blog | werkgroep caraïbische letteren

Waarom ik me nog steeds met Curaçao bemoei

door Jan Huurman

Twee weekenden geleden was ik in Haarlem voor de presentaties van de nieuwe boeken van de Curaçaose schrijver Eric de Brabander en de journalistieke globetrotter Kees Broere. Diens laatste kunstje was de rol van correspondent voor De Volkskrant op Curaçao. Het was een aangenaam weerzien met de twee schrijvers, maar ook met tal van vrienden en kennissen in het publiek. Niet geheel verwonderlijk kwamen mijn artikelen in het Antilliaans Dagblad en NRC over de wolk van Curaçaose illusies ter sprake. Boeiende discussies, maar met telkens dezelfde slotvraag: waarom, Jan, steek je zoveel energie in dat eiland, waarom bemoei je je nog steeds met Curaçao?

Terechte vragen. Terugrijdend naar woonplaats Nijmegen richtte ik me tot mezelf. Wat drijft een geboren en getogen Europese Nederlander om tijd en intellectuele arbeid te besteden aan het wel en wee van een klein Caribisch eiland, 8000 kilometer westwaarts? In het vervolg van dit verhaal wil ik trachten deze vraag te beantwoorden. Waarschuwing vooraf. Het vergt iets meer dan het benoemen van een enkelvoudig argument.

Otrobanda, Annabaai. Foto’s © Joke Gerritsen

Ik begin bij het begin. En dat was voor mij niet anders dan voor 99,9% van de Europese Nederlanders. Vóór 2011 was Curaçao in mijn bewustzijn niet meer dan een ver eiland ergens in de buurt van Venezuela. Eén van de ABC-eilanden, en dus te onderscheiden van de SSS-eilanden. Vaag klonk er iets van boven- en benedenwinds, maar wat dat betekende was niet echt duidelijk. In genoemd jaar 2011 maakte ik voor het eerst kennis met het eiland, als deelnemer aan een werkbezoek van mijn beroepsorganisatie. Het is algemeen bekend, ik ben opgeleid als Public Health arts, dus bestond het werkdeel uit trips naar SEHOS, andere gezondheidszorginstellingen, de gevangenis en nog wat andere interessante plekken. Elke ochtend boeiende inleidingen van hoge functionarissen, elke avond lekker eten en drinken. Na een week was ik verkocht. Diep onder de indruk van de diversiteit, de energie, maar ook de diepe tegenstellingen. Toen een jaar later de vraag langskwam om een paar maanden op Curaçao te gaan werken als Inspecteur Gezondheidszorg, aarzelde ik geen seconde. Nieuwsgierigheid, maar waarschijnlijk ook zucht naar avontuur dreven me.

Otrobanda, Breedestraat

Een werkend verblijf dus. En een uiterst bevredigend verblijf, opgedeeld in twee bedrijven, 2012-2013 en 2017-2019. Zelden (of zeg maar nooit) in mijn 40-jarige professionele carrière heb ik mijn expertise als breed opgeleide Public Health arts zo productief kunnen maken als in die jaren. Wie nieuwsgierig is naar de details, leze mijn boek Inspectie Volksgezondheid Curaçao. Al of niet terecht meen ik zo nu en dan een steentje te hebben verlegd, impact te hebben gehad. In de eerste periode de kwaliteit van operatiekamers verbeterd en corruptie rond maagverkleining onthuld, later de kwaliteitsslag gemaakt rond diabetes-1 (suikerziekte) bij kinderen en het weerleggen van onterechte beschuldigingen tegen chirurg M. Het rapport over dit onderzoek is nog steeds te lezen op de website van de Inspectie Volksgezondheid, die overigens in geen vijf jaren meer is geactualiseerd. Als Inspecteur-generaal was ik in de tweede periode ook verantwoordelijk voor de milieu-inspectie, en dat bracht mij meermalen op het Isla-terrein. Van nabij zag ik de staat van onderhoud. Na de brand van februari 2018 kreeg ik inzage in het  interne rapport over die calamiteit. Schokkend, verbijsterend. In die tweede periode kon ik ook een klein zetje geven aan het realiseren van een legale kliniek voor cosmetische chirurgie. Hopelijk is daarmee het lijden van vooral vrouwen door illegale en incompetente praktijken van ingevlogen Zuid-Amerikaanse snijcowboys sterk verminderd.

Caracasbaai

Na mijn niet geheel vrijwillig vertrek in 2019 bleef ik me bemoeien met de volksgezondheid op het eiland. Zo nu en dan een artikel(tje) in Antilliaans Dagblad, Amigoe of Curacao.nu. Dit kwam in een stroomversnelling sinds eind vorig jaar, met als aanleiding de parlementaire enquête naar de kostenoverschrijding bij de bouw van het Curaçao Medical Center. De commissie riep mij op als getuige en de weerslag daarvan bereikte de media. Als reactie op het advies van de SER om soepeltjes om te gaan met milieunormen om zodoende een vlotte herstart van de Isla-raffinaderij mogelijk te maken, klom ik weer in de pen. Wie de volksgezondheid serieus neemt, pleit juist voor harde normen en voor echte handhaving. Daarop volgde nog een beknopt commentaar op het niet al te professionele onderzoeksrapport over de Coronacrisis. Als een soort reflectie op al dat geschrijf verscheen het essay over de 7 illusies van Curaçao. Dat kreeg podium op het eiland, en aansluitend, in samengevatte vorm, ook in Nederland.

Goed. Curaçao bood mij de gelegenheid mijn vak voluit uit te oefenen. En de expertise die in die twee periodes werd verzameld, was het startpunt voor tal van opiniestukken. Maar, opnieuw, wat drijft me daarin, en – niet minder belangrijk – wat geeft me het recht om me te mengen in zaken in een land (of op een eiland) aan de andere kant van de oceaan?

Laat ik dat laatste punt eerst behandelen. Vanaf de middelbare school bemoei ik me met zaken in mijn omgeving of – breder – de samenleving. Mijn levensloop is gevuld met een eindeloze reeks veelal onbetaalde bestuursfuncties. Van leerlingenvereniging op middelbare school, via Universiteitsraad, Provinciale Staten van Zuid-Holland, bestuur van een Atletiekvereniging tot voorzitter van de volksgezondheidscommissie van mijn politieke partij. Ik vind iets, en doe vervolgens wat. Dat patroon zette en zet zich door op het Caribisch eiland Curaçao. Maar ho, zo hoor ik kinderen van het eiland tegenwerpen, je bemoeien met Europees Nederland is mooi en aardig, maar blijf weg van het wel en wee van Dushi Korsou. Dat is volgens velen op het eiland het voorrecht van enkel de burgers van Curaçao zelf. Een merkwaardige opvatting, naar mijn inzicht. Dat stoelt op het onterechte en onjuiste uitgangspunt dat landen hermetisch afgesloten entiteiten zijn, die zich enkel met zichzelf (mogen) bemoeien en die zich immuun kunnen opstellen voor kritiek van buiten de landsgrens. Wij zijn allen wereldburgers, en we bemoeien ons met elkaar, soms ten kwade, soms ten goede.

Avila Beach

Voor een burger van het Koninkrijk der Nederlanden geldt het recht om zich te bemoeien met Curaçao in nog sterkere mate dan in relatie met andere landen. We delen de geschiedenis, ook de punten waar niemand trots op is, en we delen de actualiteit. We zijn niet alleen gedeeld wereldburger, maar ook gedeeld onderdaan van dezelfde natiestaat. Curaçao mag dan een zogenaamd zelfstandig land zijn binnen het Koninkrijk, maar de essentiële functies die historisch gezien verbonden zijn aan de natiestaten die in de negentiende eeuw werden gevormd, draaien op Koninkrijksniveau. Curaçao heeft enkel op zichzelf weinig tot niets te vertellen over buitenlandse zaken, defensie, de kustwacht en de rechtsspraak. Het Koninkrijk der Nederlanden is de gedeelde natiestaat, uitgedrukt in een identiek paspoort voor alle burgers van deze staat.

Het voorafgaande is een tamelijk formeel argument, een staatsrechtelijk vertoog zo u wilt. Dicht daartegen aan ligt dan nog een financieel punt. Binnen het Koninkrijk der Nederlanden ondersteunt Europees Nederland de Curaçaose samenleving met harde en zachte leningen, wellicht binnenkort ook weer met giften. Dat wordt via belastingen opgebracht – tenminste deels – door burgers aan de oostelijke zijde van de Atlantische oceaan. No taxation without representation, zo luidde het motto van de Founding Fathers van de Verenigde Staten van Amerika. Ofwel, ik betaal mee aan het functioneren van de Curaçaose samenleving, en dus mag ik daarover meepraten. Los daarvan, over mijn inkomsten in de periodes 2012-2013 en 2017-2019 heb ik op Curaçao netjes belasting betaald, dus dat geeft mij nog meer rechten.

Eerlijk gezegd zijn genoemde staatrechtelijke en financiële argumenten voor mij niet de belangrijkste. Van veel groter belang is de genoemde innige band, historisch en cultureel, tussen Europees Nederland en Curaçao. Daarover is veel te zeggen, en minstens evenveel inmiddels geschreven. Een pregnante illustratie van die band is het stukje miniatuur-Nederland aan de rand van Den Haag, vol pronkstukken op kleine schaal van wat (vrijwel uitsluitend) Europees Nederland te bieden heeft. Naam van dat openluchtmuseum? Madurodam, vernoemd naar een zoon van Curaçao die in de meidagen van 1940 vocht voor de vrijheid van Europa en in februari 1945 overleed in concentratiekamp Dachau. Deze maand herdenkt mijn woonstad Nijmegen het tragische bombardement van 22 februari 1944. De brandstof van de bommenwerpers die abusievelijk hun dodelijke wapens loslieten boven de binnenstad van Nijmegen, was naar alle waarschijnlijkheid afkomstig van de raffinaderij op Curaçao, de belangrijkste leverancier in de Tweede Wereldoorlog van deze vloeistof. Een onlosmakelijke band al met al.

Die band uit zich ook in de grote stroom van illustere personen vanuit Curaçao richting Europees Nederland. Sportmensen, politici en opiniemakers. Van Churandy Martina, via John Leerdam tot Sheila Sitalsing, om daarvan niet de minsten te noemen. Ze kwamen sportief uit voor Nederland, ze waren volksvertegenwoordiger en ze vormden de publieke opinie. Geen van hen was terughoudend in het bemoeien met Europees Nederland, Leerdam en Sitalsing acteerden en acteren prominent op het podium van politiek en media. De laatste zo prominent dat ze recent een eredoctoraat aan de Nederlandse Universiteit voor Humanistiek kreeg uitgereikt. Een terechte waardering voor haar spitse analyses en commentaren. De les hieruit is: wat kinderen van Curaçao in Nederland (terecht) doen, mag een kind van Europees Nederland ook op Curaçao doen.

Bemoeien ja dus, en met recht. Maar wat drijft me dan? Eigenlijk hetzelfde wat me motiveert in Europees Nederland. Signaleren en bestrijden van onrecht en ongelijkheid. Ik ben niet voor niets sociaaldemocraat sinds het Kabinet-Den Uyl. Voor argeloze (Nederlandse) toeristen is Curaçao een hemels stukje quasi-Nederland omringd door een warme blauwe zee. Of zoals een bevriende hoogleraar dat na zijn eerste weekend op het één van de rijkste resorts van het  eiland uitdrukte: ‘Het is een soort paradijs’. Een week later, toen hij op geleide van twee kenners van het eiland, ook kennis had gemaakt met de rafelranden van de samenleving, verzuchtte hij: ‘Hoe is dit mogelijk binnen ons Koninkrijk?’ Naast zon, een historische binnenstad en fraaie stranden etaleert Curaçao ostentatieve rijkdom en schrijnende armoede. De rijksten op het eiland zijn rijker dan de welgestelden In Nederland, de armsten (veel) armer dan hun lotgenoten aan deze kant van de Atlantische Oceaan. Voorbeelden daarvan zag ik toen we als Inspectie Volksgezondheid besloten om de kleine bejaardenhuisjes te gaan bezoeken. Ik herinner me die ene oude vrouw nog goed: zij lag daar in een vuil bed met een half geamputeerd been en licht dementerend. Van zorg, zelfs op minimaal niveau, was nauwelijks sprake. Ik heb de illusie (sic) dat we als Inspectie met onze interventies iets van verbetering hebben kunnen brengen, in die bejaardenhuisjes en in andere delen van de zorg.

Penstraat

Mijn motivatie om me te blijven bemoeien met Curaçao is het aan de kaak stellen van dat wat kennelijk mogelijk is binnen ons Koninkrijk. Wat me extra motiveert is het wrange gegeven, althans naar mijn beoordeling, dat de huidige staatrechtelijke constructie de politieke en economische elite de gelegenheid geeft ‘landje te spelen’ over de ruggen van het armere deel van de bevolking. Wie profiteerde van de Isla-miljoenen, toen die nog draaide en toen er een geldverslindende zoektocht naar een nieuwe exploitant werd opgezet? Wie roomde de miljoenen af van de debacles van Girobank en Ennia? En wie zagen en zien hun winsten maximaliseren door het vasthouden aan merkgeneesmiddelen in plaats van generiek (merkloos)? Dat laatste kost de Curaçaose samenleving nog steeds tientallen miljoenen guldens per jaar. Deze opsomming is moeiteloos uit te breiden. Het Koninkrijk faciliteert, de rijke bovenlaag van Curaçao profiteert. Een burger van het Koninkrijk heeft dan de plicht te ageren en te acteren.

Pontjesbrug met kerstversiering

Als ik binnenkort weer op het eiland ben, is het eerste wat ik traditiegetrouw doe een wandeling maken van Punda naar Otrabanda. Een wandeling dus via de Pontjesbrug. In het midden tussen de twee wijken sta ik dan stil en voel het lichte wiegen van het houten wegdek. Een roesje van licht aangeschoten zonder een druppel alcohol te hebben genuttigd. De beste metafoor voor waar Curaçao voor staat: altijd net anders dan je denkt of voelt. Mijn emotie zwaait, als een soort swinging old lady, van liefde naar haat en weer terug. Ik vrees, maar eigenlijk hoop ik het, dat de innige band met het eiland nooit meer over gaat. Ik zal mij, zo is wel te voorspellen, blijven bemoeien met Dushi Korsou. Het eiland, geen echt land dus, is voor mij mijn eigenste Region Fatale.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter