blog | werkgroep caraïbische letteren
0
 

Hindostaanse muziekinstrumenten (30) – Tablá

Tablá

door Prem Dihal

Inleiding

De alomtegenwoordigheid van de tablá op het Indiase subcontinent staat buiten kijf. De verscheidenheid aan klankkleuren geeft het een flexibiliteit die zelden geëvenaard wordt door andere percussie-instrumenten. De complexiteit van de constructie verklaart zijn veelzijdigheid en vereist een niveau waarop alleen getrainde vakmensen een tablá kunnen maken.

De tablá is het favoriete instrument voor het gehele Indo-Pakistaanse subcontinent. Het wordt gebruikt in zowel klassieke als lichte volks- en dansmuziek. Alleen in het Zuid-Indiase klassieke systeem wordt het gebruik ervan ontmoedigd.

Links: Báya(n). Enkelvoudige keteltrom van metaal. Het gaat hier om de linkerhelft van een tablá! Báyan = links en dáyan is rechts. Herkomst: Suriname, voor 1954. (Foto afkomstig van NMVW/Wereld Museum: https://hdl.handle.net/20.500.11840/78120.) Rechts: Dáyan als ‘Enkelvellige conische trom’ omschreven door het Wereld Museum, van voor 1954. Doorgaans werd dit de tablá genoemd. Vandaag de dag wordt het vrijwel altijd in combinatie met een báyan bespeeld. (Foto afkomstig van NMVW/Wereld Museum; https://hdl.handle.net/20.500.11840/78121.)

Tablá bestaat uit een kleine houten trom genaamd dáyan (tablá, dahiná, sidda) en een grotere metalen trom genaamd báyan (banya, baya, dagga). De dáyan wordt bespeeld met de vingers en de handpalm van de rechterhand, terwijl de báyan wordt bespeeld met de vingers, handpalm en pols van de linkerhand. Elke trommel wordt daarbij op een bundel textiel of uit plantenvezels gewikkeld in doek (‘adhara’, ‘chutta’) geplaatst voor stabiliteit.

De vervaardiging van tablá is zo’n verfijnde kunst dat een enkel individu nooit alle aspecten van de fabricage beheerst; in plaats daarvan zijn er vier afzonderlijke specialisaties geëvolueerd: 1) Het bewerken van hout; 2) Het bewerken van metaal; 3) De bereiding van shai massala; en 4) De uiteindelijke assemblage.

De ambachtslieden

De belangrijkste vakmensen vallen in de laatste categorie en staan bekend als tabláwálá’s. De meerderheid van de tabláwálá’s in het gebied van Hyderabad is moslim. Niet alleen behoren tabláwálá’s tot hetzelfde segment van de samenleving, maar het zou zelfs zo zijn dat de meerderheid van de ambachtslieden in het gebied ofwel familie van elkaar zijn of door huwelijk verwant zijn.

Tabláwálá’s werken in winkels die bekendstaan als tabládukán’s, die altijd erg klein en vol zijn en alleen de minimale benodigde ruimte bieden voor het werk. De winkels zijn meestal bij elkaar gegroepeerd, dus het is niet ongebruikelijk om drie of vier van dergelijke dukán’s in hetzelfde blok te zien. Ter algemene informatie kan worden toegevoegd dat dit niet alleen kenmerkend is voor tabláwálá’s, maar ook van toepassing is op alle Indiase ambachten, zoals goudsmeden, zilversmeden, sari-verkopers, enz.

De tabláwálá’s handelen gewoonlijk in vier soorten trommels: tablá, dholak, dholki (nál) en maddal (kleine pakháwaj).

Het maken van tablá

Er is al genoemd dat het maken van tablá verschillende industrieën omvat. Elke industrie wordt behandeld door verschillende soorten mensen met verschillende vaardigheden.

De eerste stap bij het maken van de dáyan is de fabricage van de houten trom. Deze schaal staat bekend als lakari en de fabricage ervan wordt gedaan door mensen wier enige taak houtbewerking is.

Elk hout kan worden gebruikt voor de tablá, maar slechts enkele soorten zijn bekend om goede trommels te maken. Dat zijn teak, palissander en soms jakhout. De belangrijkste kenmerken die deze houtsoorten geschikt maken, zijn de afweer tegen insecten en het extreme gewicht van het hout.

Het is vanzelfsprekend dat de vervaardiging van goede trommels beperkt zal zijn tot gebieden waar goed hout ruim voorradig is, maar als een lagere kwaliteit hout moet worden gebruikt, blijven de basiscriteria voor selectie en fabricage hetzelfde.

Fysieke afmetingen:

Het hout moet een diameter en lengte hebben die voldoende is om een trommel te maken. De tablá lakari moet een diameter hebben van ongeveer 15 – 20 cm, met een lengte van minimaal 25 tot 30 cm.

Barsten:

Een ander belangrijk aspect om te overwegen bij het bepalen van de geschiktheid van het hout is of het al dan niet barsten heeft. Barsten treden onvermijdelijk op in de richting van de nerf en kunnen ontstaan terwijl de boom nog leeft of nadat de boom is omgehakt. In beide gevallen vermindert dit de geschiktheid van het hout.

Insecten:

Insecten zijn een andere overweging. Dit is vooral belangrijk bij het bepalen van de levensduur van tablá’s gemaakt van zwakke houtsoorten, zoals mango. Parasitaire insecten kunnen een muziekinstrument in enkele jaren tot stof reduceren in het warme klimaat.

Knoesten:

Ook de aanwezigheid van knoestgaten in het hout is van groot belang, omdat knoestgaten de neiging hebben te barsten of zelfs te desintegreren tijdens het droogproces. Bovendien levert het vullen van deze grote gaten altijd problemen op.

Gewicht:

Het gewicht is waarschijnlijk het belangrijkste aspect van het hout bij het bepalen van de klankkwaliteit van de trommel. Een licht stuk hout zal een dun geluid produceren, terwijl een zwaar stuk hout een diep, welluidend geluid zal produceren. De reden voor dit sterke effect van het gewicht van het hout is eenvoudig. Het is niet alleen het vel (puddi) dat vibreert, maar ook het hele lichaam. Dit fenomeen kan gemakkelijk worden gedemonstreerd door het geluid van een tablá te vergelijken die vrij kan vibreren in de gevoerde adhara/chutta of met dat van een tablá die op een stenen vloer rust.

Nadat het hout is geselecteerd, wordt het ruwweg in de gewenste vorm gebeiteld en op een draaibank geplaatst. De draaibank voltooit het werk van het vormgeven van het hout en kerft ook de groeven die kenmerkend zijn voor alle Indiase trommels. De lakari wordt vervolgens verwijderd en het uithollen begint. Het wordt uitgehold met behulp van eenvoudige gutsen en beitels. Zelden wordt een machine gebruikt om het boorproces te voltooien. Een groot deel aan de onderkant van de trommel blijft intact zodat het gewicht van het hout zo groot mogelijk blijft.

Het hout is nu klaar voor het drogen, wat simpelweg inhoudt dat het hout in een koele, droge ruimte wordt geplaatst gedurende een periode van maximaal twee jaar. Dit droogproces moet zo langzaam mogelijk gebeuren, anders kunnen er barsten ontstaan.

De metalen schaal:

De tweede specialisatie die betrokken is bij het maken van een tablá, is de vervaardiging van metalen schalen voor het maken van báyan’s. (Er zijn uitzonderingen op de metalen schalen. In het gebied van West-Bengalen worden ze bijvoorbeeld gemaakt van gebakken klei. Antieke báyan’s werden gemaakt van hout). Dit is eigenlijk een nevenactiviteit van de kopersmid, wiens belangrijkste producten borden en vaten zijn. De metalen die worden gebruikt bij de constructie van báyan-schalen zijn koper, messing, staal en zelden aluminium. Messing is veruit het meest gebruikte metaal.

De constructie begint wanneer een messing schijf wordt gesneden zodat hij een diameter heeft van ongeveer 20cm. Deze wordt vervolgens in de vorm van een kom geslagen.

Constructie van de metalen schaal:

Vervolgens wordt een rechthoekig stuk messing gesneden en aan elkaar bevestigd, zodat een cilinder met een diameter van ongeveer 25 cm wordt gevormd. De twee uiteinden worden aan elkaar bevestigd door te krimpen, waarna het proces van het afronden ervan door het met een hamer te bewerken begint. Zodra het voldoende is afgerond, wordt het aan de komvormige bodem bevestigd. Hiervoor worden om de 1 – 1,5 cm twee sleuven in de kom gesneden, zodat deze kan worden gekrompen en gelast door een mengsel dat een metaalpoeder genaamd dag bevat, en vervolgens wordt het geheel ‘tot roodgloeiend’ verhit. De rand moet dan worden gevormd door een sterke ijzeren ring van ongeveer 23 cm in diameter te nemen en de messing rand eroverheen te vouwen.

Het hameren van de metalen schaal:

Nu is het tijd voor de laatste vormgeving. In dit stadium wordt de verhoogde schijf aan de onderkant gemaakt. Het is ook in dit stadium dat de hele schaal wordt gedraaid en overal met een hamer wordt bewerkt, zodat het hele oppervlak is ingedeukt. Het resultaat is een schaal met een visgraatachtig oppervlak.

De schaal wordt nu op een draaibank geplaatst en gepolijst totdat alle deuken zijn verdwenen, waarna deze wordt verchroomd. De báyan-schaal is nu compleet.

Shai massala:

De zwarte vlek op de Indiase trommel is het belangrijkste onderdeel bij het bepalen van de klankkleur. Deze zwarte vlek, bekend als shai (shahi, gaab of ank), bevat een commercieel verkrijgbaar zwart poeder dat bekend staat als shai massala (letterlijk inktpoeder of inktmengsel). In de regio van Hyderabad wordt erkend dat de massala van superieure kwaliteit afkomstig is uit Bhavnagar in de staat Gujarat. Het membraan wordt gemaakt van drie lagen geiten- of koeienleer.

Helaas is de exacte manier van bereiding ervan gehuld in geheimzinnigheid, en de kennis wordt van vader op zoon overgedragen over generaties. Het kan echter worden gezegd dat het een mengsel is van metalen stof (waarschijnlijk ijzeroxide), roet en verschillende plantenextracten. Het is vrij algemeen verkrijgbaar.

Laatste assemblage:

We zijn nu aangekomen bij de laatste en belangrijkste fase. Deze laatste fase wordt uitgevoerd door de vaklieden wier enige taak de fabricage van de tablá is, de tabláwálá’s.

Het stemmen van de tablá gebeurt met behulp van de gatta’s (stemblokjes), en met behulp van het strikwerk rondom de rand. Met een klein hamertje worden deze naar boven (daling van de toonhoogte) of beneden (stijging van de toonhoogte) getikt.


Wie de hele reeks ‘Hindostaanse muziekinstrumenten’ wil volgen: klik op de tag ‘Hindostaanse muziekinstrumenten’ hieronder.

2 Trackbacks/Pings

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter