blog | werkgroep caraïbische letteren

Museum voor een slavenhouder schept verplichtingen

door Karwan Fatah-Black

Met zorg en aandacht werkt de stichting Elisabeth Samson Huis aan het opknappen van een voormalig woonhuis van deze markante Surinaamse vrouw en aan het realiseren van een museum op de benedenverdieping. Dr. Cynthia McLeod verrichtte baanbrekend onderzoek naar de carrière van Samson, een vrijgeboren vrouw van Afrikaanse komaf die in de achttiende eeuw opklom tot rijke plantagehouder. Om Samson populaire bekendheid te geven heeft de stichting haar leven samengevat: ‘De eerste zwarte miljonaire van de Amerika’s… was een Surinaamse vrouw!’

Bij dat juichverhaal mogen best wat kanttekeningen geplaatst. Volgens de stichting is haar welvaart veroorzaakt door haar bijzondere gave als ondernemer. Als we de sociale en economische geschiedenis van Suriname in de achttiende eeuw bekijken lijkt er echter iets anders aan de hand.

De Jamaicaanse socioloog Orlando Patterson introduceerde het concept plantocratic cooptation om te beschrijven waarom planterselites soms slaafgemaakten vrijmaakten én opnamen in hun eigen groep. Dat is dus iets anders dan de mensen die een weg naar vrijheid vonden en zich vestigden in Frimangron of in het bos. In diverse kolonies gebeurde het dat de Europese slavenhouders bij gebrek aan huwelijkspartners en opvolgers uit hun eigen klasse, ervoor kozen om middels manumissie, huwelijk en adoptie mensen toe te voegen aan hun groep. Soms ook van Afrikaanse afkomst.

Coöptatie door de plantagehouders dus. Als daarbij het scherpe onderscheid tussen ‘wit’ en ‘zwart’ werd doorbroken stuitte dat natuurlijk op weerstand van (sommige) planters die de raciale ordening belangrijker vonden. Zo ook bij Samson. Maar het onderzoek van Hilde Neus toont dat het allemaal niet heel uitzonderlijk was dat de topklasse de raciale grenzen voor de eigen groep enigszins oprekte. Flink wat niet-witte vrouwen klommen op de koloniale maatschappelijke ladder.

Voor de katibu was dat anders. Bij hen werd in deze periode het rassenprincipe streng gehandhaafd. Europeanen werden in deze tijd niet tot slavernij gebracht, gebrandmerkt en naar de plantages afgevoerd, ook niet op de plantages van Samson. Onderzoek zoals van dr. Lamur en dr. Van Stipriaan heeft aangetoond dat in de periode dat Samson actief was, de leefomstandigheden op de plantages in Suriname naar een dieptepunt zakten.

In de tweede kwart van de achttiende eeuw groeide de Surinaamse plantage-economie snel. Suriname was de eerste plek waar de koffieplant op het westelijk halfrond werd geïntroduceerd. Tijdens de coffee boom werden koffieplanters fabuleus rijk. Het was de tijd van mensen als Laurens Neale, Adriaan Gootenaar, Frederick van Bossé, en dus ook Elisabeth Samson. Mensen als Van Bossé hadden aan het begin van de coffee boom moeite om loyale krachten te vinden die konden helpen bij het managen van de plantages. En zo kon ook een talentvolle achttienjarige vrouw als Elisabeth van pas komen.

Zonder deze context wordt het verhaal van Elisabeth een juichverhaal over kundig ondernemerschap en een vrouw die racistische uitsluiting het hoofd probeerde te bieden. Maar het is ook het verhaal van een boomproduct. En een verhaal van slavernij. Dat laatste wordt door het museum een beetje verstopt. Er staan wel vrolijke zakken koffie op de website, maar nergens het brandmerk met de initialen van de eigenares.

Een van de bestuurders van de stichting, Dr. Balai schreef over het slavenschip Leusden, een gigantisch schip dat tien reizen naar Afrika maakte. Hoeveel van de slaafgemaakten van Elisabeth Samson waren met de Leusden of soortgelijke schepen gearriveerd? Wat is hun verhaal? Zit bij hen niet meer veerkracht en verzet dan bij hun eigenares die in vrijheid werd geboren en tijdens een onstuimige economische groeiperiode een plantage in haar schoot geworpen kreeg?  

De stijlkamers in het museum voor Elisabeth Samson zullen worden gevuld met meubels van de Nederlandse Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. De stichting doet lovenswaardig werk voor het opknappen van het woonhuis. Maar wie leefden er in en om de huizen van Samson? Wat was de materiële cultuur van de mensen die, zoals Elisabeths moeder Nanoe, waren overgekomen uit Afrika en zich staande hielden ondanks slavernij? Is er al archeologisch onderzoek gedaan op de percelen van Samson, of gaat alle aandacht uit naar het grote huis van de grote mevrouw?

Wie in deze tijd een museum begint waarin de welvaart en carrière van een slavenhouder centraal staat, heeft de plicht om ook de andere kant van dat verhaal een betekenisvolle plek te geven. Niet als toevoeging door het ministerie van Arbeid, maar integraal in de presentatie van de geschiedenis. Toen dr. McLeod haar boek schreef, was de tijd daar misschien nog niet rijp voor, maar nu zouden die hoofdstukken zeker toegevoegd moeten worden.

[Ook als ingezonden brief in Starnieuws, 12 juni 2024]

2 comments to “Museum voor een slavenhouder schept verplichtingen”

  • Misschien begrijp ik dit artikel niet goed, maar ik vind het een verwarrend artikel van de heer Fatah-Black. De Elisabeth Samson stichting is druk bezig om een verhaal inzichtelijk te maken over een vrouw die onder uiterst moeilijke omstandigheden, veel patronen heeft doorbroken. En nu, voordat het verhaal van de stichting af is, vindt de heer Fatah-Black dat het museum niet voldoende aandacht besteedt aan de betreffende moeilijke omstandigheden, waaronder Elisabeth Samson heeft geleefd. Vreemd!

  • Ik vind het verhaal niet verwarrend.

    Ik heb gisteren het laatste deel van de documentaire ‘De presidentsdochter en de rijkste vrijgeboren vrouw’ gezien, waar Cynthia McLeod een hoofdrol in speelde. Het was een interessante documentaire en ik heb een kant gezien van Mcleod die ik niet kende. Ze kwam over als een vrouw met een missie. Hoewel ik het verhaal interessant vond waren er toch momenten dat ik even tot tien moest tellen.

    Het is duidelijk dat Samson een slavenhoudster was, net als alle andere slavenhouders. En hoewel ik de tijdgeest begrijp kwam het iets te gemakkelijk over dat Mcleod het bezitten van tot slaafgemaakten door Samson een beetje wegwuifde met het argument dat iedereen in die tijd slaven had. Dat ze als Zwarte vrouw wat humaner zou zijn geweest ten opzichte van moeders met kinderen is mogelijk, maar slavernij wordt tegenwoordig gezien als een misdaad tegen de menselijkheid, dus is er weinig ruimte voor relativering.

    Ze wilde kennelijk in de documentaire het verhaal van een Zwarte vrouw naar voren brengen, die tijdens de slavernij haar plantagebusiness naar een ‘next level’ heeft gebracht en daar steenrijk mee is geworden. Dat Fatah-Black de wijze waarop ze met haar tot slaafgemaakten is omgegaan kritisch wil bekijken, is daarom terecht. Of hij daarvoor de aangewezen persoon is om dit te onderzoeken, is misschien een andere vraag.

    De vraag waarom het lijkt dat Mcleod zo weinig morele bezwaren heeft om Samson als heldin te beschouwen leek ze te beantwoorden in een video. Ze zei, dat als er geen slavernij was geweest, we waarschijnlijk ergens in Soedan of in Ghana zouden zijn geboren. En dan behoorde je tot een van die zielige Afrikanen van vandaag, https://www.facebook.com/100005046797517/videos/1196292751151290 . Ik hoop dat het een grap is, want anders zouden we op 1 juli Nederland moeten bedanken voor de slavernij in plaats van excuses vragen.

    Zoals gezegd, ik heb in deze documentaire iemand gezien met een oprechte missie om Surinamers kennis te laten maken met hun geschiedenis. En dat is vooral goed voor Suriname.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter