blog | werkgroep caraïbische letteren

De excuseskoorts van enkele nazaten van Hindostaanse contractarbeiders

door Hans Ramsoedh

Het regende de afgelopen jaren excuses door het kabinet-Rutte. Het meest recent waren de excuses voor het slavernijverleden. Uit het niets was daar opeens een brief van enkele nazaten van Hindostaanse contractarbeiders gericht aan de koning. Hierin stellen zij dat het hoog tijd is voor een ‘publieke rechtvaardige erkenning en verontschuldiging jegens de Hindoestaanse nazaten van de contractarbeiders’.

Al meer dan honderdvijftig jaar wachten ‘tot koelie gemaakten-slachtoffers’ en hun erfgenamen op excuses, aldus de opstellers van de brief. Contractarbeid was volgens hen namelijk niets meer dan een gruwelijke vorm van slavernij en de contractarbeiders werden behandeld als ‘substituutslaven, gedoemd tot een leven van ontbering en angst, zonder hoop op gerechtigheid’. Ook stellen zij dat ‘de littekens van dit verleden diep zijn geworteld in de ziel van de nakomelingen van de tot koelie gemaakten. Generatie na generatie hebben zij geleden onder het trauma en werden zij gedwongen om te leven met de erfenis van onrechtvaardigheid en vernedering’. De koning wordt verzocht om de excuses uit te spreken op de 151e herdenkingsdag van de Hindoestaanse immigratie op 5 juni 2024. Om de koning blijkbaar gerust te stellen laten de opstellers van de brief geen misverstand over bestaan: geld is niet hun hoofddoel!

De brief werd gepubliceerd in de Surinaamse media zoals Starnieuws en de Ware Tijd en kreeg ook aandacht in enkele Nederlandse media zoals Algemeen Dagblad, NOS.nl en Caraïbisch Uitzicht.

De timing van deze brief is nogal opportuun.  Hun verzoek komt na de excuses van premier Rutte namens de Nederlandse regering op 19 december 2022 (‘Een komma en geen punt’) en de excuses van de koning op 1 juli 2023 voor het slavernijverleden. De excuses door premier Rutte en de koning waren het resultaat van de decennia lange strijd van Afro-Surinaamse groepen in Nederland voor erkenning van het Nederlandse slavernijverleden. In het verlengde van Ruttes excuses werd er onder meer geld beschikbaar gesteld voor een slavernijmuseum (€ 29 miljoen) en een bewustwordingsfonds (€ 200 miljoen). De strijd en het succes van de Afro-groepen in Nederland en de uiteindelijke erkenning door Nederland van zijn rol bij en aandeel in de trans-Atlantische slavernij hebben blijkbaar de briefschrijvers getriggerd om dan maar ook excuses aan de koning te vragen voor het leed van de contractarbeiders. Niet alleen ‘zij’ (de slaafgemaakten) hebben geleden, maar ook wij (de contractarbeiders) zal naar alle waarschijnlijkheid de gedachtegang zijn geweest bij de opstellers van de brief. Hiermee hebben zij van slavernij en contractarbeiders een onwenselijke strijd om het lijden gemaakt.

Standbeeld Baba en Mai in Paramaribo als symbool van Brits-Indische contractarbeiders. Foto Hans Ramsoedh

Deze oproep aan de koning van de nazaten van de contractarbeiders is niet alleen opportuun maar vooral ook misplaatst. Contractarbeid gelijkstellen aan slavernij is op z’n zachtst gezegd een gotspe. De trans-Atlantische slavernij was een inhumaan systeem en is door de VN Wereld Anti Racisme Conferentie in Durban Zuid Afrika in 2001 verklaard als een misdaad tegen de menselijkheid. De slaafgemaakten werden niet beschouwd als mensen maar als handelswaar en productiemiddel. Contractarbeid daarentegen was een arbeidssysteem waarbij mensen op vrijwillige basis werden gerekruteerd voor arbeid op de plantages die voorheen door slaafgemaakten werden verricht.

Over de aard van contractarbeid in Suriname zijn inmiddels de nodige studies verschenen (onder meer van de hand van De Klerk, Hassankhan, Hoefte, Emmer, Fokken, Choenni, Gowricharn), reden waarom ik hier volsta met enkele globale opmerkingen. Kenmerkend voor contractarbeid was dat het mens-zijn van de contractarbeiders niet werd ontkend. Zij golden als goedkope arbeidskrachten, werden betaald voor hun arbeid, konden na vijf of tien jaar terugkeren naar het land van herkomst met daarbij het recht op gratis terugreis (waarbij slechts een derde deel van de aangevoerde contractarbeiders koos voor terugkeer), genoten rechtsbescherming en stonden niet bloot aan de willekeur en wreedheid van planters. Dat er in de contractperiode sprake is geweest van excessen (zoals lonen die niet volledig werden uitbetaald, seksueel misbruik van vrouwelijke contractarbeiders) kan niet worden ontkend. Die excessen hebben ook geleid tot een aantal opstanden van contractarbeiders. De excessen tijdens de contractperiode waren echter incidenteel en niet structureel. De arbeidsomstandigheden van de contractarbeiders waren beslist niet slechter dan die van Europese industriearbeiders in de negentiende eeuw en de veenarbeiders in Groningen en Drenthe in de late negentiende en eerste decennia van de twintigste eeuw. Opvallend is dat de opstellers van de brief met geen woord reppen over de Javaanse contractarbeiders terwijl hun arbeidsomstandigheden vergelijkbaar waren met die van de Hindostaanse contractarbeiders.

De gelijkstelling van contractarbeid met slavernij door de opstellers van de brief aan de koning getuigt van idioterie en komt feitelijk neer op geschiedvervalsing. Dit mag als een ernstig verwijt worden beschouwd aan het adres van de historicus Bhagwanbali, die naar ik vermoed de auctor intellectualis is van de brief aan de koning.

Ook  kan worden afgevraagd wat de bronnen zijn waarop de opstellers van de brief zich baseren en namens wie zij spreken. Zij stellen dat  de ‘tot koelie gemaakten-slachtoffers’ en hun erfgenamen al meer dan honderdvijftig jaar wachten op excuses en nog steeds gebukt gaan onder een trauma. Mij is geen traumaonderzoek bekend onder de nazaten van contractarbeiders. Wat opvalt bij Hindostaanse immigratieherdenkingen in Suriname en in Nederland is dat deze vooral in het teken staan van de lichtzijde van de contractperiode: de periode van contractarbeid was weliswaar een zware periode, maar zij die ervoor kozen om zich permanent in Suriname te vestigen hebben op eigen kracht met succes de basis gelegd voor de emancipatie van hun nakomelingen. Het betekent echter geenszins dat het overall een succesverhaal is geworden.

Veel huidige Hindostanen hebben een of meer grootouders gekend die contractarbeider zijn geweest. Mijn paternale grootvader kwam als contractarbeider op 17 februari 1908 (21 jaar oud) aan in Suriname. Op plantage Belwaarde (suikerplantage aan de Surinamerivier) heeft hij zijn contract uitgediend (1908-1913). Hij stierf op 2 februari 1974 op 86-jarige leeftijd. Het was een zware periode voor hem als contractarbeider, maar beslist geen traumatische. Dat is ook het verhaal van veel andere contractarbeiders.

Standbeeld van drie Hindostaanse verzetsstrijders tijdens de contractperiode: Raygaroo, Ramjanee en Mathura. Foto Eric Kastelein

Dat de littekens van het verleden van de grootouders diep zouden zijn geworteld in de ziel van de nakomelingen, zoals de opstellers van de brief aan de koning schrijven, is nogal een boude bewering. Het lijkt erop dat de brief aan de koning een individuele actie van de opstellers betreft zonder dat er vooraf consultaties zijn geweest binnen de Hindostaanse groep of met relevante klankbordgroepen binnen deze gemeenschap. Ik ontkom daarom niet aan de indruk dat de opstellers van de brief bevangen zijn door de recente excuseskoorts in Nederland en wellicht uit profileringsdrang gemeend hebben zich tot de koning te richten voor een ‘publieke rechtvaardige erkenning en verontschuldiging jegens de Hindoestaanse nazaten van de contractarbeiders’.

De Afro-Surinaamse bevolkingsgroep heeft met het instituut slavernij te maken gehad, maar het is tegelijkertijd deel van onze gezamenlijke Surinaamse geschiedenis. Groepen hoeven zich niet pas gelijkwaardig aan de Afro-bevolkingsgroep in Suriname te voelen als zij ook een geschiedenis hebben gekend van inhumaniteit, pijn, lijden en trauma. ‘Hoe wij hier ook samen kwamen, aan zijn grond zijn wij verpand’ is een strofe uit het Surinaamse volkslied. De mate van lijden is daarbij van ondergeschikt belang. Slavernij en contractarbeid hebben een belangrijke stempel gedrukt op de geschiedenis van Suriname en zijn bevolking en daarmee geschiedenis van ons allemaal.

Dr Hans Ramsoedh

Tegen de opstellers van de brief aan de koning zou ik willen zeggen: wentel je niet in een verbeelde poel van ellende en trauma die contractarbeid zou zijn, maar wees trots op de kracht en de vitaliteit van de contractarbeiders en hun directe nazaten. Zij keken naar de toekomst en hebben de basis gelegd voor de latere succesvolle emancipatie van hun nakomelingen. Tot slot wil ik de opstellers van de brief ook nog meegeven dat geschiedvervalsing een ernstige faux pas is. Contractarbeid was geen slavernij!



5 comments to “De excuseskoorts van enkele nazaten van Hindostaanse contractarbeiders”

  • Wat een helder en goed beargumenteerd reactie om die “tje-poti” bla bla over traumatisering van de nazaten van hindostaanse contract arbeiders te weerleggen. Zeer veel dank aan dhr. Ramsoedh daarvoor.

    En zeer terecht om te stellen dat een viertal individuen die wie ?? zouden moeten representeren bezig zijn met hun eigen “aandacht show”. De ondertekenaars van de “excuus brief” doen dat in ieder geval NIET namens mij.

    Stanley Ramkhelawan
    Bestuurslid St. Viering en Herdenking Hindostaanse Immigratie

  • Dank, Hans Ramsoedh, wat een verademing deze substantiële nuancering te kunnen lezen in tijden dat de nazaten van slaven en contractarbeiders alleen nog maar schijnen te lijden en per definitie een emancipatietraject nog moeten afleggen ‘ná de komma’.

  • Prima stuk, Hans Ramsoedh,

    [… ordinair gescheld wordt niet geaccepteerd in CU en is verwijderd door de redactie]

    Ik veroorloof mij een aanvulling over het verschil tussen slaafgemaakten en hindostaanse contractarbeiders: het gaat in beide gevallen om mensen die onvrije moesten arbeid verrichten. Dit houdt in dat zij niet zelf konden bepalen aan wie zijn hun arbeidskracht zouden verkopen. De contractarbeiders ontvingen wel loon, maar waren voor de periode van hun contract gebonden aan een plantage. Slaafgemaakten waren op de eerste plaats gekochte waar, eigendom van een meester, wier lichaam het canvas van het eigendomsstempel van de meester was. Zij hoefden, omdat zij eigendom waren, niet te worden betaald voor hun arbeid. Dit was het wesenlijk verschil tussen ex-slaafgemaakten en contractarbeiders.

    • Hi John, wat je schrijft klopt wat betreft de verschillen tussen contractarbeid en slavernij. Ik heb niet gestreefd naar volledigheid maar slechts volstaan met het noemen van enkele globale verschillen.

  • Men probeert het leed van de Hindoestaanse contractarbeiders te bagatelliseren. Of ze een karig loon kregen of niet. Leed blijft leed. Dan kan je dit niet vergoelijken door te zeggen dat ze ccontract hadden en daarna terug mochten keren.
    Heeft men in aanmerking genomen hoe slecht de arbeidsomstandigheden toen waren?
    Dus hulde aan de brievenschrijvers.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter