blog | werkgroep caraïbische letteren

Medardo de Marchena

Staatsgevaarlijk in koloniaal Curaçao

door Aart G. Broek
Het beeld van het koloniale verleden van Nederland kantelt. De bijstelling rechtvaardigt het vernoemen van straten, lanen en pleinen naar Medardo de Marchena én dat de beeltenis van hem in marmer, brons en olieverf her en der opduikt. Het mag niet bij een ets en een muurschildering – hoe geslaagd ook – blijven. Deze dwarsligger verdient meer aandacht.

Muurschildering Medardo de Marchena, Punda, Willemstad, Curaçao, door Avantia Damberg; tekst: ‘We moeten onderkennen dat we niets groots voor ons land, Curaçao, hebben gerealiseerd, omdat wij onze vrouwen verwaarlozen’

Op 1 juli 1863 werd voor de Antilliaanse eilanden de slavernij afgeschaft, waarmee de Afro-Antilliaanse emancipatie een motiverende impuls kon worden gegeven. Ruim vijfenzestig jaar nadien constateerde Medardo de Marchena dat er van die emancipatie absoluut niets terecht was gekomen.
In 1929 publiceerde Medardo de Marchena het Papiamentstalig schotschrift Ignorancia ó Educando un pueblo. Hierin haalt hij onstuimig uit naar het koloniale bestuur, de rooms-katholieke missie en het internationale grootkapitaal – met name de invloedrijke raffinaderij – op Curaçao. In ongekend felle bewoording hekelde De Marchena het racisme en de hypocrisie van de – lokale en moederlandse – blanke elite en de uitbuiting van de Afro-Curaçaose bevolking. Afgelopen week verscheen het pamflet, voorzien van een uitgebreide inleiding, voor het eerst in Nederlandse vertaling: ‘Onwetendheid of De vorming van een volk’.

Ets Medardo de Marchena – Bert Kienjet

Pedro Pablo Medardo de Marchena was de buitenechtelijke zoon van de Afro-Curaçaose vrouw Anna Delphina Wiel. Hij werd geboren op donderdag 29 juni 1899 in het stadsdistrict Willemstad op Curaçao. Zijn opvoeding werd financieel en emotioneel gesteund door zijn Joodse vader Abraham de Benjamin de Marchena. Van hem kreeg Medardo als jong volwassen man de achternaam. Dat was niet vanzelfsprekend en onderstreepte Abrahams verbondenheid met Delphina en hun zoon. In 1920 bezocht Medardo New York. Daar maakte hij kennis met de ideeën en idealen van de Afro-Caribische activist Marcus Garvey. Die liggen ten grondslag aan zijn felle pamflet.

De slavernij had onderdanigheid er systematisch ingeramd. Ook na decennia kon nederigheid pas worden omgebogen naar krachtdadig verzet door manmoedig handelen van onbevreesde enkelingen die zich gesteund wisten door massa’s aanhangers.

“Hoe zeer zij ook de uitbuiting hebben gevoeld of wat hun achtergrond dan ook mag zijn en hoewel het innerlijk vuur hun bloed doet koken tot hun aderen openspringen, als gevolg van dat slavenbloed gedraagt het volk van Curaçao, de gekleurde bevolking, zich als honden die met de staart tussen de benen afdruipen en te bang zijn om te protesteren of tegenspraak te leveren. De mensen gedragen zich zo, omdat zij eenvoudigweg altijd zo werden behandeld door die troep bloedzuigers die tot 66 jaar geleden alle kracht uit deze mensen zoog en iedere kiem vermorzelde, die op een gegeven moment de mentale en verstandelijke vooruitgang van ons geliefde eiland Curaçao zou kunnen voeden.”

Verzet vereiste leiderschap in het organiseren ervan. De Marchena kwam door de uitgave in beeld bij de inlichtingendienst op het eiland. Inspanningen om hem gevangen te zetten mislukten, omdat wetgeving over vrijheid van meningsuiting juridische hindernissen opwierp. Die verdwenen met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Medardo werd opgepakt vanwege de dreiging om een staatsgevaarlijk gedachtegoed uit te dragen. Hij bracht de vijf oorlogsjaren door in een interneringskamp op Bonaire.

W.W. de Regt, 1943, geschilderd door Andrée de Groot-Sobocka – coll. fam. De Regt

Krankzinnigengesticht
Eenmaal in het kamp werd De Marchena nog bedreigd door inspanningen van de procureur-generaal mr. Thys van der Laan om hem te laten opsluiten in het krankzinnigengesticht op Curaçao en hem zodoende voorgoed de mond te snoeren. De informatie die leden van de inlichtingendienst verstrekten en een dergelijke opname zouden rechtvaardigen,  zijn – terugblikkend – weinig overtuigend. ‘De Marchena is net een ratelmachine, die onophoudelijk doorratelt, gooit van al­les door elkaar, bekritiseert iedereen en alles, doet steeds een beroep op andere landen waar alles gezegd en geschreven mag worden […], is door dit hopeloos geklets lastig voor zijn onmiddellijke omgeving.’ Het lag vervolgens voor de hand om De Marchena ‘als gevaarlijk voor de rust en algemeene veiligheid’ te beschouwen.
      Het was niet ongebruikelijk in de koloniale periode om luidruchtige dwarsliggers de mond te snoeren door hen op te sluiten. Daartoe diende de verantwoordelijke psychiater wel mee te werken. De psychiater van dienst, Willem W. de Regt, keek echter geheel anders tegen De Marchena aan dan Van der Laan. De psychiater kon slechts constateren dat De Marchena ‘niet zenuwziek is, wel zenuwachtig, indien er geen andere redenen dan de in het dos­sier genoemde voor zijn interneering zijn, is zijn toenemende prikkelbaarheid verklaard en gerecht­vaardigd.’

Medardo de Marchena op oudere leeftijd, Bonaire – collectie fam. Abraham

Het is tevens aannemelijk dat De Regt zich wel kon vinden in enkele belangrijke kritiekpunten van De Marchena. De Regt zou zich met verve inzetten voor de opbouw van de Democratische Partij, die uiteindelijk op 8 december 1944 in Curaçao werd opgericht. Bij de verkiezingen die begin november 1945 gehouden werden, stond De Regt op de tweede plaats van de lijst DP. Die partij verzette zich fel tegen het koloniale bestuur en tegen de invloed van de rooms-katholieke missie. Hierin vonden De Marchena en Regt elkaar.
De Regt wist de koloniale bestuurders zo te schofferen, dat hij werd ontslagen en vlak voor de verkiezingen naar Nederland werd teruggestuurd. En De Marchena? Had hij zijn lesje geleerd? Ja, zeker, maar niet zoals procureur-generaal Van der Laan dat voor ogen stond. Opruiende geschrif­ten onder eigen naam zijn er van zijn hand niet meer verschenen. De Marchena vond op Bonaire gesprekpartners die hun denken maar al te graag wilden slijpen aan zijn ideeën en idealen.

Standbeeld Julio A. Abraham, Bonaire / foto Aart G. Broek

Rechtvaardigheid
Zo werd hij het kritische geweten van politici die uit de familie Abraham naar voren kwamen, zowel vader Julio Antonio (1909-1960) als zijn zoons Laurenso Antonio (1936-2019) en Johan Evert (geb. 1948), die de kiezers kenden bij hun respectieve roepnamen Toon en Jopie. De politieke Abraham-dynastie zou vooral invulling geven aan de op- en uitbouw van de Bonairiaanse Democratische Partij, die gelieerd was aan de DP van Curaçao. Met het gedachtegoed van deze partijen had De Marchena – zo werd al opgemerkt – flink wat gemeen.
De Abraham-politici zouden niet alleen hun invloed uitoefenen op het reilen en zeilen van hun geboorte-eiland, maar ook op andere delen van de Nederlands-Antillen. De Marchena is te horen In hun politieke strijd voor het verstevigen van democratische participatie van alle sociale lagen, voor het vergroten van bestuurlijke autonomie voor de eilanden, voor het indammen van de rooms-katholieke macht en voor het versterken van eigenwaarde. Menigmaal sprak een Abraham ook letterlijk Medardo’s woorden, omdat zijn toespraak door hem was geschreven.

Uit het gevecht voor sociale rechtvaardigheid schoof overigens evenzeer het verlangen naar voren om vooral iets van persoonlijke vrijheid te proeven. Of, zoals hij het stelt in zijn pamflet van ruim 90 jaar geleden:
       ‘Al die mooie sprookjes over de hemel en tot op de dag van vandaag kan de paus geen enkele gekleurde man vinden om tot heilige te verklaren; gekleurde mensen worden getroost met het uitgestelde hemelse genoegen. […] Tot op heden, hoe dikwijls priesters ook over spirituele zaken vertellen, is er nog geen dode teruggekeerd om te vertellen hoe het in die andere wereld is. Kortom, zoals het in het Spaans wordt gezegd: La vida es corta, pues hay que pasarla bien. Geniet van het leven, het is maar kort.’
Na zijn internering was dit Medardo ruim twintig jaar gegeven. Hij overleed op 15 mei 1968 op het eiland waar hij zich thuis was gaan voelen.

Zullen we beginnen met het vernoemen van een straat naar Medardo in Kralendijk, Bonaire, en met een buste van hem in de hal van het gebouw van de Rijksdienst Caribisch Nederland in deze Nederlandse gemeente?

***

Dit pleidooi is gebaseerd op: Aart G. Broek, Medardo de Marchena; Staatsgevaarlijk in koloniaal Curaçao. Haarlem: In de Knipscheer, 2021. Voor de uitgave maakte de beeldend kunstenaar Bert Kienjet een ets van Medardo de Marchena; beschikbaar in beperkte oplage, voor contact mail: bertkienjet@gmail.com

Met dank aan het Nederlands Letterenfonds (Amsterdam) en de S.A.L. ‘Mongui’ Maduro Bibliotheek (Curaçao) voor motiverende steun.

Versies van dit pleidooi verschenen in Antilliaans Dagblad, 1.07.2021, Bazarow, nr. 13, 26.06.2021, Joop.nl, 28.06.2021, Dossier Koninkrijksrelaties, 28.06.2021 en de website Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 7 juli 2021.

Rijksdienst Caribisch Nederland, Bonaire / foto Aart G. Broek


2 Trackbacks/Pings

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter