normale grootte bereikte. Maar hij had nog geen leven; hij sliep nog. Toen stond de Amerikaanse zeearend op en bewonderde zijn werk. ‘Het is onmogelijk’, zei hij, ‘dat hij alleen gelaten zou worden; hij moet een partner hebben.” Dus haalde hij een veer tevoorschijn en legde die naast de slapende man. Toen verliet hij hen en ging een eindje verder, want hij wist dat er uit de veer een vrouw werd gevormd. Maar de man sliep nog en wist niet wat er aan de hand was. Toen de Amerikaanse zeearend besloot dat de vrouw bijna compleet was, keerde hij terug, maakte de man wakker door zijn vleugels over hem heen te slaan en vloog weg. De man opende zijn ogen en staarde naar de vrouw. " Wat betekent dit? vroeg hij. “Ik dacht dat ik alleen was!” Toen kwam de Amerikaanse zeearend terug en zei glimlachend: ‘‘Ik zie dat je een maatje hebt! Heb je gemeenschap met haar gehad?” “Nee,” antwoordde de man, want hij en de vrouw wisten niets van elkaar. Toen riep de Amerikaanse Zeearend naar Coyote die toevallig langskwam en zei tegen hem: Zie je die vrouw? Probeer haar eerst!” Coyote was heel gewillig en gehoorzaamde, maar ging onmiddellijk daarna liggen en stierf. De Amerikaanse Zeearend ging weg en liet Coyote dood achter, maar keerde spoedig terug en bracht hem weer tot leven. “Hoe werkte het?” zei de Amerikaanse zeearend. ‘Best goed, maar er gaat bijna een man aan dood!’ antwoordde Coyote. “Wil je het nog een keer proberen?” zei de Amerikaanse zeearend. Coyote was het daarmee eens en probeerde het opnieuw , en deze keer overleefde hij het. Toen wendde de Amerikaanse zeearend zich tot de man en zei: Het gaat nu goed met haar; jij en zij gaan samenwonen.’

[John Alden Mason, The Ethnology of the Salinan Indians (Berkeley: 1912), 191-192.]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter