blog | werkgroep caraïbische letteren

De Fabels van Kompader

door Jeroen Heuvel

 

Het laatste boek van Kompader maakt alweer benieuwd naar zijn volgende. Welk genre zal hij dan gaan beoefenen? Sansaña den Sabana, zoals zijn meest recente publicatie heet, bestaat uit twee dierenverhalen, verluchtigd met foto’s die Ariadne Faries heeft gemaakt. De Papiamentstalige fabels van Kompader, pseudoniem van Roy Evers, vaste columnist van deze krant, passen in het literair erfgoed van de orale traditie van de Nanzisprookjes en sommige vertellingen van Elis Juliana en Frank Martinus Arion.

Sansaña den Sabana (vrij te vertalen als Stront aan de knikker in Sabana) bestaat uit twee verhalen: Si bo koba tera, bo ta saka bichi (=hoe meer je in drek roert, hoe meer het stinkt) tot en met bladzijde 61, bestaande uit 22 hoofdstukjes en Kada porko tin su djasabra (=zoals jij mij belazerd hebt, zo zal ik ook jou belazeren), van bladzijde 62 tot en met 114, bestaande uit 19 hoofdstukjes. Beide titels zijn bestaande spreekwoorden (de titel van het boek is dat niet) die al aardig aangeven in welke richting dit boek gaat: er zijn misstanden, daar rijst verzet tegen, maar in plaats van tot een oplossing te komen, resulteert dat verzet in nieuwe misstanden. Het dorp Sabana wordt door pratende dieren bevolkt die erg op mensen lijken. Shon Ka (kakkerlak) en Yochi (dalakochi=sprinkhaan) zijn in het eerste hoofdstuk op de begrafenis van de alleenstaande, aristocratische, kinderloze en beeldschone Shon Dalia Ara (lorre) die bij testament tien goudstukken nalaat die aan de tien armste gezinnen van Sabana moeten worden gegeven. De koning, het is een publiek geheim dat hij haar minnaar was, moet er op toezien dat dit eerlijk gebeurt, maar vindt dit een onmogelijke opdracht omdat hij niet weet wie er arm is, aangezien er niemand is die van de honger omkomt. Zijn raadheer, dr. Palabrua (uil) stelt voor dat de Raad van Advies gaat uitzoeken welke de tien armste gezinnen zijn. Leden daarvan zijn onder andere vakbondsleider Bòchi Blòblò (blauwe hagedis), Moi Morkoi (landschildpad), Shon Ki Kinikini (torenvalk), Shon Pastor Palomba(duif) en Don Kolá Kolebra (slang). Yochi en Shon Ki kunnen niet door één deur, laatstgenoemde is politiek leider van de partij Kunuku Uní (Verenigde Akker), terwijl eerstgenoemde fervent aanhanger is van de partij Sabana Independiente (Onafhankelijk Sabana) van Wa Warawara (caracara), aartsvijand van Shon Ki.
Sabana is een naam voor een fictief dorp, maar het is voor de goede verstaander wel duidelijk waar het een parodie op is. Op bladzijde 17 wordt er meer over het dorp, of de provincie verteld. Sabana, met als hoofdstad Beverstad genoemd naar de eerste koning van de vijf provincies, vormt samen met de provincies Saliña, Montaña, Bahia en Baranka een koninkrijk. Iedere provincie heeft zijn eigen regering onder leiding van een gouverneur die Shon Rei vertegenwoordigt. Sabana Independiente wil uit het koninkrijk stappen en een republiek worden. Shon Ki is niet naar het buitenland gegaan om er te studeren (in tegenstelling tot Wa), maar heeft altijd op zijn akker gewoond en gewerkt totdat zijn lap grond zo groot werd dat hij lui in dienst moest nemen. Zijn beste arbeiders zijn Franssprekende, zwarte bokken en zijn politieke ambitie is de grondwet te wijzigen opdat de koning meer macht heeft over de provincies.
De Raad van Advies is te verdeeld om tot een eensluidend advies aan de koning te komen. De koning besluit tenslotte om de goudstukken dan maar niet te verdelen en ze in het graf bij de rechtmatige eigenaar bij te zetten.
In het tweede verhaal wordt De Mens geïntroduceerd, Dòspata (tweevoeter). Het verhaal wordt weer ingezet door Shon Ka en Yochi, gewone stervelingen, niets geen vakbondsleider, pastoor of anderszins high society. Terwijl Gran Kolebra (Grote slang) en Gran Djaka (Grote Rat) de put, de gratis watervoorziening, voor de andere dieren ten gelde willen maken, speelt het probleem van de verdwijning van onder andere twee puppies en negen tienervlinders. Niemand gelooft Shon Ka die met eigen ogen een buitengewoon vreemd dier heeft gezien, dat rijzig is, op zijn achterste twee poten loopt, de twee voorpoten gebruikt om elkaar en andere dingen vast te houden, die de mond tegen de ander zijn mond wrijft, met alleen maar haar op het hoofd en niet op de rest van zijn zichtbare lichaam; die niet bloot lopen maar die een tweede huid op hun huid dragen en ook voetbedekking dragen. Ja, de oude leguaan heeft wel eens door haar oma horen vertellen van Tweevoeter, maar dat waren educatieve verhaaltjes, over een boe-dier om je angst in te boezemen.
De angst voor het legendarische wezen dat toch echt aanwezig lijkt te zijn is sterker dan de verontwaardiging over het plan om water niet meer onbetaald te kunnen krijgen, zodat de elkaar bestrijdende dieren beslissen om de strijdbijl onderling te begraven om samen te gaan strijden tegen de vuurmakende kinderen van Prometheus. Maar als aan het eind van het verhaal De Mens even geheimzinnig is verdwenen als die eerst was verschenen, gaat het leven in Sabana weer gewoon verder alsof er niets gebeurd was.

Ariadne Faries
De kaft van het boek laat er geen twijfel over bestaan dat het dierenverhalen betreft. Schedels van verschillende viervoeters liggen op een rij naast elkaar tegen het oevergewas bij een zoutwater binnenmeer, als een moderne variant op een schilderij van James Ensor, de Belgische kunstenaar die zo raak de zotheid van het menselijk verkeer kon schilderen. Naast de fullcolour kaft staan er zestien zwart-wit foto’s van Ariadne Faries in het boek die de verhalen visueel verrijken. Volgens de fotografe is dit onder andere gedaan omdat het een bekend feit is dat er niet zoveel Curaçaoënaars een Papiamentstalig boek kopen als er alleen maar tekst in staat. De lezer van het Antilliaans Dagblad zal haar naam wel herkennen: Voor de rubriek A Face in the Crowd, Een portret van … maakt zij altijd de foto die bij de tekst van Elodie Heloise wordt afgedrukt.
In het colofon van dit in eigen beheer uitgegeven boek staat ook vermeld dat er een redacteur aan te pas is gekomen. Hispanist en Papiamentist Reginald Römer heeft de redactie gevoerd en mede hierdoor is de spelling en de grammatica (en wellicht ook de vocabulaire) van deze publicatie uiterst verzorgd. Hulde aan een auteur die niet bij een uitgeverij huist, dat hij zelf een redacteur in de arm neemt. Een auteur uit het alternatief circuit als Wilfrido Ortega zou dat ook kunnen overwegen.

Traditie
De twee verhalen in dit goed geschreven en uitermate grappige boek passen in de literaire traditie die is ingezet door de orale verhalen van de sluwe spin Nanzi die geen eigen bezit heeft en geen (eer heeft van zijn) werk omdat het resultaat daarvan toch niet voor hemzelf is, zoals de slaven die hem uit West-Afrika hadden meegenomen, maar die wel slimmer is dan de koning en al zijn kennissen gebruikt of misbruikt om aan eten en status te komen. De traditie is in geschreven vorm in recentere tijd voortgezet door bijvoorbeeld Elis Juliana in zijn Aventura di un Kriki (avonturen van een krekel), die door een scherpe tekening van zijn mede-insecten deze diertjes te kijk zet alsmede zichzelf, en Frank Martinus Arion in zijn verhaal dat in twee talen is verschenen De ibismensmuis, een publicatie van stichting NANA. Het verschil met Juliana is dat Kriki in de ik-vorm is verteld en dat de schrijver ook de ik-figuur bespot, terwijl Kompader de alwetende verteller is die wel de gezagsdragers en iedereen die zich status wil aanmeten, maar niet het gewone volk bespot. Het verschil met Arion is dat weliswaar Arion ook alle hotemetoten te kak zet, maar altijd een edele hoofdfiguur ten tonele voert die een alternatief heeft voor de toekomst. Kompader beschrijft het zoals het is en biedt geen hoop op betere tijden, hij is toeschouwer die aan de kant van de straat zit en de belachelijkheid schetst van het menselijk gedoe, die lijkt te willen zeggen: zo is het nu eenmaal, daar verandert niemand iets aan en omdat het leven kort is kan je er maar beter om lachen. Wat deze auteurs bindt is het literaire peil van hun werk en de bruikbaarheid van hun werk in de hogere klassen van het middelbaar onderwijs.

Elk jaar één?
De eerste publicatie in boekvorm van Kompader verscheen in 2006. Si no yobe lo pinga heeft als ondertitel E soño di Katan en toen werkte Ariadne Faries ook al mee, als fotograaf en grafisch ontwerper. De titel is een spreekwoord dat zoiets betekent als Ik zal iets bereiken, hoe gering het ook mag zijn en de ondertitel betekent de droom van Katan. Katan is een dominante Curaçaose vrouw die haar mening niet onder stoelen of banken steekt. Ze woont in Otrobanda en maakt dagelijks van alles en nog wat mee en zet vaak zelf de boel op stelten. Het is een dun boekje van zestig pagina’s in ruim twintig hoofdstukjes, geschreven in versvorm. Dit debuut is opgedragen aan de twee kinderen van de auteur en aan alle andere Curaçaoënaars van ongeacht welke leeftijd. De avonturen van Katan zijn heel herkenbaar, iedereen heeft wel een Katan in zijn familie of kennissenkring. Leerlingen van havo 4 en hoger genieten van deze literatuur.
Een jaar later verscheen Awa di dos be no sa muha makaku. Zelfde uiterlijk en formaat (12,5 x 20 cm), iets meer bladzijden, weer ruim twintig hoofdstukjes, in verzen van meestal telkens vier versregels, Ariadne Faries verzorgt het grafisch ontwerp, dit keer fotografeert zij niet de illustraties want Wop Sijtsma maakt de tekeningen voor dit boekje over ene Nando, het prototype van de Curaçaose man. De titel (spreekwoord) is te vertalen als een ezel stoot zich in het gemeen geen tweemaal aan dezelfde steen. Ondertitel Nando, e machu kumplidó betekent Nando, het plichtsgetrouwe haantje. De auteur waarschuwt dat gelijkenis met bestaande personen geen toeval is omdat bestaande personen tot ons erfgoed behoren. Nando is met Mirna getrouwd en ze hebben twee kinderen. Nando heeft een eigen bedrijf en de daarbij behorende status in de maatschappij. Zijn zwakke punt is dat hij dierlijk reageert op ritselende rokken en graag de bloemetjes buiten zet, samen met zijn vriend Palu Fè. Zijn gezin lijdt hier nogal onder en protesteert tegen dit macho gedrag wanneer duidelijk wordt dat er een buitenechtelijk broertje (of zusje) aan komt. Dit boekje eindigt een beetje ongeloofwaardig met een sessie van het hele gezin bij de therapeut waarbij alles koek en ei wordt en Nando belooft om nooit meer buiten de pot te pissen. Ondanks dit stichtelijke einde ook erg geslaagd voor de lessen Papiamentu in de bovenbouw van de middelbare school. De boekjes zijn niet gespeend van dubbelzinnigheden en de personages bezigen een idioom dat niet zou klinken uit de mond van een hoogwaardigheidsbekleder.
Vorig jaar (2008) verscheen een ander genre: Komehein ta traha kas pa prikichi buta aden, een spreekwoord om uit te drukken dat je werk doet waar anderen hun voordeel mee kunnen doen. Dit is proza, een boek dat dubbel zo dik is als het vorige, in dierenverhaalvorm. Vanwege het scabreuze karakter minder geschikt voor middelbare scholieren.
Kompader zijn kracht zit hem tot nu toe vooral in de satire. Zal het literaire alterego van Roy Evers, in het dagelijks leven directeur van Curises, in zijn volgende boek weer personen of toestanden bespotten om het bespotten of zal hij een ander genre gaan beoefenen, een held opvoeren die de lezer een uitweg voorspiegelt? We zijn benieuwd. Als de schrijver hetzelfde tempo van publiceren aanhoudt, staat het antwoord wellicht in 2010 al in de rekken.

meer van Roy Evers: www.learnforfun.info

Kompader, Sansaña den Sabana, in eigen beheer uitgegeven, Curaçao, 2009, ISBN 978-99904-0-968-0, met foto’s van Ariadne Faries, 116 blz, formaat 12,5 x 20 cm.

 

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter