blog | werkgroep caraïbische letteren

Fosten kukru – Leren van geschiedenis 97

door Hilde Neus

Met veel fanfare heeft het directoraat Cultuur vorig jaar een driedaags Fosten Kukru festival aangekondigd, dat gehouden werd op het Onafhankelijkheidsplein. We togen er dus naar toe, want met dergelijke aantrekkelijke reclames in de aankondigingen moest dat wel een groot en leuk feest worden. Voor mij was het echter teleurstellend te ervaren dat het wel kukru was, maar geen fosten. Fos’ten is een samentrekking van fosi en ten. De tijd van befo, van vroeger. Wat ik dus verwachtte was een samenspel van gerechten die we momenteel niet meer vaak tegenkomen. Die een nieuw leven ingeblazen zouden moeten worden. Omdat in deze precaire tijden (zoals de guyabaten in de jaren veertig van de negentiende eeuw) er een tekort is aan gevarieerde bereiding van een voedzame maaltijd.

W.E.H. Winkels, 1876: Een mestiezenmeisje sapadilles en koekjes rondventende (Collectie Surinaams Museum)

Het directoraat liet weten zelf bijzonder tevreden te zijn, en dat mag wellicht, gezien het aantal bezoekers. Maar inhoudelijk was het geheel fantasieloos. Juist dit directoraat zou de kennis in huis moeten hebben (of opvragen bij deskundigen) om het tot een festijn van kennis en kunde over gerechten van vroeger wordt verspreid. En niet zoiets van ‘wat een boer niet kent dat lust hij niet.’ En vervolgens de dagelijkse bami, nasi en roti aanbieden. Een gemiste kans, en hopelijk de volgende keer beter. 

Kersten-boekje met maisrecepten

Met een beetje zoeken op internet komen we op interessante weetjes over voedsel en drank, door het bekijken van oude kookboeken. Bijvoorbeeld een klein formaat boekje met daarin maisrecepten. Volgens uitgeverij Dubois is dit het eerste kookboekje, verschenen in Suriname. Natuurlijk werden van oudsher recepten uitgewisseld, al was het maar via de konkru t’tey. Suriname heeft veel keukenprinsessen, en iedereen gaat er prat op de lekkerste versie te maken.   

De uitgave door Kersten van 1916

Dit boekje bevat 18 recepten, onderverdeeld in “Volkskost”, de “Burgerpot” en de “Fijne Keuken”. Authentieke Surinaamse recepten, berustend op ervaring en tradities. Met leuke Sranan namen als: Adomprie, Akansa, Asogrie, Atoetoe, Beschuit, Bojo, Engelse Bol (Eksi), Karoehai, Karoe pappa (maïspap), Maisbrood en -pudding, Polenta, Profetenbroodjes en Popcorn (Oporoos karoe). Dit is een uitstekend voorbeeld van hoe je fosten kukru kunt doen herleven. En wat ik dus zocht op de activiteit van Cultuur. Het boekje zou herdrukt kunnen worden en verkocht tegen een zachte prijs. En de gerechten bereid, natuurlijk, zodat iedereen kan proeven.

Voedsel van vroeger

Heden ten dage wordt hier nog steeds voedsel bereid dat al vroeg uit de slaventijd stamt. Vaak verbonden aan de scheepvaart, rechtstreeks vanuit Amsterdam, of via de westkust van Afrika. Op de schepen die naar de kolonie kwamen, kon men alleen lang houdbare produkten opslaan, zoals gezouten kool (zuurkool) en gezouten vlees of vis. Bakkeljauw is overigens een omkering van kabeljauw, een witte vissoort die wordt ingelegd op zout en zo lang bewaard. Bij de jaarlijkse uitdeling op de plantage ontvingen de slaven bakkeljauw om hun dieet aan te vullen.

De heruitgave door Bolivar Editions z.j. (ca. 1976).

Daarnaast werden er in de kombuis van het schip droge producten als pesi-soorten en bonen of gort gekookt. En men at scheepsbeschuit, die naarmate de reis langer duurde (drie maanden) steeds harder werd. In al deze producten ontbrak vitamine C, waardoor mensen onderweg vaak scheurbuik kregen. Dit kon snel genezen door het eten van verse groenten en fruit als citroen of sinaasappel. Of tamarindestroop, waarvan bekend is dat de slaven dat te drinken kregen nadat ze in Paramaribo waren aangekomen. En moesten worden opgepept voordat ze op de veiling werden verkocht.     

Op plantage

Wanneer men welke plattegrond van een plantage dan ook bekijkt, ziet men dat er altijd ruimte is voor grondjes waar kost wordt verbouwd. Bananen, tayer en andere gron njang. Her’heri? Vaak werden er ook hoendervogels gehouden, kippetjes of eenden. Meestal werden deze geslacht en opgediend voor de tafel van de eigenaar of directeur, maar bij tijd en wijlen konden slaven die eten, of verkopen. Een probleem van plantagevoedsel was, dat het vaak een eenzijdig dieet vormde en gebrek aan bepaalde vitamines kon veroorzaken. Dit kon tot gevolg hebben dat vrouwen (vooral zwangere met lostu) als aanvulling bepaalde grond met mineralen en kalk aten. Zoals pemba doti.

Het gouvernement stond toe dat overproductie van de kostgrondjes verkocht werd op de markten, of rondgevent langs de straten van de stad. Melk was toegestaan, andere bederfelijke waren zoals vlees of brood, waren echter streng gereguleerd. Je moest een vergunning hebben om deze te mogen verkopen. Er werd natuurlijk ook geruild, zoals nu. Heb jij tajerblad over? Dan neem ik dat, en krijg jij bita wiwiri van mij. Volgende keer meer over eten.

[Noot van de redactie van CU, van de uitgave met maisrecepten van Agnette Johanna van Genderen-Rühmann, getiteld Mais-Recepeten [sic], van 1916 bestaat een facsimile heruitgave van Bolivar Editions (z.j.; zie de afbeelding hierboven). Er is ook een facsimile heruitgave door uitgeverij Dubois.]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter