blog | werkgroep caraïbische letteren
0
 

Bipolaire stoornis

door Peter Meel

In zijn mammoetbiografie Eric Williams. The Myth and the Man besteedt Selwyn Ryan veel aandacht aan de wapenfeiten van deze illustere politicus, die vooral als partijleider en eerste minister van Trinidad and Tobago (1956-1981) bekend is geworden. Zo staat hij uitvoerig stil bij het oprichten en met strakke hand leiden door Williams van de People’s National Movement (PNM), de politieke partij die in het jaar van oprichting (1956) via verkiezingen de macht op het eiland naar zich toe trok en tot Williams’ dood niet meer uit handen zou hoeven geven. Het was de intellectueel begaafde en onvermoeibaar werkende Williams, die primair voor het succes van de PNM verantwoordelijk was.

Vermaard in dit verband waren Williams’ redevoeringen aan de University of Woodford Square. Met deze term verwees hij naar de vele toespraken die hij hield op het gelijknamige plein in Port-of-Spain. Zijn voordrachten waren bedoeld om het volk in menswaardigheid op te voeden, ideologisch te scholen en in de eigen geschiedenis in te leiden. Ook Williams’ betrokkenheid bij het terugkrijgen van de Amerikaanse marinebasis bij Chaguaramas wordt door Ryan uitgebreid besproken. In de vorm van een mars op Chaguaramas liet hij zijn partijaanhang de rechtmatige aanspraken op eigen grondgebied bevestigen en de Amerikanen uiteindelijk inbinden. Tenslotte was er Williams’ aandeel in het vormgeven en uiteindelijk laten mislukken van de West Indies Federation. Dit staatsverband, waarbinnen voormalige Britse koloniën in het Caraïbisch gebied in 1958 collectief onafhankelijk werden, was bedoeld om de levensvatbaarheid van de afzonderlijke landen zoveel mogelijk te waarborgen. De federatie viel echter al na drie jaar uit elkaar doordat de belangen van Jamaica en Trinidad and Tobago onverenigbaar bleken met die van de kleinere eilanden. Ryan vertelt met grote deskundigheid en een goed ontwikkeld gevoel voor verhoudingen over Williams’ betrokkenheid bij deze gebeurtenissen.

In zijn voorwoord schrijft Ryan dat hij een evenwichtige biografie heeft willen schrijven, gebaseerd op uitvoerig bronnenonderzoek en met de ambitie een zo waarheidsgetrouw mogelijk portret van Williams te schetsen. In die opzet is hij geslaagd. Maar hij doet meer dan het analyseren en in context plaatsen van de man die Trinidad and Tobago van het koloniale naar het postkoloniale tijdperk voerde en zijn volk normen en waarden probeerde mee te geven die pasten bij het heroïsche gevecht dat het kleine Trinidad met Engeland en de VS voerde om het beloofde land van de onafhankelijkheid te kunnen betreden. Zoals een goed biograaf betaamt, wil Ryan de mythe ontrafelen die Williams steeds heeft omringd en die de laatste ook doelbewust ten eigen voordeel cultiveerde, zonder daarbij overigens maar in de buurt te komen van het gewetenloze gemanipuleer of de onvervalste persoonsverheerlijking waaraan tijdgenoten als Fidel Castro, Forbes Burnham en Eric Gairy zich overgaven. Bij de zelfgecreëerde mythe van de strijdbare held Williams, die begiftigd door de goden als een Messias zijn volk bevrijdde van het juk van het kolonialisme, behoren onduidelijkheden en tegenstrijdigheden waaraan nog maar weinig systematische aandacht is besteed. Het is vooral in dit deel van het boek dat Ryan zijn meerwaarde als biograaf bewijst.

Het gaat hem daarbij in het bijzonder om Williams als politiek leider en minister-president, die een charmante kant bezat en mensen gemakkelijk voor zich wist in te nemen, maar die ook meedogenloos medewerkers aan de kant kon schuiven en collega-ministers tijdens kabinetszittingen tot op het bot kon vernederen en ongenaakbaar buiten belangrijke beslissingen kon houden. Het is de verdienste van Ryan dat hij zoveel mensen aan de praat heeft weten te krijgen over deze onhebbelijkheden van Williams. Want uit veel van deze getuigenverklaringen blijkt hoe moeilijk het was om met Williams samen te werken, hoe loyaal ministers en adviseurs ook waren en hoe actief zij hem als politicus ook steunden. Wat overigens niet betekende dat zij zich alles lieten welgevallen of zich door Williams naar believen als pionnen in het politieke schaakspel lieten gebruiken. Er waren grenzen aan hun trouw, al hadden financieel onafhankelijke politici het in dit opzicht gemakkelijker dan degenen die voor hun inkomsten van Williams’ welwillendheid afhankelijk waren. Hoe dit ook zij, één ding stond vast: Williams duldde geen kritiek of tegenspraak, ook niet van zijn naaste medewerkers. En hij voelde zich niet zelden zozeer boven zijn collega-politici verheven, dat hij zijn gehoorapparaat uitzette op momenten dat hij genoeg had van het gekibbel van de oppositie in het parlement. Een nadrukkelijker demonstratie van zijn minachting voor democratische beginselen was in de ogen van zijn tegenstanders, maar ook van veel van zijn medestanders nauwelijks mogelijk.

Deze twee gezichten van Williams hebben Ryan ertoe gebracht Williams een bipolaire stoornis toe te schrijven. Zijn kameleongedrag, stemmingswisselingen en woede-uitbarstingen rechtvaardigen volgens hem deze conclusie ten volle. Hoewel Ryan niet met zekerheid heeft kunnen vaststellen of Williams onder psychiatrische behandeling stond, doet naar zijn zeggen Williams’ gedrag dit wel vermoeden. Met nadruk wijst hij op Williams’ ingeboren wantrouwen, arrogantie, egoïsme, paranoia, megalomanie en emotionele instabiliteit. En op diens behoefte aan een (reële of zelf gecreëerde ) vijand, die het hem mogelijk maakte zelf in het middelpunt te staan en dankbaarheid en bewondering te oogsten. Ryan lijkt er bijna van te schrikken als hij vaststelt dat er een zonderling gezelschap bestaat van politici met een bipolaire stoornis. Behalve Williams behoren onder andere Hitler, Stalin, Churchill en Fidel Castro tot deze categorie.

Ryan laat overtuigend zien dat Williams vanaf 1970 – dat is na het verschijnen van zijn autobiografie Inward Hunger – meer en meer is gaan tobben met zijn gezondheid. Zijn eenzelvigheid neemt toe en hij trekt zich steeds meer uit het openbare leven terug. De politiek biedt geen uitdagingen meer. Williams is teleurgesteld in de resultaten van zijn politieke strijd en ontmoedigd door de geringe inzet, discipline en offervaardigheid van zijn landgenoten. Tegen het einde van de jaren zeventig gaat het verder bergafwaarts met hem. Gevoelens van ontgoocheling nemen de overhand en uiten zich onder andere in suïcidaal gedrag. Als bij Williams diabetes wordt geconstateerd, weigert hij de voorgeschreven medicatie. Kort hierna overlijdt hij. Ryan oordeelt dat Williams met opzet zijn eigen levenseinde heeft willen verhaasten.

Door het gedrag van zijn hoofdpersoon onder een vergrootglas te leggen en in psychologische zin te duiden, heeft de auteur het inzicht in de mens en politicus Williams vergroot, zonder zijn uitgangspunt een afwogen portret van hem te willen schetsen maar een ogenblik te hebben losgelaten. Want ontluisterend is zijn levensbeschrijving nergens en van een afrekening kan al helemaal niet worden gesproken. Bij alle aandacht voor Williams’ minder aimabele kanten is er bij de auteur steeds oog voor Williams’ politieke en intellectuele verdiensten. Ryan verdient lof en waardering voor zoveel balanceerkunst.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter