blog | werkgroep caraïbische letteren

Literatuuronderwijs in Suriname

Van de redactie van dWTL

Eind januari zijn aan de opleiding Nederlandse Taal en Cultuur (IGSR) twee docenten afgestudeerd op een literair onderwerp. Diana Menke heeft gekeken naar wat het nut is van het invoeren van de leesniveaus van Dr. Witte binnen het voj-onderwijs en Sharon Veldkamp heeft de rol van Surinaamse schrijfsters bestudeerd binnen het onderwijs en hoe we die zouden kunnen uitbreiden. Er zijn veel vrouwelijke auteurs die een belangrijke rol zouden kunnen spelen middels de literaire canon bij de vorming van onze leerlingen. De dames vertellen zelf over hun werk.   

Soecy Gummels

Literatuuronderwijs in Suriname

door Hilde Neus

Suriname heeft veel schrijvers voortgebracht, auteurs van makkelijke en moeilijke boeken, van lichtere of zwaardere literaire waarde, van meer of minder sociale invloed. Het zou goed zijn als deze schrijvers gelezen worden, omdat uit onderzoek is gebleken dat men het leuker vindt om te lezen zodra men zich herkent in de inhoud van een boek. En dit begint al op de kleuterschool. Voorlezen voor kleine kinderen zal aantrekkelijker zijn in Suriname als de persoontjes op de platen een kleurtje hebben, zodat zij zich daarmee kunnen identificeren. Maar ook de omgeving, de voorwerpen en de taal zijn belangrijk. Dus geen strand maar bos, geen sneeuw maar een sibi busi, geen goede morgen maar een ‘o wiki no’. Naarmate de lezer meer bekend raakt met de wereld van het boek, kan deze context zich ook uitbreiden.

In ons onderwijs worden de boeken van en over Suriname steeds schaarser. Dit heeft te maken met een aantal factoren. Boeken zijn duur. Onbetaalbaar zelfs. Ouders die vroeger nog weleens een boekje kochten voor hun kroost kunnen dat nu niet meer. Maar ook scholen die vroeger de opbrengst van de snoeppauze besteedden aan het aanvullen van hun mediatheek kunnen dat niet meer. Grotere bibliotheken hebben niet de financiën om Surinaams materiaal aan te kopen. Wat nog wel gebeurt, is het vullen van onze boekenkasten met materiaal vanuit (voornamelijk) Nederland, vanwege de taal. Maar vaak zijn dat afgeschreven boeken, die daar uit de collectie worden gehaald omdat ze versleten of niet meer actueel zijn. Die boeken sluiten dus NIET aan bij de belevingswereld van onze lezers. Voor schrijvers is het maken van boeken een steeds grotere hoofdpijn.

Er is vanuit het ministerie ook geen aansturend literatuurprogramma, waarmee de docenten aan de slag kunnen. Iedere leerkracht vult dus de lessen naar eigen inzicht in. Hierdoor ontstaan er lijsten waaruit de leerlingen mogen kiezen: weinig relevante Surinaamse literatuur, oude titels, geen passende werken en geen opdrachten en bijbehorende didactische werkvormen. Deze problemen waren de aanleiding om op het IGSR, het instituut dat eenmalige professionele opleidingen verzorgt, een programma te ontwikkelen voor literatuur. Nu hebben we dus enkele masters in literatuur, die kunnen assisteren bij de ontwikkeling van een literatuurleerlijn voor ons gehele onderwijs. Hiervoor zijn twee zaken nodig. Het aanpassen van het lezen voor de lijst naar Surinaamse maatstaven. Dr. Witte van de Universiteit Groningen heeft voor Nederland een bijzonder succesvol programma uitgezet. Hierin zijn twee aspecten essentieel. De leerling evalueert voor zichzelf op welk niveau hij/zij leest. Zijn dat eenvoudige boeken waarmee identificatie makkelijk plaatsvindt, of zijn dat ingewikkelde werken met universele thema’s. De leerling plaatst zich dus binnen de kaders van een bepaald niveau. Daarnaast zijn er heel veel Surinaamse werken. Deze kunnen vrijwel allemaal worden ingezet bij het literatuuronderwijs. Daar is wel een voorwaarde aan verbonden. De boeken zullen naar niveau worden ingedeeld. Van werken met een eenvoudige structuur en weinig, vrij simpele karakters, tot ingewikkelde romans met complexe figuren, situaties, taalgebruik en structuren.

Aan de hand van opdrachten zal een leerling dus steeds een iets moeilijker boek kiezen en zo groeit het aantal kilometers dat wordt verwerkt. Eveneens groeien de leesbeleving en het leesniveau en zo wordt het lezen bevorderd. En dit is weer een enorme plus voor het gehele onderwijs. Want uit onderzoek staat vast dat kinderen die veel lezen, over het algemeen betere leerprestaties leveren en dus in hogere opleidingen in kunnen stromen.

En nee, dit is geen pleidooi tegen het gebruik van de moderne techniek, want telefoons, laptops en tablets kunnen worden ingezet om te lezen. Welk materiaal dan ook. Het is aan ons de taak om mooie moderne didactische werkvormen te bedenken en die toe te passen binnen ons onderwijs. 


Pak een boek en lees!

door Diana Menke

Van Suriname weten we dat we geen hoogontwikkelde leescultuur hebben en dat beeld weerspiegelt zich in het onderwijs. Leerlingen lezen weinig boeken (fictie) , terwijl vrij lezen (lezen in de vrije tijd) de taal- en sociale vaardigheden van jongeren bevordert en bijdraagt aan betere schoolprestaties. Lezen is een doorlopend proces dat thuis en op school gestimuleerd moet worden vanaf het kleuteronderwijs. Het lezen op de lagere school legt een basis voor het literatuuronderwijs op het voj (12-15 jaar). In deze fase bevinden leerlingen zich in de pubertijd en krijgen zij andere interesses. Een gerichte aanpak van het literatuuronderwijs en van leesbevorderingsactiviteiten zowel op school als daarbuiten, is noodzakelijk. Echter, het literatuuronderwijs op het voj kampt met structurele problemen: een goed gestructureerd curriculum ontbreekt, het is moeilijk om bij de verschillende niveaus van de diverse leerlingen aan te sluiten en zij zijn weinig gemotiveerd om te lezen. Een vernieuwde aanpak van het literatuuronderwijs kan een positieve invloed hebben op het leesgedrag van jongeren. Allereerst moet er een leerplan voor het mulo beschikbaar zijn, zodat het duidelijk is wat beoogd wordt met  dit vakonderdeel. Het vak Nederlands moet verzorgd worden door leerkrachten, die inzicht hebben in de literaire ontwikkeling van kinderen en didactische activiteiten die het lezen bevorderen.

Vernieuwing van het literatuuronderwijs kan enorm gestimuleerd worden door het introduceren van de leesniveaus van Witte. Dit is een didactische aanpak van het fictie- en literatuuronderwijs en is zeer succesvol in Nederland. Met de leesniveaus kunnen leerkrachten de literaire ontwikkeling van leerlingen analyseren, structureren en stimuleren. Bij deze aanpak staat de leerling centraal. Hij leest boeken die aansluiten bij zijn eigen persoonlijke leesniveau en ontdekt zo dat lezen plezierig kan zijn. Het gaat dan om het lezen van het juiste boek op het juiste moment. Daarna kan hij gemotiveerd worden steeds een niveau hoger te lezen. Door te werken met de leesniveaus is er sprake van gedifferentieerd onderwijs, waardoor er aansluiting is met de verschillende leerlingen. Elk leesniveau typeert een bepaalde manier van lezen en er zijn in totaal vijf leesniveaus, van vrij eenvoudig tot ingewikkeld, met onderverdelingen. Elk niveau heeft leerling- en boekkenmerken, zodat leerlingen met behulp van deze kenmerken hun eigen niveau kunnen bepalen. Elk leesniveau is gekoppeld aan boeken en opdrachten die afgestemd zijn op het betreffende niveau.     

Introductie van de leesniveaus houdt in dat leerkrachten bijgeschoold worden in de achtergronden van deze methode. Ook kan een panel van leerkrachten in het veld de niveaus beoordelen en vaststellen of deze op de voj-scholen van toepassing zijn. Daarnaast moet worden vastgesteld wat het eindniveau van literaire competentie zou moeten zijn op mulo-niveau, en of we hetzelfde eindniveau als in Nederland kunnen hanteren. In de leeftijdsgroep (12-15 jaar) geldt minstens niveau 2 voor zowel ‘eind 4 vmbo’ als voor ‘eind onderbouw havo/vwo.

Verder zou er een Surinaamse website kunnen worden opgezet, waarin boeken naar niveaus zijn ingedeeld en voorzien zijn van bijbehorende opdrachten. Het boekenaanbod in bibliotheken hoort te voorzien in recente werken en Surinaamse jeugdboeken. Samenwerking met Curaçao, Aruba en Bonaire zal een verrijking zijn voor deze website. In Caran-verband is in november 2019 een aanvang gemaakt voor een digitaal platform voor het uitwisselen van les-ideeën voor het vak Nederlands.


Zichtbaarheid van schrijfsters in een Surinaamse literatuurcanon

door Sharon Veldkamp

Op 28 januari 2021 heb ik mijn studie master Nederlandse Taal en Cultuur op het IGSR afgerond. Mijn thesis luidt: Zichtbaarheid van schrijfsters in een Surinaamse literatuurcanon? Als leraar Nederlands op het SPI is het mij opgevallen dat literatuur niet zo een grote rol speelt binnen ons onderwijs. Om na te gaan hoe bekend Surinaamse schrijfsters binnen het literaire gebeuren in Suriname zijn, heb ik tot dit onderzoek besloten. Tevens wil ik een aanzet geven tot een Surinaamse literatuurcanon waarin de Surinaamse schrijfsters hun plaats verdienen. Een canon is in het algemeen een lijst boeken die voor een bepaald taalgebied of land als klassiek en cultureel belangrijk gezien wordt. Wie uiteindelijk in de canon opgenomen wordt, hangt af van tevoren vastgestelde criteria.

Tijdens mijn onderzoek heb ik gebruikgemaakt van de volgende technieken:

Uit mijn kwalitatief literatuuronderzoek is gebleken dat vanaf de oudheid tot ongeveer de 19e eeuw de mannen dominant waren in het globale literaire gebeuren. Na deze periode stonden steeds meer vrouwen op en wanneer er nu gekeken wordt naar de literaire wereld kan geconcludeerd worden dat vrouwen ‘vrij’ zijn om over elk thema/ onderwerp te schrijven. Het Caribisch gebied kenmerkte zich vanaf het begin door een grote mate van mobiliteit. Dit maakt het lastiger om een schrijver te betitelen als Caribisch. Het communicatieschema van Rutgers, Severing en Echteld (2003) wordt gebruikt om schrijvers en hun werk onder de noemer Caribisch te plaatsen. Deze criteria gelden ook voor Suriname. 

In het Caribisch gebied, waar Suriname deel van uitmaakt, hebben de vrouwen zich in de 20e eeuw flink geprofileerd. Hoewel Gaytrie Spivak het heeft over de ‘subaltern’, de persoon die in een onderdrukte maatschappij helemaal geen stem heeft, konden Caribische schrijfsters, en dus ook Surinaamse, een stem geven aan hun innerlijk leven. De vrouwen hebben dit kunnen doen vanwege het feminisme van de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw, genoten onderwijs in het (voormalige) moederland en beleefden de opkomst van het nationalisme in de voormalige koloniën. De postkoloniale literatuur kwam goed op gang, en vrouwen maakten daar prominent deel van uit.

Sharon Kertodi-Veldkamp

Om na te gaan hoe bekend Surinamers zijn met hun eigen schrijfsters heb ik kwantitatief onderzoek gedaan onder de leraren en scholieren van het SPI en de AMS. Op het SPI zijn 50 leraren ondervraagd en op de AMS 25. Deze leraren zijn aselect gekozen en verzorgen verschillende vakken op deze instituten. Op bovengenoemde scholen zijn op elke school 100 leerlingen ondervraagd. Uit mijn onderzoek is gebleken dat de leraren op beide scholen bekend zijn met de oudere generatie vrouwelijke schrijfsters zoals Bea Vianen, Astrid Roemer en Cynthia McLeod. Ook de leerlingen geven aan deze auteurs te kennen. Wanneer echter gekeken wordt naar de bekendheid van de jongere generatie schrijfsters, dan moet helaas geconcludeerd worden dat men deze auteurs niet zo goed kent. De bekendste schrijfsters zijn: Soecy Gummels en Karin Amatmoekrim. Het is daarom aan te bevelen dat schrijfsters meer aan zelfpromotie doen. Daarbij kan gebruikgemaakt worden van sociale media, waardoor ook de jonge generatie bereikt wordt. Omdat schoolbibliotheken de voornaamste bron zijn voor het verkrijgen van leesvoer, zou het aan te raden zijn dat deze voorzien worden van nieuwe, frisse literatuur. Ook het introduceren van e-books zou kunnen bijdragen aan een grotere bekendheid van Surinaamse schrijfsters.

[Literaire Pagina van de Ware Tijd, 13 februari 2021]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter