blog | werkgroep caraïbische letteren

Een familieverhaal van Jeffrey Spalburg

Leven en overleven in een land met vooroordelen

door Jerry Dewnarain

Vooroordelen. Ze zijn er in elk land, maar niet in elk land wordt er openhartig over gesproken. Hoe denken wij over Guyanezen, Haïtianen, Brazilianen of de mennonieten? Of over onze eigen mensen? Hoe denkt de Hindostaan over de creool of andersom, of de Aucaner over de Saramaccaner?

Ook in Nederland lopen Surinamers tegen vooroordelen aan. Dat beleeft Jeffrey Spalburg dagelijks ondanks het feit dat hij er is geboren. Zelfs zijn jonge zoon ervaart de gevolgen van de vooroordelen die Nederlanders hebben over ‘Anderen’. Anil Ramdas heeft in zijn boek Badal uitvoerig daarover geschreven.

Doel boek

Spalburg wil met zijn boek Ik ben jullie meester laten zien wie hij, zijn vader James (docent wiskunde), zijn zoon Jaïr of mensen zoals hen zijn en waar zij vandaan komen. ‘Je mag in Nederland zijn geboren en getogen, je mag er gestudeerd hebben, werken en met een drai tongo (Nederlandse tongval) praten, geïntegreerd zijn, toch wordt menigeen met een migratieachtergrond weleens geconfronteerd met de uitspraak: “Donder op naar je eigen land.” En dat doet pijn, heel pijn.’

De auteur trekt de stoute schoenen aan en trekt ten strijde tegen de vooroordelen. Deze groep ziet Nederland als hun land, ze wonen en werken er en ze moeten er het beste van zien te maken. Dus schrijft Spalburg een boek over hun familiegeschiedenis voor zijn zoon Jaïr. De proloog verklapt in principe de inhoud van het boek.

Back to the roots

Om te weten wie je bent, gaat de auteur op zoek naar zijn roots: de Spalburgs komen uit twee stammoeders, slavinnen. Ze kwamen in 1863 vrij en kregen de naam Spalburg en vestigden zich in Frimangron. Vrij vertaald: grond van vrije mensen. Het was lang een niemandsland aan de rand van de stad, de plek waar vroeger de eerste plantages begonnen. Voorafgaand aan de afschaffing van de slavernij was dit het gedeelte van Paramaribo waar vrijgemaakte voormalige slaven zich konden vestigen. Vandaar hun eigen stukje ‘grond van vrije mensen.’ Daar blijft het niet bij. Van zijn vader krijgt hij het boek Wij slaven van Suriname van Anton de Kom te lezen, zodat hij weet waar hij vandaan komt.

Titel boek

De eerste drie hoofdstukken gaan over het leven van de jonge James en zijn familie in Suriname. We zien James opgroeien in armoede: wanneer hij achttien is, is zijn vader er niet. Zijn oudere broer overlijdt. James verkoopt eieren op de markt, maakt speelgoed voor zijn jonge broertje en leert goed op school. Hij wordt op jonge leeftijd schoolmeester. Zijn moeder besluit haar intelligente zoon naar Nederland te sturen.  

‘Die vrijdag liep hij naar zijn klas. “Succes, riepen zijn collega’s hem toe voor hij het klaslokaal in ging. Voor hem zaten zestien blonde koppies. Een witte klas met een zwarte leraar die de historische woorden sprak: “Goedemorgen allemaal. Ik ben jullie meester.” ’ In Badhoevedorp (1950) begon het Nederlandse avontuur van meester James Spalburg. In de rest van het boek wordt het familieverhaal van Spalburg op boeiende wijze verteld.

Jeffrey Spalburg tijdens een signeersessie. Foto © Peter Sanches.

Meerwaarde

Het afgelopen decennium hebben veel Nederlandse (opkomende) schrijvers met Surinaamse roots over hun komaf geschreven. In deze boeken vinden we steeds dezelfde frames: kennismaking met het geboorteland van hun voorouders, migratie, aanpassing in een nieuw land, heimwee, ontheemding, discriminatie, racisme enzovoorts. (Een frame is een manier van kijken of lezen. Het is de clichématige bril die je op kunt zetten om anders naar de wereld te kijken).

Spalburg schrijft over het Nederlandse kolonialisme, het systeem, de slavernij en contractarbeid, over Frimangron, over ‘zijn’ Holland, over zijn leeservaring van Wij slaven van Suriname enzovoorts. Het is allemaal een bekend verhaal, maar een-en-hetzelfde verhaal anders vertellen zonder dat de inhoud inboet aan historische feiten, is weer iets anders. Spalburg doet dat op een manier zonder dat het lezen saai of clichématig wordt.

De schrijver, die ook komediant is, las in Wij slaven van Suriname voor het eerst welke rol Nederland had gespeeld in de kolonie Suriname. Zo af en toe legde hij het boek weg om de inhoud ervan tot zich te laten bezinken. ‘Achter de droge jaartallen en begrippen ging een helse wereld schuil. Dat Suriname een wingewest was, zei me eerder niets, totdat ik al lezende besefte wat dat inhoudt: dat ze letterlijk over de rug van gevangen genomen Afrikanen een hele economie draaiende hielden. Dat ze een systeem hadden ontwikkeld waarbinnen ze deze mensen eerst zorgvuldig hun naam, religie en eigen cultuur ontnamen zodat ze ze met een gerust hart konden behandelen als vee en op transport konden zetten naar een land dat tot voor kort helemaal niet bestond: Suriname. Een Nederlandse uitvinding, enkel en alleen in het leven geroepen om zo veel mogelijk geld te verdienen…’

Wij slaven van Suriname blijkt tegenwoordig een eyeopener te zijn voor velen met Surinaamse roots. Spalburg komt tot het besef, iets wat ‘dwars door zijn ziel sneed: in een van die hokjes [een kaart met veel plantages langs de Surinaamse rivieren – JD] had mijn familie geleefd. Mijn vader wees het hokje aan. Plantage Zeldenrust en Welgelegen aan de Cottica. Dat zwarte mensen óf beroemd waren, óf zielig, kwam dichterbij dan ooit. Ik probeerde voor mezelf te verwerken wat dit betekende, witte handel in zwarte mensen. Mensen die mijn familie waren. Kon dit dan allemaal zomaar? Volwaardig volk?’

Spalburg herkent zichzelf in het boek van De Kom en vraagt zich ook af hoe het komt dat hij zijn eigen geschiedenis niet eerder heeft leren kennen. Daar gaat het nou net om in Ik ben jullie meester: vooroordelen ontstaan zodra wij weinig van elkaar weten. En dat laat Spalburg duidelijk zien door de boodschap die hij aan zijn zoon geeft aan het einde van zijn generatieroman, dat zijn familieverhaal hen niet maakt tot slachtoffers, integendeel! Ik ben jullie meester is een ode aan de orale traditie van Suriname.

‘Te yu no sabi owru bun, yu no kan sabi nyun bun!’

Jeffrey Spalburg. Ik ben jullie meester. Amsterdam: Das Mag Uitgevers. Eerste druk juni 2023.


Weet je, Jaïr
Ik wilde je dit niet vertellen.
En nu moet het toch.
Ik word ertoe gedwongen.
Door wat anderen naar jouw hoofd hebben geslingerd.
Dat je op moet rotten naar je eigen land.
Waarom maakt iedereen het zo belangrijk?
Waar je vandaan komt.
Feit is dat we hier zijn. Hier. En nu.
Vanaf hier moeten we verder.
Verder vooruit zonder terug te kijken.
En toch kan dat niet.
Omdat anderen opmerkingen maken.
Ons ongevraagd advies geven.
Ons bestaan hier in twijfel trekken.
Eerst bij mijn vader, toen bij mij.
En nu bij jou
Daarom neem ik je mee terug.
Naar hoe alles begonnen is.
Want we komen van ver.
Te voet, met de boot, de bus en de fiets.
Soms moet je terug om vooruit te komen.
Luister.


Jeffrey Spalburg  1970 Geboren in Hengelo. 1989-1993: Theateropleiding Toneelschool Utrecht. 1999-2002: Vaste schrijver in de shows van Jörgen Raymann. 2005-heden: Vaste stand-upcomedian bij Comedy Café Amsterdam. 2008: Eerste solovoorstelling Brommers kiek’n. 2010: Solovoorstelling Spiekerboks. 2013: Zomerhit met het nummer Hengelo-o-o uit de show Thuus. 2017: Solovoorstelling Baas. 2010-heden: Comedycoach, speelt ook soms in een film of tv-serie. Jeffrey Spalburg woont met zijn zoon in Amsterdam. Ik ben jullie meester is zijn eerste boek.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter