blog | werkgroep caraïbische letteren

Historische roman met uitvinder van de schoenzwikmachine

Rihana Jamaludin in gesprek met Jerry Dewnarain

Geheimen van het tuinhuis is een historische roman, die zich afspeelt rond 1870. Het is de periode van het Staatstoezicht: voor tien jaar waren de ex-plantageslaven verplicht als contractarbeiders op de plantages te werken. Op die wijze meende de overheid de slaven op de vrijheid voor te bereiden en de planters te behoeden voor het verlies aan arbeidskrachten. Wel konden de vrijgemaakten zelf beslissen waar zij gingen werken en mochten zij jaarlijks van werkplek wisselen.

De hoofdpersonages zijn de meisjes Josephine en Alexandra Belgrave, afgekort Jo en Alex. In het laatkoloniale Suriname waar kleur een belangrijke rol speelt, worden deze meisjes gerekend tot de gegoede burgerij. Hun vakantie beleven zij op een plantage in Commewijne. Daar ontmoeten zij Ernst Martzil, die de werktuigkundige Eduard van Beek met allerlei klusjes helpt.

Ernst blijkt een intelligente jongen te zijn die gevoel heeft voor techniek. In het tuinhuis zet hij in het geheim een stoomfiets in elkaar bijgestaan door de twee stadse meisjes. Vanuit het tuinhuis speelt het verhaal zich verder af met een wedstrijd tussen roeiers, paard-en-wagen, een stoomfiets en enkele Amerikaanse boeven die het gemunt hebben op de uitvinding van deze jonge hulp van de handwerksman Van Beek*. Ernst Martzil in deze roman is Jan Ernst Matzeliger, de uitvinder van de schoenzwikmachine. Hij werd omstreeks 1851 in Suriname in slavernij geboren. Zijn vader was een planter van Duits-Franse afkomst. Als kind werd hij vrijgekocht en opgevoed door zijn tante Christie. In 1873 vestigde hij zich in Amerika. De roman speelt zich af kort voor het vertrek van Jan Ernst uit Suriname.

(*Chef Van Beek is een handwerksman, zoals ook de vader van Ernst was, nadat die zijn plantage kwijt was geraakt. Van Beek is geen plantagehouder, hij huurt de oude plantage om er te wonen, maar behalve een kleine moestuin houden, doet hij er verder niets mee.)

Interview met Rihana Jamaludin

Uw oeuvre bestaat uit historische romans, jeugdboeken, korte verhalen en essays. Hoe is het schrijven bij u begonnen?

Als kind hield ik zoveel van lezen, dat ik ook zelf wilde gaan schrijven. Het zou wel even gaan duren voor het zover kwam. Eerst was ik jaren werkzaam in de beeldende kunst, daarna in het onderwijs. Ook maakte ik in opdracht lesmateriaal, zowel in Suriname (serie lesboekjes voor het tekenonderwijs op de basisschool, samen met Rudi Getrouw en Sirano Zalman voor MINOW) als in Nederland (interculturele communicatie voor volwassenenonderwijs, voor gemeente Amersfoort).

Rihana Jamaludin (Foto Karla Hoffman)

De kans om te schrijven, kreeg ik toen ik na de geboorte van mijn tweede kind stopte met lesgeven. Aanvankelijk schreef ik korte verhalen, daarna ging ik af en toe meedoen aan schrijfwedstrijden. Door dit laatste trok ik bij de Kwakoe Literatuur Wedstrijd de aandacht van jurylid en literair- redacteur Adriaan Krabbendam. Hij was ook de ontdekker van Clark Accord, Lulu Wang en Heleen van Royen. Adriaan stelde voor dat hij een uitgever zou zoeken voor de romans waar ik toen mee bezig was. Dat lukte hem. KIT Publishers gaf in 2009 mijn debuutroman De Zwarte Lord uit, in 2011 volgde de roman Kuis.

In 2008 verscheen bij uitgeverij Ralicon in Paramaribo uw verhalenbundel Minnewake, door uzelf geïllustreerd met suggestieve, ritmische zwart-wit tekeningen. Studenten, (mo B-Nederlands) onder leiding van Wim Rutgers, hebben de bundel op 27 december 2008 gerecenseerd in ‘dWTL’. Het was een enthousiaste recensie: ‘Jamaludin wekt met haar leesbare taal en beeldende schrijfstijl interesse. Ze schrijft gedetailleerd en overlaadt de lezer op een poëtische manier met haar beeldspraak.’ Wat vindt u zelf van deze markante zinnen?

Ik ben altijd blij als lezers van mijn werk genieten! Aan hun recensie is te zien dat de studenten mo B-Nederlands er werk van hebben gemaakt om Minnewake onder de aandacht van de lezers te brengen. Minnewake is misschien wel mijn meest persoonlijke boek, maar dan in sprookjesachtige vermomming.

Recent onderzoek in Suriname onder middelbare scholen over hun leesgedrag wijst uit dat uw eerste historische roman De Zwarte Lord nog steeds op de leeslijst van middelbare scholieren voorkomt. Studenten geven aan dat het een realistisch verhaal en herkenbaar is. Echter, het boek speelt zich af in de 19de eeuw, ver weg van de leefwereld van de studenten. Hoe slaagt u erin om de tijdgeest op te roepen van rumoer en opstand in Europa, die sfeer van verwachting, ongeduld en teleurstelling van de slaven in Suriname die wachten op vrijheid die er in de buurlanden al is, te beschrijven, tevens de weifelachtigheid van de kleurlingen en de bekrompen op het moederland gerichte blik van de blanke elite, die alles bij het oude wilde houden zo helder uit te beelden in taal?

Dank u wel! Ik ben blij te horen dat De Zwarte Lord op de leeslijst van middelbare scholieren staat! Studenten, laat een dik boek je niet afschrikken, De Zwarte Lord is niet moeilijk te lezen. Hoe moet je als schrijver de sfeer oproepen? Veel lezen en breed onderzoek plegen en je een gedetailleerd beeld van de periode en de karakters vormen. Voor ik  de roman begon te schrijven, had ik twee jaar onderzoek achter de rug. Tijdens het schrijven ging het onderzoek nog steeds door, soms per te schrijven zin. Bijvoorbeeld of er al postzegels bestonden en wat de voorloper van het paspoort was.

Wat de karakters betreft, heb ik als tip: elke inval meteen in klad opschrijven, voor je die vergeet. Het zijn deze vluchtige invallen – ofwel inspiratie – die het verhaal levendig maken. De karakters ‘vertelden’ mij hun verhalen en dat ging de hele dag door, zelfs als ik met het huishouden bezig was. Dat was heel bijzonder en ik geloof niet dat ik dat bij andere boeken later nog heb meegemaakt. Misschien heeft elk boek zijn eigen Muze, die op de achtergrond meehelpt. Maar het ligt ook aan geconcentreerd zijn op je onderwerp en of de omstandigheden toelaten dat je zó weg kunt dromen en jezelf verliezen in het ontstaan van je figuren en je verhaal.

Vaak is gezegd dat men aan uw ‘gebeeldhouwde’ zinnen  ook kan zien dat u ook beeldend kunstenaar bent. U schildert en tekent. Doet u dat nog steeds naast het schrijven? (Vertel wat meer hierover.)

Sinds ik ben gaan schrijven, ben ik gestopt met tekenen. Alleen voor Minnewake heb ik nog wel de illustraties gemaakt.

Als beeldend kunstenaar werkte ik vooral met linosneden en roller painting (waarbij je met de inktrollers schildert). Ik was zeven jaar werkzaam in de beeldende kunst, had solo-exposities en deed mee aan groepsexpo’s. Soms verkocht ik werk of kreeg ik een opdracht, ervan leven kon echter niet. Daarna werkte ik in het volwassenen onderwijs. Het was een grote verrassing en erkenning toen het Stedelijk Museum Amsterdam in 2021 twee werken van mij kocht, tijdens mijn deelname aan de tentoonstelling ‘Surinaamse School’ in dit museum. Ik sluit niet uit dat ik op een gegeven moment weer ga tekenen, maar er zijn nog zoveel boeken in mijn hoofd, die moet ik nog tevoorschijn schrijven.

Wat of wie heeft u geïnspireerd om Geheimen van het Tuinhuis te schrijven?

Jeetje, het is altijd moeilijk om terug te halen wat de eerste aanleiding was. Er is intussen zo’n proces van wording geweest. Maar ik denk dat het begon met de beelden van Steampunk die ik op internet zag. Steampunk is een subgenre waarin gebruik wordt gemaakt van elementen uit de 19de eeuw, maar waarin vrouwen en gekleurde mensen een grotere rol hebben dan de geschiedenis ze tot nu toe heeft toebedeeld. De avontuurlijke steampunk afbeeldingen inspireerden mij om ook zoiets te creëren, maar dan in Surinaamse setting.

Geheimen van het tuinhuis is een historische roman. Om een historisch verhaal tot roman te maken, is veel onderzoek nodig. Hoe bent u te werk gegaan?

Om het verhaal in Suriname te kunnen plaatsen, ben ik ter plekke onderzoek gaan doen. De oude route langs fort Nieuw Amsterdam heb ik vele keren gelopen om de afstanden te schatten, te noteren wat er te zien was en het verhaal intussen in mijn hoofd te laten afspelen. Ook heb ik natuurlijk veel onderzoek gedaan door boeken te lezen en mensen te interviewen over hoe het vroeger was. Veel heb ik gehad aan de biografie over Matzeliger van Peggy Plet, een Surinaamse onderzoekster die in Canada woont. Haar boek Jan Earnst Matzeliger – A lasting invention is op internet te bestellen. Op internet zijn ook veel artikelen, archieven, pdf-studies, e-books en beeldmateriaal te vinden, als je weet hoe je moet zoeken. Als docent literatuur probeer je de studenten duidelijk te maken dat er verschillende soorten historische romans bestaan. Volgens Cynthia Mc Leod zijn er twee categorieën. Categorie A, is die waarbij de auteur het leven van echte historische figuren alsmede de historische feiten en de tijdgeest terdege bestudeert, hun leven beschrijft en hun handelen tracht te verklaren uit de tijdgeest en de sfeer van die tijd. Categorie B, is die waarbij de auteur een eigen verhaal heeft en dat plaatst in een interessante tijd, die hij of zij goed bestudeerd heeft zodat de verhaalfiguren handelen overeenkomstig die tijdgeest en die sfeer. ‘De Zwarte Lord’ is een uitstekend voorbeeld van de laatste categorie. Tot welke categorie rekent u Geheimen van het tuinhuis?

Geheimen van het tuinhuis is een YA-historische roman, dus het genre is Young Adult. Maar ik heb het geschreven voor jong en oud en het is gelukkig goed ontvangen door beiden. De Surinaamse historie heeft in zich een schat aan verhalen die nog verteld kunnen worden. Voor historische romans is dit niet alleen gebonden aan figuren die echt bestonden. De drie musketiers van Alexander Dumas hebben niet echt bestaan, maar door het verhaal krijg je een boeiend beeld van die tijd. Historische romans omvatten zeker een breed palet, van Het woud der Verwachting van Hella Haasse tot aan Bridgerton van Julia Quinn.

Bij het uitkomen van De Zwarte Lord was er literaire kritiek van onder andere Hilde Neus. Naast de vele juiste historische verwijzingen bleek dat De Zwarte Lord toch heel wat missers bevat. Bij Geheimen van het tuinhuis plaatst Michiel van Kempen ook enkele kanttekeningen bij dit boek. Zo vraagt hij zich af of gedurende de periode 1870 al fietsen in Suriname reden. Hoe gaat u als bekende schrijver met literaire kritiek om?

De betreffende literaire kritiek was een lange lijst van Hilde Neus met vermeende missers, die ik toen goed onderbouwd heb kunnen weerleggen. Dat dit dan toch terugkeert, is jammer, alsof alle research en argumentatie er helemaal niet toe heeft gedaan. De vraag rijst dan hoe de criticus omgaat met kritiek? (Wie hierin geïnteresseerd is, kan dit nog nalezen op mijn website rihanajamaludin.com door onder ‘Columns’ in het Menu te zoeken.) Het gaat in een historische roman namelijk niet enkel om de jaartallen waarin er regels en wetten gemaakt werden. Bijvoorbeeld: De Zwarte Lord kreeg o.a. als kritiek dat de vader van de hoofdpersoon geen goudzoeker kon zijn, omdat goudconcessies pas in een bepaald jaar werden uitgegeven.

Echter: vanaf dat de Europeanen voet zetten in de Amerika’s, zijn ze naar goud op zoek gegaan, toestemming hebben ze echt niet afgewacht! En dat zal dus ook later nog veel zijn voorgekomen, controleren kon toch niet. Geschiedenis bestaat niet alleen uit wetten en reglementen, het leven speelt zich ook daarbuiten, daartussen, eronder en erboven af. De schrijver moet dus tussen de regels kunnen kijken om zich een voorstelling van het leven destijds te maken.

En zo is het voor Geheimen van het tuinhuis goed mogelijk dat de voorstelling van een fiets, de belezen familie in Suriname al via buitenlandse bladen had bereikt en dat een Chinese werknemer een filiaalwinkeltje op Nieuw Amsterdam mocht bestieren.

Geheimen van het tuinhuis is in Nederland goed ontvangen. Wat vindt u zelf als schrijver zo bijzonder aan dit boek?

Ik noem drie onderwerpen die in het boek aan bod komen: Bij het schrijven van De Zwarte Lord kwam ik achter het bestaan van de kleurlingenelite. Een elite van vrije gekleurden, die in Suriname vooral in de 19de en 20ste eeuw veel voor het land heeft gedaan op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg, sociaal en cultureel werk en zelfbestuur. Deze elite was in vergetelheid geraakt, men was hen enkel als slavenmeesters gaan zien. Maar voor de ontwikkeling van Suriname hebben zij ook veel betekend. Het was een plezier om hen in Geheimen van het tuinhuis weer voor het voetlicht te laten treden.

Jan Matzeliger – velen kennen de Matzeligerstraat bij Choi’s supermarkt Noord. Maar te weinig Surinamers weten dat Matzeliger een Surinaamse uitvinder was, die als slaaf werd geboren, maar later in de U.S.A. beroemd werd met zijn uitvinding voor de schoenenindustrie. Er bestaan Amerikaanse en Surinaamse postzegels met zijn beeltenis.

Al vóór de Lalla Rookh in Suriname aanlegde, waren er Indiase arbeiders in Suriname. Ze kwamen vanuit de Britse koloniën in het Caraïbisch gebied naar Suriname om er te werken. In het boek zien we ook de belevenissen van een paar vrije Indiase reizigers die in Suriname komen te wonen en bevriend raken met Ernst, Jo en Alex.

Waarom zouden onder andere Surinaamse scholieren dit boek moeten lezen?

Er is al veel over de tijd van slavernij geschreven. Maar wat gebeurde er daarna? Zijn we met een sprong van slavernij naar moderne tijd gegaan? Natuurlijk niet. Geheimen van het tuinhuis geeft een beeld van hoe het leven in Suriname in de periode na de slavernij eruit kan hebben gezien. Tegelijkertijd gaat het over de avonturen op Commewijne van een paar intelligente en ondernemende Surinaamse jongeren, die door het werken aan een uitvinding, hun weg vinden in het leven en naar de (voor hen) moderne tijd.


Jan Ernst Matzeliger 1852-1889

In Suriname heette hij Jan Ernst Martzil. Geboren op de plantage ‘Twijfelachtig’ aan de Cotticarivier op 15 september 1852, ging hij op 10-jarige leeftijd in de leer op de machinewerkplaats van de Dienst der Koloniale Vaartuigen aan de Saramaccastraat te Paramaribo. Dat deze dienst de voorloopster is geweest van de Scheepvaart Mij. Suriname en dat de werkplaats algemeen bekend stond onder de naam van ‘Frinkiebakka’, wat eenvoudig betekent achter op het erf Fraenkel. Martzil was de zoon van de in Paramaribo op 23 september 1825 geboren ingenieur Ernst Carel Martzilger en de slavin Aletta. De vader moet zelf aan het hoofd gestaan hebben van de werkplaats. Hij was de zoon van Ernst Carl Martzilger, een Duitse ingenieur en Magdalena Classina Ferrand, die te Paramaribo in het huwelijk traden op 2 juli 1824. Of Jan Ernst met zijn moeder vóór 1863 werd vrijverklaard of dat de moeder vóór de geboorte van haar zoon haar vrijheid verkreeg, is een vraag welke nog onderzocht dient te worden. De naam Martzil mag in ieder geval als aanwijzing gelden dat de vrijverklaring (zo deze vóór 1863 geschiedde) tot stand kwam op verzoek van een zekere persoon of familie Martzilger. Volgend de website DBNL leefde er aan de Gravenstraat een 100-jarige creoolse, die getrouwd was met een zekere, nog als slaaf geboren, Karel Martzil. Deze man dankte zijn naam eveneens aan de familie Martzilger, en wel van Maria Jacoba Henriette Martzilger (geboren te Paramaribo op 3 april 1827), een zuster van de vader van Jan Ernst. Zij was getrouwd met een Schot genaamd Alexander Christie. Bij deze tante is Jan Ernst grootgebracht. De familie Christie-Matzeliger heeft gewoond in het gebouw aan de Dominéstraat, (waar de boekhandel Vaco was ondergebracht, JD). Het erf stond bekend onder de naam van Christie-dyari. Schoolonderwijs had Jan Ernst praktisch niet genoten, maar hij toonde reeds vroeg een aangeboren aanleg te bezitten voor werktuigkunde. Tot zijn 19e jaar bleef hij werken op Frinkiebakka, en toen – waarschijnlijk door het contact dat hij door zijn werk met schepelingen had – kreeg hij de kans eerst als kajuitjongen en daarna als matroos op een schip geplaatst te worden. Martzil stond in de Verenigde Staten officieel ingeschreven als John Earnst Matzeliger. Aangenomen mag worden dat dit de Amerikaanse uitspraak was voor Jan Ernst Matzilger. Na een jaar of vier in Philadelphia en Boston allerlei baantjes aan de hand gehad te hebben, kwam Matzeliger op 25-jarige leeftijd in Lynn (Massachussets) aan, waar hij in de schoenfabriek van een zekere Hervey als machine-arbeider een baantje kreeg. Al werkende hoorde hij de handzwikkers op de hun gebruikelijke wijze opsnijden, dat hun superieur werk buiten het bereik van elke machine zou blijven. (Men dient intussen ook te bedenken, dat de arbeider van de vorige eeuw zijn bestaan in ernstige mate bedreigd zag door de opkomst van de machine in het algemeen). Hoewel de woorden van de zwikkers niet voor hem bedoeld waren, hielden zij voor Matzeliger toch een zekere uitdaging in en van toen af nam hij het besluit zich te gaan wijden aan de constructie van de alom gevraagde zwikmachine en met succes! Zelf arm gestorven, omdat de productie van de machine nog geen winsten afwierp, liet Matzeliger zijn aandelen in de Consolidated na aan zijn kerk, de North Congregational Church in Lynn. Vijftien jaar na zijn dood kon deze kerk met de opbrengst van een deel van de fondsen een hypotheekschuld, waaronder zij al dertig jaar gebukt was gegaan en die intussen was aangegroeid tot $ 10.860.- geheel aflossen. Temidden van grote vreugde en luide lofzang werd in de kerk de hypotheekakte verbrand en een portret van de man die zijn kerk zulk een weldaad bewezen had, tentoongesteld. (Bron: www.dbnl.org)

Dood en erfenis

Hij stierf op 36-jarige leeftijd op 24 augustus 1889. De uitvinding van Jan Ernst Matzeliger was misschien wel ‘de belangrijkste uitvinding voor Amerika (New England)’. Zijn uitvinding was “de grootste stap voorwaarts in de schoenenindustrie”, aldus het kerkbulletin van The First Church of Christ (dezelfde kerk die hem als lid opnam) als onderdeel van een herdenking die in 1967 ter ere van hem werd gehouden. Toch werd hij vanwege zijn huidskleur tot voor kort niet genoemd in de geschiedenisboeken. Als erkenning voor zijn prestatie werd hij op 15 september 1991 op een postzegel geëerd. (www.caribbeanelections.com/knowledge/biography/bios/matzeliger_jan.asp)

Biografie Rihana Jamaludin

Rihana Jamaludin werd eind 1959 geboren in Paramaribo, Suriname. Na het diploma van het Vrije Atheneum behaald te hebben, volgde ze de opleiding Tekenen aan het Instituut voor Opleiding van Leraren. In 1982 illustreerde ze het stripverhaal over het leven van Peerke Donders, De grote kleine man, dat geschreven werd door de redemptorist Bas Mulder. Eind 1983 vertrok ze naar Nederland. Ze werkte in de beeldende kunst met als deskundigheid linosnede. In 1990 maakte ze de overstap naar volwasseneneducatie en werd docent interculturele communicatie. Ze schreef enkele lesboeken en maakte een videofilm. In haar vrije tijd was ze bezig met literatuur: ze las en ze schreef. In een interview zei ze jaren later: ‘Wat mijn verschillende carrières met elkaar gemeen hebben, is dat je goed moet kunnen observeren en je fantasie gebruiken.’ In 1999 debuteerde ze met het verhaal De Schepping in de bundel van het Crossing Borders festival in Den Haag. Eind 1983 vertrok ze naar Nederland waar ze werkte in de Beeldende Kunst met als specialiteit linosnede. Eind 2000 besloot ze zich helemaal op het schrijven te richten. In feite kon met die stap alle opgedane ervaring verwerkt worden in het geschreven woord. Rihana Jamaludin is getrouwd en woont met haar man en twee kinderen in Brabant, Nederland. In 1999 debuteerde ze met een kort verhaal in de Crossing Border bundel van het gelijknamige festival in Den Haag. In 2007 won ze de derde prijs bij de literatuurprijsvraag van het Kwakoe Festival. Minnewake, een bundel korte verhalen, verscheen in 2008. In 2009 kwam haar debuutroman De Zwarte Lord uit, die zich afspeelt in Suriname in de 19e eeuw. Met dit debuut verwierf ze een stimuleringsbeurs van het Nederlands Letterenfonds. In 2011 is de stadsroman Kuis verschenen, welke in 2012 werd verkozen tot Caraïbisch winnaar van de Inktaap door middelbare scholen in Suriname en op Curaçao. De jongerenroman Luchtdanser verscheen in 2016. Het verhaal speelt zich af in de Amsterdamse multiculturele samenleving en werd omarmd door scholen op zoek naar boeken met meer diversiteit. Haar nieuwste boek is Geheimen van het tuinhuis, een historische roman voor jongeren, ook geroemd door volwassenen. In 2021 kocht het Stedelijk Museum Amsterdam twee linodrukken van haar aan, tijdens haar deelname aan de tentoonstelling Surinaamse School van het museum. (Bron: https://www.rihanajamaludin.com/boeken/)

[De Ware Tijd Literair, 23 maart 2023]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter