blog | werkgroep caraïbische letteren

Mi na afoe sensi – Leren van geschiedenis 88

door Hilde Neus

Geld is iets wat ons allen bezighoudt. Het gaat dagelijks door onze handen, alhoewel het digitale tijdperk zijn intrede heeft gedaan met bankkaarten en overmaken middels telefoon of computer. Vanwege de inflatie zijn munten steeds meer uitgeraakt, op een gegeven moment kreeg je door het gebrek aan kleingeld zelfs snoepjes (Hals) bij de Chinees, als wisselgeld. De uitdrukking: ‘ik zal het je in kleingeld betalen’ gaat dus niet meer op. Of: ‘breek het down in kleingeld’, als een moeilijke zaak op een makkelijke manier moet worden uitgelegd.

In Suriname was er altijd gebrek aan munten, zoals al eerder bleek uit de Leren van geschiedenis (76) over kaartengeld.

4 muntjes van 5 cent op een rij, van Nederlands naar Surinaams

Klein geld door de tijd heen

De heer Sanchez van de Centrale Bank heeft het een en ander onderzocht over geld (klik hier). Er is in de archieven altijd geklaagd over het gebrek aan geld. Ook in inventarissen krijg je informatie over geldsoorten, doordat je vaak leest dat mensen waardepapieren, waaronder bankbiljetten, bewaarden in afgesloten kistjes, in hun bureau. Banken waren er toen nog niet. De eerste Surinaamse munt was de papagaaienmunt, maar ook enkele plantages hadden een eigen penning, zoals Zoelen, Mariënburg of La Paix. Deze werden aan de werkers uitbetaald ten tijde van de contractarbeid, en hiermee konden ze spullen kopen in de plantagewinkel. Aanvankelijk werd suiker als betaalmiddel gebruikt, een pond van het zoete goedje had dan een bepaalde waarde. Je kon zelfs boetes in suiker betalen, zoals blijkt uit het Plakkaatboek. Daarna eed het kaartengeld zijn intrede. In 1828 sloot ons geldwezen aan bij dat van Nederland en vanaf 1940 werd het eigen Surinaamse geldwezen ingevoerd. Naast de vooroorlogse Wilhelminaguldens kwamen in 1954 ook muntbiljetten van 1 gulden in zwang. Vanaf toen werd de naam Surinaamse gulden gebruikt. De Centrale Bank van Suriname werd in 1957 opgericht en nam het geldbeheer over. Vanaf toen werden er eigen munten geslagen en biljetten gedrukt.

Mi na afoe sensi, no wan sma no kan broko mi

Het halve cents-muntje werd ‘gecoind’, oftewel geslagen in 1940, het was de kleinste waarde in de geldcirculatie in Suriname en het kon niet verder gewisseld worden. De letterlijke vertaling van bovenstaande odo (spreekwoord) is: Niemand kan mij breken, want ik ben een halve cent. Niemand kan mij wisselen. Het zou betekenen: Mensen met een rijpe ervaring, kun je moeilijk bedonderen (volgens het Sranan odo buku van Guno Hoen 1989). Maar deze uitdrukking heeft ook met identiteit te maken. Dat zagen we wel aan de bijdrage van Jeangu Macrooy ‘Birth of a new age’ aan het songfestival enkele jaren geleden, voor Sranansprekers was dat een openbaring. Yu no man broko mi. Onze taal op een wereldpodium. Kleingeld is populair, niet alleen bij de creoolse bevolking, maar ook contractarbeidsters droegen armbandjes met daaraan muntjes. Toen, maar ook tegenwoordig worden oude munten nog steeds aangewend als onderdeel van sieraden, zoals bijvoorbeeld in een alakondre-ketting. Met diverse kralen van verschillende grootte en andere kleine symbolische voorwerpen zoals kaurischelpjes, die overigens in Afrika ook een betaalmiddel waren. De halve cent is erg populair voor deze alakondre-ketting. Dobru (Robin Ravales) gaf in 1966 een poëziebundel uit: Mi na afoe-sensi, nowansma no kan broko mi.

Wiki

Wiki Sranangman
borsoe bita
anoe span
w’e srapoe owroe wakti
foe boro na bere
foe den di de tanteri
wi kondre
dopoe na dati
nanga broedoe foe den
nan nen foe joe glori

[Sranantongo in oude spelling, uit Afoe sensi; strijdgedichten. Nalatenschap voor mijn dochter Afi en legaat voor de Surinaamse nationalistisch-revolutionaire voorhoede in het Vaderland en aan de overkant. [Paramaribo; Drukkerij Lionarons], dec. 1966, 12 pagina’s. Met dank aan M.v.K.]

Ik hoopte dat in dit bundeltje een regel van dezelfde strekking zou staan. Helaas niet, maar ook dit gedicht is zo op ‘Manspasi’ [Emancipatie] erg toepasselijk.

De aanleiding voor deze rubriek is, dat ik gister een vijfcents-muntje kreeg van mijn schoonzus. Uit 1863. Ik vond dat heel symbolisch, zo met de viering van diverse jubilea, waaronder 160 jaar voor Emancipatie. Opmerkelijk is dat de eurowaarde van dit piepkleine, zilverkleurige, lichte muntje 11 euro is, terwijl dezelfde 5 cent van een jaar later (1864), momenteel wel 50 euro opbrengt bij verzamelaars. Dat heeft te maken met de hoeveelheid munten die in dat jaar zijn geslagen, en dus hoe zeldzaam ze zijn. Op de keerzijde staat koning Willem de Derde. Voor ons in Suriname, heeft het muntje uit 1863 meer betekenis, en emotionele waarde.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter