blog | werkgroep caraïbische letteren

Protestantisme en slavernij [2]


door Piet Emmer

“En vervolgens had historicus Emmer daar dan onderzoek naar moeten doen” aldus de slotzin van het commentaar van Michiel van Kempen op mijn bijdrage “Waarom protestanten een gevoeliger antenne voor slavernij hebben dan katholieken”. Het is Van Kempen blijkbaar ontgaan dat ik daar inderdaad onderzoek naar heb gedaan.

Orgel in de [protestantse] Waalse kerk, Amsterdam / foto Aart G. Broek

Het resultaat is te vinden in: “Anti-Slavery and the Dutch: Abolition Without Reform” in Pieter Emmer, The Dutch in the Atlantic Economy, 1580-1880 (Aldershot, 1998), 127-144. In mijn bijdrage stel ik dezelfde vraag als Van Kempen: indien een deel van de protestanten zo’n voortrekkersrol speelt in de afschaffingsbeweging, waarom was die lobby dan uitgerekend in het overwegend protestantse Nederland zo klein en zo weinig invloedrijk?
Was Nederland inderdaad “ bij uitstek een land van zich afscheidende radicale kerkgenootschappen” zoals Van Kempen beweert? Dat mag vanaf de late 19de eeuw zo zijn, gedurende de eerste helft van de negentiende eeuw was zo’n afsplitsing niet gemakkelijk. Zo werden de Afgescheidenen van 1834 gestraft met verplichte inkwartiering. Dat kwam in Groot-Brittannië niet voor. De Afgescheidenen in ons land wilden evenmin allerlei grote maatschappelijke en sociale veranderingen teweeg te brengen zoals de nieuwe, Methodistische middenklasse in Engeland, Wales en Schotland, waar geloofsvernieuwing werd gecombineerd met eisen voor maatschappelijke hervormingen, waaronder het tegengaan van het alcoholisme, het afschaffen van inhumane straffen en meer rechten voor vrouwen en arbeiders.

Portrait of John Calvin (1509–1564). Photo by Ruben de Heer.

Anders dan in Groot-Brittannië werd in ons land de protestantse theologie vooral gedomineerd door opvattingen van Calvijn. Daarin speelt de voorbeschikking of predestinatie een belangrijke rol. God heeft een lijst gemaakt van uitverkorenen en de levenswandel van de gelovigen heeft daarop geen invloed. Geen wonder dat zending geen Calvinistische prioriteit is, terwijl dat voor de Baptisten, Quakers en Methodisten juist een essentieel instrument was om hun medewensen (inclusief de slaven!) ervan te overtuigen dat een leven volgens Gods woord de kans vergroot in de hemel te komen.
Over de combinatie van godsdienstige vernieuwingen, abolitionisme en maatschappelijke hervormingen zijn boeken vol geschreven, maar alleen voor Groot-Brittannië. Voor Nederland ligt dat niet voor de hand. In de eerste helft van de negentiende eeuw liep Nederland economisch achter op Groot-Brittannië, waar de Industriële Revolutie een nieuwe, zelfbewuste middenklasse had doen ontstaan , die zich afzette tegen de heersende bovenlaag, de Anglicaanse gentry. Die middenklasse mocht dan nog wel niet stemmen, maar kon wel petities naar het Lagerhuis sturen. Maar liefst anderhalf miljoen Britse mannen tekenden een verzoek tot afschaffing van de slavernij. Dat zou in ons land ondenkbaar zijn geweest. De Nederlandse anti-slavernijbeweging telde op haar hoogte punt nog geen 700 leden, voornamelijk dominees en professoren. Bovendien verbond zij de eis tot afschaffing van de slavernij niet met hervormingen van de gevangenissen, het tegengaan van alcoholmisbruik, en het ijveren voor meer politieke invloed van de lagere klassen. Voor de leden van de Nederlandse anti-slavernijbeweging was het al moeilijk genoeg te beslissen of de bijeenkomsten met gebed zouden worden geopend of niet.   

Hoe was het mogelijk dat de lobby voor afschaffing slavernij in Groot-Brittannië massale aanhang kreeg, terwijl in Nederland maatschappelijk interesse zeer beperkt bleef? Was er dan geen publiek debat in ons land? Dat was er wel degelijk, want in 1853 werd de petitie tegen het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in de Rooms-katholieke kerk in korte tijd door meer dan 200.000 mensen ondertekend. Misschien kwam dat, omdat rooms-katholieken in Nederland je buren konden zijn, terwijl de meeste Nederlanders geen idee hadden hoe de slaven in de koloniën leefden en werkten. Ook dat was in Groot-Brittannië anders.
De Baptisten, Methodisten en Quakers zonden veel zendelingen naar de plantagekolonies en na terugkeer vestigden deze dominees zich in een gemeente op de Britse eilanden. Tot in de verste uithoeken van het land kon je tijdens een zondagse preek geconfronteerd worden met een uitvoerig betoog over de onrechtvaardigheden van de slavernij zoals het feit dat de slaven niet mochten trouwen, geen gezin konden vormen, omdat hun kinderen vaak zouden worden verkocht en dat de eigenaar kon beslissen of ze zondags ter kerke gingen. Ook de lijfstraffen werden breed uitgemeten. Geen wonder dat zoveel bewoners van de Britse eilanden een petitie tekenden voor afschaffing van de slavernij. Het is overigens opvallend dat veel predikanten zwegen over de talrijke sociale misstanden in Groot-Brittannië zelf.

De vrijverklaring der slaven in Suriname en de zendingsarbeid der  Hernhutters in die kolonie - Het Geheugen

Daarentegen kwamen de Nederlandse kerkgangers maar weinig aan de weet over de slavernij, want de meeste zendelingen in Suriname waren Hernhutters, die hun basis in Duitsland hadden en nooit in Nederland kwamen. Sommige missionarissen op Curaçao deden dat wel, maar de afschaffing van de slavernij had voor de Rooms-Katholieke kerk geen prioriteit. Die kerk wilde eerst de eigen positie in Nederland veiligstellen en dat was al moeilijk genoeg gelet op de massale oppositie tegen de instelling van bisdommen. Anders dan in Groot-Brittannië bleef de slavernij in ons land een abstract begrip. Geen wonder dat het aantal abolitionisten in ons land  beperkt bleef.

Zie ook ‘Activisme of wetenschap: de geschiedenis van de slavernij’ van Piet Emmer op deze website.



1 Trackback/Ping

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter