blog | werkgroep caraïbische letteren

Het Tajiyá-feest

Verhalen van Kwatta: Derde tot Vijfde Rijweg, 5

door Prem Dihal

Tijdens de contractperiode van de Brits-Indische contractanten dienden als ‘ontspanning’ een aantal feestdagen en typische festijnen die werden georganiseerd door henzelf. Een typerend festijn was het Tajiyá-feest. Van oorsprong een moslimfeest, maar ook de hindoes namen er spontaan aan deel.

Tajiyá, ook wel Hosay genoemd, is een feest ter ere van Hassan en Husain, oorspronkelijk Arabieren die in Karbala (Irak) door hun vijanden werden vermoord. Ter gelegenheid van deze herdenking werd al weken van tevoren een vijf tot zes meter hoge toren, meestal van hout of bamboe, gemaakt. Daarna werden diverse motieven uitgesneden in glitterpapier en voorzichtig op het houtwerk geplakt. Het was echt iets om van te genieten, zo mooi! De toren was op een draagbaar gebouwd.

“De viering van het Tadja feest of tajiya-festival door de moslims onder de Brits-Indische immigranten in Suriname. 1900-1910.” (Rijksmuseum, Objectnummer NG-2016-50-65, Fotograaf Julius Eduard Muller.)

Op de dag van het feest kwamen mensen van heinde en verre om de schoonheid van de tajiyá’s te bewonderen. Op een bepaald uur kwamen mensen met minstens twee grote trommels en minstens twee tázá’s naar buiten. Deze muzikanten en tázá’s liepen een aantal keren rond de tajiyá, op trommels en dhol [tweevellige trom, aan beide zijden bespeeld] spelend. De omstanders zongen en er werd ritmisch meegeklapt. Aan het eind van de eerste dag gingen de mensen weer naar huis, en zij die van verre plantages kwamen kregen vaak onderdak bij hun kennissen.

De volgende dag werd er ontbeten en tegen het middaguur kwamen ze weer bij elkaar. Daar stonden vier dragers gereed om de tajiyá voorzichtig op te tillen en in de richting van het gebouw van de directeur te lopen. Vlak achter de tajiyá liepen de trommelaars en de tázá’s, spelend op hun instrumenten. Voor de tajiyá uit waren een paar acrobaten met hun indrukwekkende kunsten bezig. Eindelijk stonden ze voor het gebouw van de directeur. Hier stonden de voorlieden, opzichters en de directeur klaar om de feestvierders met hun tajiyá welkom te heten. Op een gegeven moment vroeg de directeur om de tajiyá op de grond te plaatsen. Hierna werd de schoonheid en architectuur van de tajiyá bekeken, bewonderd en geprezen. Nu was de tijd aangebroken voor de acrobaten die hun kunsten met grote lenigheid vertoonden. Men bewonderde ook de behendigheid waarmee zij een láthi (stok van 1 meter 80, gemaakt van bruinhart- of pritijari-hout) hanteerden. Normaal diende die als wandelstok, maar het was ook wel een geducht wapen. De acrobaten jongleerden met zo’n láthi, die wel een kilo woog, alsof het niks was. In het tweede deel van hun opvoering werd op het ene eind een glas met water geplaatst en de andere kant van de stok werd op het voorhoofd gezet. De acrobaten konden deze kunsten foutloos uitvoeren en kregen dan ook een staande ovatie van de directeur en de omstanders.

De directeur hield een korte toespraak en daarna was het tijd voor een worstelwedstrijd. Plantage Jagtlust was bekend om zijn worstelwedstrijden en ook nu waren er worstelaars van andere plantages aanwezig. De wedstrijden stonden altijd onder toezicht van een scheidsrechter. Het was altijd prachtig om de worstelaars bezig te zien: hun kracht, lenigheid en hun grepen. Alle omstanders genoten en bejubelden dit schouwspel. Na vele ronden geworsteld te hebben, bleek plantage Jagtlust de hoogste score te hebben. De winnaars ontvingen geld en geschenken voor hun prestatie. Hierna feliciteerde de directeur de winnaars en de overige deelnemers en aan het eind bedankte hij allen en in het bijzonder de organisatoren van het Tajiyá-feest. Hierna tilden de dragers de tajiyá op, plaatsten deze op hun schouders en zetten koers in de richting van waar ze vertrokken waren. Na even uitgerust te hebben werd de tajiyá in het kanaal gedompeld. De volgende dag werd het geraamte eruit gehaald en bewaard in een hut om het volgend jaar weer te gebruiken.

Het Tajiyá-feest stierf een stille dood in Suriname enerzijds omdat er vaak relletjes ontstonden tussen de verschillende plantages. Men was of werd opgejut, de ene plantage gaf de andere geen voorrang op de weg of liet de andere stoet niet inhalen op weg naar de rivier. Elke plantage wilde er als eerste aankomen. Anderzijds bestempelden conservatieve moslims zelf het tajiyá-feest als niet zuiver islamitisch en ketters.

Hosay op Jamaica. Foto afkomstig van Henry, Michael A. 2023, Tadjah – Hussay, Racecourse, Jamaica, Sponsored by Leroy Jagasar & family

Tajiyá op Jamaica

Hoewel de traditie langzaamaan verloren is gegaan in Guyana en Suriname, is het weer (sinds 1950) populair geworden op Jamaica waar het hartstochtelijk wordt gevierd in Clarendon. Hosay is een viering die in de 19e eeuw naar Jamaica is gebracht door Indiase contractarbeiders. Het vereist een maandenlange voorbereiding om het grote evenement uit te kunnen voeren, aangezien de belangrijkste toren – ook wel bekend als een tájá – een vakkundig gemaakte moskee-mausoleum is van bamboe, veelkleurig papier en slingers en die het geheel wel vijf meter hoog kan reiken. Boven op de tájá staat de Indiase nationale vogel, de pauw, in de Jamaicaanse nationale kleuren: groen, goud en zwart.

Hosay vindt over twee dagen plaats: vrijdagavond bij de woning van de organisator waar de tájá wordt geheiligd. Het mausoleum of graf van Hussain wordt in de tájá geplaatst waarbij de trommelaars tazza spelen tot in de avond. De tájá wordt opgepakt en een oneven aantal keren rondgedraaid (3 of 5 keer). En de volgende dag, zaterdag, wordt bij zonsopgang de tájá opnieuw geheiligd met behulp van wierook. In de namiddag begint de 4 km lange processie vanaf de startplaats naar de Alley Bridge, vergezeld van tazza-trommelaars. En na zonsondergang, bij aankomst bij de rivier wordt de tájá in het water afgezonken, waarbij de bamboe- en papieren structuur langzaam zinkt en uiteenvalt.

Herdenkingsprocessie van tájá’s [een symbolisch mausoleum] op St. James, Trinidad, 2005. Foto afkomstig van Indocaribeampublications.com, fotograaf Dr. K. Mahabir.

Hosay massacre Trinidad

De eerste viering van Hosay in Trinidad gaat terug tot 1854 en was moeilijk te handhaven in een christelijke kolonie. In 1884 verbood de Britse regering alle soorten parades. Ongeveer 30.000 mensen vierden het toch in openlijk verzet in San Fernando. Politiepogingen om hen tegen te houden door op de menigte te schieten, resulteerden op 30 oktober in 22 doden en nog eens 120 gewonden. Deze beelden tonen de veerkracht van de bevolking, die Hosay tot in de jaren 1930 in Trinidad voortzette.

Tajiyá/Hosay wordt vandaag de dag buiten India in onder andere gevierd/herdacht op Jamaica, Trinidad en in Belize en Zuid-Afrika. Volgens een informant zou het in Suriname het laatst op Vredenburg, Suriname te zien zijn geweest. Jammer genoeg is er geen bevestiging en ook niet in welk jaar het speelde.


Dit is een verhaal uit de categorie ‘Verdwenen zaken’. Info afkomstig van:
J. Dihal Balkaran: Het verhaal van Ájá en Áji, 1995
M. Anthony: https://www.facebook.com/groups/1449717208666484/user/17301867
Wikipedia: https://en.wikipedia.org/wiki/Hosay_massacre
Indocaribeanpublications: indocaribbeanpublications.com/2018/10/25/anniversary-of-the-hosay-massacre-in-san-fernando/

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter