blog | werkgroep caraïbische letteren

Bigi yari Nola Hatterman


Nola Hatterman: ‘Vandaag ben ik jarig, komen jullie dansen? Dyompo, dyompo?’

door Ellen de Vries

Amsterdam, 12 augustus. Vandaag is het de geboortedag van Nola Hatterman. De 110e geboortedag om precies te zijn. Kroonjaren worden niet alleen in Nederland, maar vooral in Suriname uitbundig gevierd. Stel, fantaseer ik, dat ze in 1984 níet verongelukt was. Dan had ze misschien behoord tot het kleine legertje supercentenarions.

Ik verbeeld me dat ik Nola een beetje ken, sinds ik in 2006 besloot een portret te maken van deze extravagante Hollandse schilderes met haar knalrode lippen en een voorkeur voor kokette hoedjes. Alleen al het feit dat ze op haar 53e de boot pakte om in haar eentje de oversteek naar De West te maken, vond ik moedig. Wat bezielde deze Hollandse vrouw, die beweerde zich van binnen ‘een neger’ te voelen? Waarom schilderde ze uitsluitend portretten van ‘negers’. Wat dreef haar naar Suriname? Was het een nieuwe geliefde, zoals mij werd ingefluisterd? Had ze in Amsterdam niets meer te zoeken sinds het uit was met Arie Jansma? Over die relatie wist ze in Frank Zichems documentaire Nola en de konsekwente keuze zonder een spoor van ironie te vertellen dat die beëindigd was, omdat zij van ‘binnen steeds meer neger was geworden’. Arie was blank en ‘dus’ was het op den duur een gemengde relatie met ‘alle gevolgen’ vandien. Volgens de familie van Arie was de breuk vooral te wijten aan het feit dat Nola vaker vreemd ging dan Arie kon verdragen.
Ik denk, dat vooral nieuwsgierigheid naar het land van haar modellen de doorslag gaf om zich in te schepen. Een nieuwsgierigheid ingegeven door haar professie. Ze zou exposeren in Trinidad, een beetje rondreizen in de regio met als eindbestemming Suriname.

Dansen
Nola zou de laatste zijn geweest om haar exacte leeftijd te verklappen. Natuurlijk zou ze haar verjaardag gevierd hebben. Haar vrienden en oud-leerlingen zouden met de auto of bus over de stoffige, rode bauxietweg zijn afgereisd naar haar woonplaats Brokopondo-Centrum in het binnenland van Suriname. (Inmiddels wordt de weg trouwens geasfalteerd.) Ook de buren zouden een invitatie hebben gekregen om een soft of een rum-cola te komen drinken en een dansje te wagen onder de neuten van haar zelfontworpen huis: ‘Vandaag ben ik jarig, komen jullie dansen: dyompo, dyompo?’ Als ze visten: ‘Nola, hoe oud ben je eigenlijk geworden?’ zou ze wijselijk hebben gezwegen. Journalisten die ernaar vroegen zou ze echter vinnig hebben geantwoord: ‘Nee, dat hoeft niet vermeld te worden.’ Want denk je eens in, dat men er alsnog achterkwam dat Nola bij haar aantreden als tekenlerares bij het Cultureel Centrum Suriname zich tien jaar jonger had voorgedaan dan ze was? Of zou het er allemaal niet meer toe gedaan hebben? De ijdelheid voorbij? Mocht de districtscommissaris van Brokopondo, Vernon Pryor, onverhoopt de juiste geboortedatum hebben achterhaald, dan zou hij haar zeker een bezoek gebracht hebben. Alle honderdjarigen in het binnenland valt die eer te beurt. Dus zeker de 110-jarigen: de supercentenarions. De schoolkinderen zouden Mevrouw Nola hebben toegezongen, waarop Nola’s honden – telgen van Snuitje en Tina – van schrik geblaft zouden hebben. En haar laatste pleegzoon en huisgenoot Stuart Manuel – zijn dreads inmiddels vergrijsd – zou Nola een schilderij cadeau hebben ‘gemaakt’.
Was ík welkom geweest op haar feestje, peins ik. Zoals ik me vaker heb afgevraagd: zouden we bevriend zijn geraakt? Ik denk het niet en ik geef haar groot gelijk. Iedereen wil zijn verdiensten geboekstaafd zien, maar wenst zorgvuldig bewaarde geheimen niet aan de openbaarheid prijs te geven. En naar die geheimen is een biograaf natuurlijk óók op zoek.

Surinaamse aarde
Als ik al twijfelde om me anderhalf jaar lang in haar leven te verdiepen, dan haalde Frank Zichems documentaire me over de streep. Je moet een beetje verliefd zijn op de hoofdpersoon van je boek, denk ik, om die dag in dag uit in je nabijheid te velen. Haar vrolijkheid, levenslust en tegendraadsheid fascineerden me. En steeds wanneer ik het fragment zag waarmee Zichems film eindigde, zwol mijn gemoed. In dat fragment luistert ze samen met haar lievelingsleerling en pleegzoon Armand Baag naar het gedicht Wan de. Baag die inmiddels is overleden zette dit gedicht op muziek. Ze beschrijft erin dat ze ooit – wanneer ze doodgaat – in Surinaamse aarde door zwarte handen begraven wilde worden. Zo zou het ook gebeuren. Op de dag van haar ongeluk wachtte de filmmaker met een kopie van de film in de stad op haar. Ze zou de bewuste scène zelf nooit te zien krijgen; de taxi die haar reed sloeg over de kop. Nola was op slag dood. Vooral die wetenschap gaf de laatste filmscène een dramatische lading.
Ik bezocht – toen ik onderzoek ging doen in Suriname – allereerst haar graf in Paramaribo. De steen lag er verwaarloosd bij. De letters ‘Een volk spreekt tot de wereld door zijn kunstenaars’ waren verbleekt. Ik liet het schoonmaken en samen met een van haar oud-leerlingen legde ik de volgende dag bloemen neer. Kort daarop nam ik de taxi naar de plaats waar ze moest zijn verongelukt in het district Para. Het was al schemerdonker toen ik er arriveerde. Veel was er niet te zien. En de mensen die ik sprak, konden zich het ongeluk niet meer herinneren. Ik reisde naar Brokopondo-Centrum en stapte rond in de bouwval die haar huis was geweest. Schuw wegduikend voor de vleermuizen. Ik liep het paadje af naar het beekje achter haar huis. Ik sprak vriend en vijand. Hoe meer verhalen, hoe verwarrender soms. Het menselijk geheugen is nu eenmaal feilbaar.

Naccaraccibo
In de archieven vond ik papieren, notulen en brieven die haaks stonden op wat ik uit interviews over Nola te weten was gekomen. Zo was het zeer de vraag of Nola, die zich als fervent nationalist presenteerde, ooit de Surinaamse nationaliteit had aangenomen. Mijn liefde voor haar begon wat barstjes te vertonen. Regelmatig verbaasde ik me – liever gezegd – ergerde ik me aan de leugentjes waarop ik haar betrapte. Waarom vertelde ze in Suriname in hemelsnaam dat ze Joods was, terwijl dat aantoonbaar onjuist was? Waar kwam die neiging tot fabuleren vandaan? Maar was het wel aan mij om een oordeel te vellen? Nee, eerder om te begrijpen waarom ze handelde zoals ze handelde. Toen ze op haar zeventigste werd ontslagen, voelde ik met haar mee. Hoe terecht het ontslag misschien ook was. Nola liet zich niet kisten en begon doodleuk haar eigen particuliere kunstopleiding. Op het moment dat haar gezag opnieuw ondermijnd werd door enkele van haar leerlingen en er bovendien geld van haar was gestolen, besloot ze definitief naar het binnenland te verhuizen. Misschien was ze teleurgesteld, maar voortvarend als ze was, besloot ze nu eindelijk haar historische schilderijenreeks over slavernij en marronage te voltooien. Ik bewonderde haar er andermaal om.


Ze leek extravert, maar was in feite gesloten. Niet van haar familie of intieme vrienden, maar uit de archieven moest ik vernemen dat Nola niet de eerste Hatterman was geweest die voet aan wal zette in Suriname. Haar oudoom Hendrik Antonie Hatterman was haar voorgegaan. Hij was eigenaar van de plantage Naccaraccibo waar onder meer koffie werd verbouwd. Wist ze dit? Het leek erop alsof ze dat geheim voor altijd met zich mee had genomen in het witblauw betegelde graf aan de Schietbaanweg. Totdat – je zult het altijd zien, mijn boek lag al in de winkel – er ineens nog brieven opdoken. Uit de schrijfsels aan haar achterneef Theo Hart de Ruyter bleek dat Nola wel degelijk hiervan op de hoogte was. De broer van haar vader, Pieter Hatterman, had haar dit verteld. Nola: ‘Als ik me probeer te herinneren wat Oom Piet (de broer van mijn vader) vertelde, die me een prachtig boek over Suriname heeft gegeven, dat eens aan die Hatterman heeft behoord, dan vermoed ik wel dat hij een plantage tot werkterrein zal hebben gehad, maar hij is jong gestorven. ‘ ‘Een plantage tot werkterrein zal hebben gehad’, dat is op zijn minst eufemistisch uitgedrukt. Schaamde ze zich? Haar eigen vader – zo vertelde ze in een zeldzaam openhartig interview – werkte bij een firma die handel dreef met Nederlands-Indië en daar ook vestigingen had. ‘Ik kom uit een koloniaal milieu. Mijn vader zat op een koffiekantoor in Amsterdam. Daar kwam je met alles wat koloniaal was, in aanraking. Dat is eigenlijk de oorzaak geweest van mijn rebelleren.’ Sleutelzinnen. Als kind snapte ze niet waarom er zo laatdunkend werd gesproken over de inwoners van Nederlands-Indië. Later begreep ze: natuurlijk, hoe kun je een land onderdrukken als je de mensen waardeert. Was haar leven niet een groot antikoloniaal statement? Een afzetten tegen het koloniale milieu waaruit ze afkomstig was? Wat dat de reden waarom ze zich ooit tegenover haar Hollandse vriendin, zuster Maria Hoppen, liet ontvallen: ‘Wij, Nederlanders, hebben een ereschuld te betalen aan Suriname’?

Falckstraat
Hoe het ook zij. Vandaag vier ik haar gebóórtedag. Ik zal straks naar de Utrechtsestraat 113 fietsen, er binnengaan om een hapje te eten. Nola werd er ‘des voormiddags ten eenen ure’ op 12 augustus 1899 geboren als enige dochter van Elisabeth Hendrika Christina Verzijl en Johan Herman Rudolf Hatterman. Ze zou in haar nopjes zijn geweest, als ze wist dat in haar geboortehuis nu het Indonesisch restaurant Coffee & Jazz gevestigd is. De gevreesde restaurantrecensent Johannes van Dam liet er zich de delicatessen goed smaken en jazzpianist Michiel Borstlap vernoemde een van zijn cd’s naar wat hij als zijn huiskamer beschouwt. Nola was een liefhebber van nasi, genoot mateloos van jazz en als kind al bewonderde ze de schoonheid van de inwoners van Nederlands-Indië. Ze duwde haar lippen naar buiten en plette haar neus in de hoop dat ze zou gaan lijken op de bruine vriendjes en vriendinnetjes die ze zo mooi vond. Toen ze eenmaal met Surinamers in aanraking kwam, vond ze die zo mogelijk nog fraaier. Hoe die vriendschap verliep is bekend. Een kopje koffie zou ze er evenwel niet gedronken hebben. Ze prefereerde thee.
Vanaf de Utrechtsestraat zal ik naar de Falckstraat nummer 9 fietsen, waar ze het langst woonde en waar ook haar atelier gevestigd was. Op het bankje rondom de dikke boom in het parkje tegenover het witgepleisterde klokgevelhuis zal ik plaatsnemen. Om de bladeren te horen ruisen in de wind en naar de duiven te kijken die er rondscharrelen. De lucht zal bewolkt zijn, zoals op de dag waarop ze geboren werd. Stiekem hoop ik dat de deur opengaat en Nola naar buiten stapt. ‘Hartelijk gefeliciteerd, Nola’ zou ik dan roepen.

Ellen de Vries, auteur van Nola – Portret van een eigenzinnig kunstenares

2 comments to “Bigi yari Nola Hatterman”

  • Dank voor je mooie bigi-yari-portret van Nola, ik moet nu echt snel jouw boek over Nola gaan kopen!

  • Hi Ellen,
    Ik ben een beetje laat met mijn commentaar, maar ik vind echt dat je een heel mooi “Bigiyari portret” van Nola hebt neer gezet.
    Hopelijk heb je ook een leuke bigiyari-viering in je eentje(?) gehad op 12 augustus j.l.
    Bigi brasa, Frank

    P.S. Mensen die meer willen weten over Nola, moeten natuurlijk jouw boek: NOLA- Portret van een eigenzinnig kunstenares aanschaffen.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter