blog | werkgroep caraïbische letteren

De kunst van de dichter

door Erich Zielinski

Een gedicht is een combinatie van woorden waarmee een emotie of een gedachte effectief op anderen wordt overgebracht. Indien de lezer of luisteraar daardoor bewogen wordt zoals de dichter wil, dan is het gedicht geslaagd. Het effect kan bereikt worden door de eenvoud waarmee een menselijke waarde of gevoel tot uitdrukking wordt gebracht of door het gebruik van beelden, ritme en andere stijlmiddelen die de taal biedt. In het verleden werd veel waarde gehecht aan de uiterlijke vorm. Die gebondenheid aan rijm, strofen en versvoet heeft men verlaten. Zo zelfs dat voor sommige dichters alleen al de klank van woorden al of niet met de betekenis daarvan zin gaf aan het gedicht (Jan Engelman) of dat het ritme waarin de woorden op elkaar volgden zelfstandige betekenis kreeg (Paul van Ostaijen). Een dichter als Bert Schierbeek gebruikte een combinatie van woorden om een beeld op te roepen en creëerde daarmee zijn eigen welhaast magische wereld.

Ik heb de indruk dat nog teveel dichters zich uitsloven om met beeldspraak en stijlbloemen de lezer te imponeren, terwijl die gekunsteldheid veeleer afdoet aan hetgeen hij zeggen wil. Ook hier geldt “ In der Beschränkung zeigt sich erst der Meister”. Het volgende is een voorbeeld van uitdrukkingskracht door eenvoud (met excuses voor de vertaling waarin toch altijd veel verloren gaat):

Sorpresa

Muerto se quedó en la calle
con un puñal en el pecho.
No lo conocía nadie.
¡Cómo temblaba el farol!
Madre.
¡Cómo temblaba el farolito
de la calle!
Era madrugada. Nadie
pudo asomarse a sus ojos
abiertos al duro aire.
Que muerto se quedó en la calle
que con un puñal en el pecho
y que no lo conocía nadie.

Federico García Lorca

Verrast
Zo lag hij dood op straat
met een dolk in zijn borst.
Niemand kende hem.
Hoe beefde niet de straatlantaarn
Ach moeder.
Hoe beefde niet het kleine licht
van de lantaarn in de straat!
Het was vroeg in de ochtend. Niemand
kon zich aan zijn ogen laten zien
de open ogen in de harde lucht.
Wat lag hij dood in de straat
wat niet met een dolk in zijn borst
en wat kende hem niemand.

(Vrije vertaling E.Z.)

Het gedicht komt uit de bundel Poema del Cante Jondo van García Lorca – het lied van de Andalusische zigeuners – waardoor wellicht de vorm beïnvloed werd. Het gegeven is simpel: iedere uitleg doet af aan de kracht van de presentatie.
Eenvoud betekent niet dat het gedicht kort moet zijn of dat de dichter van beeldspraak en ritme moet afzien. Mijn kritiek op een overdaad aan woordkunst wil afrekenen met datgene wat overbodig of misplaatst is. Ik moet weten wat de dichter zegt: niet wat hij zou willen zeggen. Dat betekent dat de dichter wat te zeggen moet hebben. Ik moet getroffen worden door zijn emotie of door het onderwerp dat hij beroert. Stijlmiddelen kunnen daarbij behulpzaam zijn zoals ook het juiste woordgebruik de effectiviteit verhoogt. Om dicht bij huis te blijven het volgend voorbeeld van een dichter uit de “Gouden Eeuw”* van Curaçao:

Summertime

Op deze zoete
en zwoele dag

wiegt loom
op een zachte bries
het niets

Het strekt zich uit
tot het alles omvat
en verschrompelt
weer tot het niets
wiegend in een luie hangmat.

Walter Palm, Verzamelde gedichten, 2002

Zo kan men met woord en beeld sfeer tekenen. Het gedicht roept herinnering op aan “Herfstlandschap” van Paul van Ostaijen. De kille mistigheid van de herfst naast de lome luiheid van een zomerse middag.

De dichter Dristana Deborah Jack werd in 1970 in Rotterdam geboren uit Caraibische ouders en groeide op in Sint Maarten. Uit haar bundel Skin heb ik het volgende geplukt:

a salting of sorts

what if in the beginning
the word was flesh
& the flesh became salt

then what we saw & see in re/play
& rewind
couldn’t be contained
in sound/bytes and pixels
in high definition video
there is not enough resolution
no understanding for this
reclaiming of the salt of the earth
to the sea
…………….

Het gedicht gaat verder; evocatief: bijna bijbels en eindigt:

somewhere in the mass of graves
……
somewhere in between
the sharing of a bowl of rice
the embrace of a stranger
……..
we become the salt
& inherit the earth

Het woord als symbool . “In het begin was het woord….” en “…there is not enough resolution no understanding for this reclaiming of the salt of the earth…” het zout van de aarde. Deborah Jack was het niet eens met mijn interpretatie in een bijbelse context. Dus kunnen symbolen associaties oproepen die de dichter al of niet voor ogen stonden. Het neemt niet weg dat ik bij haar met bewondering het gebruik van moderne taal met “pixels” en “resolution” zie naast het bijbels aandoende beeld van het herwinnen van het zout van de aarde.

Carel de Haseth (Curaçao, 1950) wil spreken “van mens tot mens”, “zolang er kusten zijn”**. Uit zijn laatst gepubliceerde bundel haal ik uit de cyclus “Eilanden” het volgende gedicht:

V

zo is het dan genoeg: hoe aangenaam
het strelen, ook in de stoutste droom
trekt ’t lichaam van de ander niet

ik laat de ochtend gaan, gelijk
de dienstmaagd in het zonlicht staart
en weet van druiven slechts de wijn

het is de dag, die dromen doodt
: het ene leven, dat ’t andere verstoot

de grens, onzichtbaar bij het komen
en minder vaag bij het gaan, verhult
’t genot van bovenal het louter zijn

Het leven tussen de geboorte en het sterven is deels een droom in het aardse lichaam “dat ’t andere verstoot”. De dichter zinspeelt op hetgeen aan de andere zijde is van beide grenzen aan het leven: stof tot denken; een menselijke – filosofische – waarde die tot uitdrukking komt. De kwatrijnen van de Perzische dichter Omar Khayyam (A.D. 1100) spelen op dezelfde wijze met vergankelijkheid en met de mens in het lichaam:

Ik had tot op de bodem van de nacht
het zienlijke en onzienlijke betracht,
maar wat ontglipt aan liniaal en passer:
de wijn heb ik het allerdiepst doordacht.

(Uit Rubaiyat, vert. Edw. Fitzgerald/ Joh. Weiland)
“Een gedicht is een combinatie van woorden waarmee een emotie of een gedachte effectief op anderen wordt overgebracht.” schreef ik in de aanhef van dit artikel. Indien de lezer of luisteraar bewogen wordt zoals de dichter wil, dan is het gedicht geslaagd.

Ik heb vóór mij liggen de cyclus Vulkanisch Samenzijn van de dichter Henry Habibe (Aruba 1940). Wat mag men verwachten bij zo’n titel ? In zijn voorwoord schrijft Frank Martinus “Het thema van deze bundel is een breuk tussen twee geliefden, of het einde van een liefde.” En wat verder: “Zo kijkt men inderdaad vol bewondering op de helling van vulkanische bergen naar de structuren van geweldige rotsblokken, die jaren eerder uit de aarde gespoten werden.” Zoals de geforceerde uitleg van de inleider reeds doet vermoeden vindt de titel weinig of geen weerklank in de reeks gedichten waarin de dichter zijn geliefde vergelijkt met een witte roos:

II
Een roos, teder en wit,
filterend de zon van mijn liefde
dat ben je;
hartstocht, hemelse smart,
mijn dromen sierlijk doorklievend,
zó ben je….

De associatie met een vulkaan, het gerommel in de buik of vuurspuwende explosies vindt nergens rechtvaardiging: het is hoofdzakelijk winderigheid wat ik aantref:

Golven, ontembare golven !
hoe onpeilbaar deze deining !

Met wulpse vlagen rukken ze
aan de vleugels van de storm

Iets verder “vergallopeert” de dichter zich opnieuw met zijn beeldspraak:

Het schip doorklieft de glibberige massa
maar de golven deinen weer terug
heen en terug
heen en terug

Wat wil Henry Habibe zeggen over het vulkanisch samenzijn dat nu in de blubber van een storm zit die zijn vleugels dreigt kwijt te raken aan de golven. Was er een beving of een lavastroom ? Een tsunami ? Of alleen maar gas en as ?

X

Als bij toverslag
betrad je
dwars door het spinrag
mijn tandeloze eenzaamheid

………

Wat later in de cyclus komt de dichter met een ander beeld:

XV

In een kosmische doolhof
slingerend als een slang
tussen mijn tanden
je naam

………

De lezer zal in deze bundel veel meer associaties vinden met hemellichamen dan met een vulkaan. Toch komt de dichter terug met het beeld dat hij in de titel oproept:

XIV

…………

Dwars door de wand
van een ijl domein
doemde het verloren paradijs:
het vulkanisch samenzijn

In bruisende overdaad
staken de golven
vannacht de oceaan over
en hebben mij aangereikt
je naam

De verwrongen beeldspraak en het opgeblazen taalgebruik is daarom zo opmerkelijk nu Habibe als dichter in het Papiamento in simpele taal en heldere beelden mooie gedichten heeft geschreven.

Pesimismo

Solo a bai
i mi kurason ta un spil di eis.

Mi alma ta un kunuku na row;
un kuchú a laga tur máta
pelón pelá.
Un man friu a hala un paña
blanku riba kar’i Hooiberg.
Un nubia pretu a baha den sabana
i watapana ta bandera’bow
den santana di aloe.

Solo a bai
i mi kurason ta un spil die eis.

Henri Habibe, in Watapana , aña III, no. 2

Henry Habibe (Dr. F.H.Habibe) heeft als dichter en uitgever van het literair tijdschrift Watapana ongetwijfeld zijn sporen verdiend en een ereplaats in de Arubaans/ Antilliaanse literatuur verworven. Frank Martinus was echter te mild toen hij het voorwoord bij deze uitgave (2008) van In de Knipscheer schreef. Hij had zich kritischer tegenover Habibe moeten opstellen. Het had de Arubaanse dichter misschien gedwongen met meer zorg te corrigeren. Wanneer wij elkaar te makkelijk ontzien, uit vriendschap of uit solidariteit, geven we de verkeerde maatstaf voor toekomstige literaire productie. Er is een nieuwe generatie in opkomst van jonge dichters die zich meten wil aan degenen die vóór gingen. Leg hen vooral uit dat op de eerste plaats de dichter wat te zeggen moeten hebben; dat eenvoud in taalgebruik de overdracht naar de lezer of luisteraar makkelijker maakt; dat beelden opgeroepen worden als een effectief middel voor de overdracht van een emotie of waarde: niet als doel op zichzelf. De lezer of luisteraar moet niet de indruk krijgen dat hem orakeltaal voor ingewijden wordt voorgelegd. Er zijn zoveel mooie voorbeelden van gedichten waarmee de mens wordt verrijkt. De inspanning is de moeite waard.

Het is jammer dat er te weinig kritische aandacht wordt besteed aan gedichten van Antillianen en Arubanen die willen bijdragen aan de Caraibische literatuur. Het ontbreken van een literair tijdschrift of ruimte voor publikatie maakt dat de discussie, of voor mijn part de polemiek, ontbreekt. Die stilte stoort mij.

Curaçao juli 2009.

* “Een dichter uit De Gouden Eeuw”: In december 2004 publiceerde Walter Palm De gouden eeuw van Curaçao, een gelegenheidsuitgave ter viering van 50 jaar Statuut in de Openbare Bibliotheek aan het Spui te Den Haag. Deze uitgave die met de financiële steun van de Gemeente Den Haag tot stand kwam werd door de dichter opgedragen aan “….mijn moeder Blanca Palm-Rojer die mij als kind vertelde over Gouden Eeuwen in andere landen.” Walter Palm ziet zich als de Curaçaose Rembrandt.

** Zolang er kusten zijn: dichtbundel van Carel de Haseth verschenen bij In de Knipscheer 2001.

1 comment to “De kunst van de dichter”

  • Volgende week zal mijn bespreking van Vulkanisch Samenzijn van Henry Habibe in de krant verschijnen. Ik heb het als werktitel meegegeven: Eruptieve coïtus. Als het in de krant is verschenen zal ik het op deze blog plaatsen.
    Jeroen Heuvel

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter