blog | werkgroep caraïbische letteren

Ken Mangroelal – Fábula Caribeña

Een eenakter

Voor Michiel

Dramatis Personae:

Kabrito (hybride geit)
Yuana (leguaan)
Shoko (uil)
Lora (papegaai, interviewer)
Professor Kemphaan (een Kemphaan)
Makako (aap)

Yuana

In de mondi, felle zon

Kabrito (hybride geit):

“Mè, Mè,

Wat een droogte, sinds el Niño geen grasspriet hier in de mondi. En die passaatwind blaast als een föhn hete lucht door mijn sik. Hoe lang nog houd ik dit uit. Ik vermager met de dag. Kijk mijn ribbenkast schaamt zich niet meer voor het daglicht. Ik was eens een dier van plezier van menige chubato (bok) en ben nu een schamel lijfje zonder enig sexappeal.”

Yuana (leguaan (vanuit de top van een cactus):

“Ja, en ik al maanden niets te drinken gehad. Mijn tong en keel voelen als uitgedroogd schoenleer. De rooi hier beneden herinnert zich allang geen regenwater meer en de cactus, een bron van vocht, daar kan ik mij niet aan laven, die verfoeilijke stekels laten dat niet toe, houden daar wacht.

Wonen hier niet Indianen? Vraag ze om een regendans.”

Kabrito: (geïrriteerd)

“In welke tijd leef je, compadre? Die zijn tijden geleden door de Spanjaarden afgeslacht of afgevoerd naar Coro!”

Yuana: (schouderophalend)

“Nou ja, ik houd het allemaal niet zo goed bij. Is dit niet het eiland van de Gigantos?”

Kabrito: (hoofdschuddend)

“Nee debiel dat is het andere eiland, onze naaste buren, waar negers als slaven werden aangevoerd en doorverkocht.”

Yuana: (verbaasd)

“Negers, hoe zien die eruit?”

Kabrito: (belerend)

“Die zien er uit als makamba’s (Nederlanders), maar dan zwart. Die  kleur kan jij je niet voorstellen. Vraag dat maar aan je neef de zeeleguaan. Die heeft onder water van die zwarte zeeappels gezien zo zwart, nou ja, als roet. En die heeft ook stekels als de cactus. Maar dat zegt je ook niks. Is het ‘s nachts niet donker in je hol, doe dan je oogjes open en wat zie je dan?”

Leguaan:

“Niets. Is niets dan hun kleur?”

Kabrito:

“Houd het maar daarop in jouw geval.”

Yuana: (verveeld)

“Ach, ik hoef dat allemaal ook niet te weten. Ik ben maar een eenvoudig schepsel, heb genoeg aan een plek in de zon, de rest zal mij worst wezen. Ik zink nu maar weer terug in diepe vergetelheid.”

Kabrito:

“Zou ik niet doen. Kijk maar omhoog, een warawara cirkelt boven je kop.”

Yuana: (geschrokken)

“Ai  mi Dios, dat is wegwezen.” (Yuana vlucht naar beneden, naar zijn hol beneden aan de cactus.)

Een Shoko (uil) komt aanvliegen, gaat zitten op een ondertak van een watapana, knippert traag  met zijn ogen)

Kabrito: (verbaasd)

“Jij hier alleen, zonder Minerva?

Waar heb je haar gelaten?”

Shoko:

“Ik was al lang blij dat zij zonder mij hier op het eiland op zoek ging naar 

plaatselijke filosofen. Ken je misschien één?”

Kabrito:

“Mè è è, no lagami hari, laat mij niet lachen. Hier denkt men niet, sukkel! Hier is alle dagen feest. Men zuipt bovendien en copuleert!”

Shoko: (zich verontschuldigend)

“Brother, de wijsheid heb ik niet in pacht. Ik ben een gesjeesde leerling van Sokrates, van zijn docta ignorantia heb ik wel wat opgestoken, sindsdien grossier ik in onwetendheid.

By the way, weet je waar ik Hippocrates kan vinden? Ik heb last van een uilenbal

die mij dwars zit in de keel.”

Kabrito: (geïrriteerd)

“Nee, ouwe Griekse wijsneus, een Hippocrates kennen wij hier niet, wel een dokter Gómez.”

Shoko:

“Waar kan ik hem vinden? En houdt hij vandaag praktijk?”

Kabrito:

“Ja, bofkont. Sinds gisteren is hij uit het negereiland, vergeve mij het woord, overgevlogen. Hier beneden aan de voet van de sero (de heuvel) houdt hij praktijk. Een wit gebouw. Kan niet missen. Je kunt vast lezen, zijn naam staat in koeienletters op de gevel.”

Shoko:

“Ik ga er gelijk naar toe.” (Shoko vliegt weg).

Kabrito: (ontspant zich)

“Zo, dat hebben we ook weer gehad.

Welnu, ik voel me vandaag toch ook niet helemaal senang.

Je moet weten, ik sprong een paar dagen geleden over een tuinhek, en liep de tuin in. Op een  tafeltje lag daar een stapeltje papieren. En wij geiten eten ook papier als er niets anders valt te bikken. Ik verslond zo’n tien blaadjes en die smaakten mij toen best.

Later hoorde ik dat ik deels een manuscript van een zekere prof. Kemphaan, hoogleraar in de Caraïbische literatuur, had veronteeuwigd! U moet weten wat voor ons geiten geldt: “Erst kommt das Fressen und dann die Moral.”

Ik dacht dat niemand mij gezien had, maar er lag daar een bullterriër gelukkig aan de ketting in dromenland. Ik had na mijn lunch geen boer gelaten, nee zo’n vette geitenscheet waar je niet omheen kan. Toen de geur de neusgaten van de waakhond was binnengedrongen sprong hij op en begon te grommen.

Als speedy gonzalez maakte ik mij daar uit de voeten en zocht mijn toevlucht in een nabij kinderboerderij. En moet je nagaan: alle geiten op het eiland zijn gedagvaard! De dader zal worden geradbraakt of moderner uitgedrukt gebarbecued. Dat kramen alle media uit. ‘s Nachts wandelde ik keto keto (langzaam, rustig) naar de mondi terug.

Ach ja, soms waaien je dingen toe die je vrolijk stemmen. Ik vernam van een lagadishi (een hagedis), een boodschapper tussen stad en mondi dat professor Kemphaan dol was op funchi cu pisca cora en van een sopa di mondongo of  sopa di kabrito niets moest hebben. Bovendien dat de professor een lezing in de Caribbean National Library had gegeven en dat hij tot zijn stomme verbazing geen backup van zijn lezing had gemaakt, en zich met grote moeite de  pagina’s in herinnering kon roepen waar de geit zich over had ontfermd.”

Op televisie

Kanaal vier.

Flikkerend beeld

Verstoord beeld, zwart dan kleur

Onscherp

Plotseling scherp

Interview met Prof. Dr. Kemphaan. Voor de gelegenheid met stropdas met  flamengo’s afgebeeld.

Lora, (interviewer, een papegaai met punkkuifje)

“Zeer gewaardeerde heer professor. Om maar meteen met de deur in huis te vallen: U hebt de Caraïbische literatuur op de wereldkaart gezet.”

Prof:

“Op de wereldkaart? Dat zou ik niet willen zeggen. Zelfs op de kaart van Nederland is de Caraïbische literatuur een blinde vlek. Of anders gesteld: die is daar nog altijd het ondergeschoven kind. Een recent onderzoek heeft uitgewezen, dat zo’n 98% van de bevolking nooit een boek van een Caraïbische schrijver heeft gelezen. Dus hopi trabou, heel wat werk voor de boeg.”

Interviewer:

“De grote  Caraibische schrijvers schrijven in het Nederlands. De bevolking hier leest ook nauwelijks een boek, laat staan een in het Nederlands. De  jongeren hier rappen met hartenlust in het Engels, Spaans of Papiamento.Voor school moeten ze Nederlands leren. Maar waarom eigenlijk? Waarom onze jongeren nog plagen met het Nederlands als universiteiten in Nederland vele opleidingen in het Engels aanbieden?”

Prof:

“Dat is zo. En met groot succes. Onze universiteiten kunnen de toestroom van buitenlandse studenten niet meer aan. Maar wij zijn een natie van kooplieden en als het Engels ons helpt bij het aan de man brengen van onze koopwaar, why not.

Mijn toko ‘Caraïbische literatuur’ verkoopt bar slecht. En toch blijf ik optimistisch. Je weet immers nooit hoe een koe een haas vangt.”

De interviewer geeft een teken aan de prof dat het interview onderbroken zal worden voor 10 minuten reclame.

Een Coca Cola-reclame met steelbandmuziek en verkoop van caravalskostuums.

De prof zucht. Kan naar de kantine waar hij een pastechi en een Cola Light krijgt aangeboden.

Na de reclame.

Interviewer: (zegt buiten beeld)

“Prof. Het spijt mij. We hebben nog een minuut zendtijd.”

In beeld

“Prof. Wij danken u hartelijk voor dit gesprek, wij wensen u nog een fijn verblijf op ons happy eiland. U bent vast ook in carnavalstemming? Zien we u bij de jump-up in San Nicolas?

En lezers, op onze website kunt u wat boeken vinden van onze auteurs. Maak daar kennis mee.”

Profverlaat de studio in een taxi naar zijn vakantieverblijf. (gefluit van chuchubi’s en troepiaals op de achtergrond).

Prof:

“Waar ben ik ooit aan begonnen? Caraïbische literatuur. Hoe raakte ik hierin verzeild?

Als student was ik gecharmeerd van het grote toneel. Een Hamlet, Macbeth of King Lear. In een stuk Hanen meende ik mijn ware aard te hebben gevonden.

Kempen was in mijn bloed gegoten. Met mijn gladiatorsporen legde ik iedere tegenstander in een mum van tijd doodbloedend op het arenazand neer.

Maar na mijn studie raakte ik verliefd op een mollige creoolse galiña (kip), een big fat mama, die mij naar een laatste restje Tropisch Nederland meetrok.

‘Hier ligt je toekomst,’ zei ze met haar kakelstem. ‘Als gladiator moet je nu strijden voor mijn literatuur!’ En voor dat mokkel zou ik alles doen, al moest ik door het helse vuur, en na jaren zwoegen had ik zoveel kennis verzameld dat ik kon promoveren. Moet je nagaan: Een kemphaan met een doctorstitel.”

Prof Kemphaan thuisgekomen in zijn vakantieverblijf  in de tuin onder de tamarindeboom. Op een tafeltje voor zich een kan water met citroen. Voor zich op het tafeltje een bord met afgeknabbelde maïskolven. Prof neemt een slok water. Neemt dan uit z’n tas de krant de Amigoe en begint te lezen.

Op de achtergrond steelbandmuziek en gezang.

Kabrito springt over het hek met yuana en shoko op haar rug.

De prof schrikt en bergt z’n krant snel weer op.

Een makako (aapje) zakt langs de stam van de tamarindeboom en reikt de prof een lint aan waaraan een medaille bungelt.

Makako:

“Hier prof. Die is voor u. Ik dacht voor mij nadat ik mijn kunsten op de kampioenschapwedstrijd turnen had getoond. Ik had de onderscheiding al dagen in de boom hangen en met bewondering naar gekeken. Maar helaas, ze was niet voor mij, maar voor u.”

(Makako overhandigt de medaille aan de prof.)

“Welke kunsten u hebt verricht om deze medaille te verdienen, weet ik niet, ik ben er wel benieuwd naar…”

Prof kijkt naar de medaille. Schrikt.

“Het is geen medaille, maar een penning!”

(Kijkt er aandachtig naar.)

 “Jee, en wat voor een, de hoogste onderscheiding in mijn vak!”

Hart gefluit van chuchubi’s, troepiaals en gemekker van een kudde geiten

op de achtergrond.

En Makako springt op het tafeltje en tingelt met de citroenstamper een tambu-ritme op het drinkglas.

[De eenakter Fábula Caribeña van Ken Mangroelal werd opgevoerd op zondag 30 juni 2024 door een gezelschap onder regie van Felix Burleson in de Tuin van Kapitein Rommel in Castricum.]

1 comment to “Ken Mangroelal – Fábula Caribeña”

  • Van de première van Fábula Caribeña heb ik al genoten maar fijn om het stuk ook te kunnen lezen. Mijn complimenten Ken en Joke bedankt voor de toezending!

1 Trackback/Ping

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter