blog | werkgroep caraïbische letteren

Het brandmerken van slaven – Leren van geschiedenis 56 

door Hilde Neus

Als we praten over de huidige jonge generatie, is er een gemeenschappelijke factor: vrijwel iedereen heeft een tatoeage. Deze kan variëren van groot naar klein, van mono- naar multi-gekleurd, van verborgen tot naar in het gezicht. De jongeren kiezen ervoor om een tattoo te laten plaatsen, hoewel men zich af kan vragen welke invloed groepsdruk heeft. Vroeger werden lichamen gemerkt, maar met een heel ander doel dan verfraaiing. Dit gebeurde totaal onvrijwillig. Slaven hadden geen keus. Zij werden gebrandmerkt. 

Lijst van brandmerken

Er bestaan misvattingen over brandmerken. Vaak wordt er een ijzeren brandmerk met initialen getoond, zoals tijdens een vraaggesprek met Cynthia McLeod in het programma Summerschool. Het getoonde brandmerk is van ijzer.

In de Volkskrant verscheen recent een stuk over brandmerken. ‘Geen voorwerp verbeeldt zo navrant de essentie van slavernij: de mens als eigendom. Met roodgloeiend brandijzer werd de toe-eigening van tot slaafgemaakte mensen bezegeld. Een gemerkt lichaam, dat niet langer het eigendom is van degene die erin leeft’, door Harriët Duurvoort (1 november 2022).

Zowel het artikel als de afbeelding wekt verkeerde veronderstellingen, niet opgemerkt door Karwan Fatah Black en Carl Haarnack, die bij het stuk zijn vermeld als deskundigen.  

Eigendom van een ander

Voordat slaven in de factorijen in West-Afrika werden ingescheept, werden zij gebrandmerkt met het teken van de West-Indische Compagnie. Zo kon onderscheiden worden welke slaven welke verscheper toebehoorden. Eenmaal van boord in Paramaribo werden zij per opbod verkocht en de nieuwe eigenaar merkte hen een tweede maal. Niet gemerkte slaven werden in beslag genomen voor de Sociëteit, zo staat in een verordening uit augustus 1737. Plantagemeesters hadden merkijzers in bezit, om eigendom mee te merken ter herkenning. Hiervoor werden zijn initialen gebruikt, of die van de plantage. Als voorbeeld hier Simon Halewijn van koffieplantage ’t Eyland aan de Surinamerivier. In 1741 is er inventaris opgemaakt en zijn de goederen gepriseerd (de waarde beoordeeld) en op een lijst zijn de merkwerktuigen vermeld. Hij zelf gebruikte het initiaal H, met een kroontje erboven. Dit is aangegeven als een ‘zilver merk ijser’.       

Het zilvermerk om de slaven te merken: H.

Opmerkelijk is dat in deze inventaris van slaven er een aantal zijn gemerkt met het teken SK. Er kan dan gedacht worden aan aankoop van slaven die toebehoorden aan een andere eigenaar, met andere initialen. Maar wanneer we de omgeving van Halewijn onderzoeken, blijkt hij getrouwd met Susanna Kinckhuysen. Hun bezit omvatte ook de plantages Mopentibo, Peperpot en Puttenzorg. Het is niet ondenkbaar dat de met SK gemerkte slaven van zijn echtgenote waren, en afkomstig van een andere grond.

Ook kinderen

Het brandmerk SK gold voor: 5 mannen (van de 56), 3 vrouwen (van de 55), twee jongens (van de 19) en 1 meisje (van de 15). De leeftijden van de kinderen staan er niet bij. Opmerkelijk hier is, dat ook kinderen niet werden gevrijwaard van deze handeling. Het feit dat van de meeste van deze slaven het brandmerk niet is vermeld, wil niet zeggen dat zij er geen hadden. Er werd van uitgegaan dat alle slaven van eenzelfde eigenaar hetzelfde merk droegen. In de meeste inventarissen staat het merk dan ook niet vermeld.  

De jongens van ’t Eyland, gemerkt met SK.

Brandmerk van zilver of van ijzer

Uit verschillende inventarissen is af te leiden dat de merken die werden gebruik om slaven te branden, van zilver waren. Deze waren kleiner van formaat dan de grotere merken van ijzer, die vaak worden afgebeeld en werden gebruikt om vee of vaten mee te merken. Dit om de verscheepte koffietonnen op de schepen en op de stapelmarkt in Amsterdam van elkaar te kunnen onderscheiden. Alle spullen die op het schip gingen, kregen een merk. De koffieverbouwer Neal gebruikte de initialen SLTN op ‘1 silver merk Eyser’ voor de slaven, en de initiaal T voor de vaten en producten van zijn plantage Thyrone. Zo blijkt uit de inventaris van zijn bezit, opgemaakt in 1755.  

Merken van de planter S.L. Neale

Het is mogelijk dat de verwarring is voortgekomen uit het woordgebruik. Ook zilveren merken worden brandijzers genoemd. Mensen die in archieven werken, valt het verschil echter wel op. Hierbij bedank ik dan ook Ank Vogel-Muntslag, die enkele archiefstukken met het verschil tussen zilveren en ijzeren brandmerken heeft opgedoken. Het is zaak dat het correct vermeld word, en er niet steeds aan cirkelcitatie wordt gedaan. Slavernij was al vreselijk genoeg.


Alsoo zich op de 13e oktober van het vorige jaar te hebben geabsenteerd van de plantage schoonoort de volgende nieuwe slaven, die spraak onmachtig zijnde genaamd keizer, schoonoort Baron, mannen, saraatje en monckie wijven alle gemerkt op de rechter arm met een harte Merk met de letters IDC en vermits de voormelde slaven vermoedelijk hunnen cours hebben genomen aan de rivier of boven divisie van suriname zoo wordt eenieder op het vriendelijkste verzocht gemelde slaven niet op te houden noch te verbergen, maar dadelijk aan te geven aan dirk van der Mey en Jan Frederik Andre als administrateuren van gemelde plantage schoonoort zulende de aanbrenger derzelve het vanggeld dar toe staande worden betaald. Zeen ieder wachte zich voor schaaden. Zeg t voort.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter