blog | werkgroep caraïbische letteren

Honderd jaar Arubaans toneel (5)

In een serie afleveringen publiceert CU een geschiedenis van het Arubaanse toneel in de twintigste eeuw, geschreven door Wim Rutgers.

De Dietse Spelers – Nederlands passantentoneel

“Hollandsche tooneelspelers, kan dat wel wat zijn!” (…) Doch de Dietse spelers kwamen, speelden en nemen de overwinning mede van het eiland Aruba, waar tevoren nog nimmer een Hollandsche tooneelspeler een voet heeft gezet.  (H.A. Hessling, Amigoe, 7 VII 1932)

“Niet alleen dat wij in verrukking zijn gebracht door het boeiende spel en ongeëvenaarde kunst der Dietse Spelers, maar onze harten hebben van warme vreugde en trotsgevoel gepopeld.” (F.J.U. Oduber, Amigoe, 30 VII 1932)

In de 20e eeuw kwamen er op initiatief van het Algemeen Nederlands Verbond en gesteund door het lokale gouvernement schaarse Nederlandse individuele voordrachtskunstenaars en groepen op Aruba langs, maar geen van deze individuele bezoekers noch een van de, meestal kleine groepen heeft zo’n invloed op het eiland gehad als het bezoek van De Dietse Spelers in 1932 en 1933. In deze inventaris van de toneelgeschiedenis van Aruba worden geen buitenlandse bezoekende groepen vermeld en besproken, maar voor De Dietse Spelers maak ik hierbij een uitzondering omdat die theatergroep een enorme impact heeft gehad op het eiland.

De geschiedenis van het lokale toneelleven is er een van dualisme tussen vreemd en eigen en het streven het vreemde eigen te maken door het zich toe te eigenen. Van de vier theatrale talen waren in het verleden het Nederlands en het Papiaments de belangrijkste, tussen welke talen – net als in de gehele samenleving – steeds een vorm van rivaliteit, om niet te spreken van een zekere animositeit bestond. Al het vroegst bekende toneel in het begin van de 20e eeuw – voor zover ik dat kon achterhalen – werd zowel in het Nederlands als het Papiaments gebracht en trouwens ook in het Spaans. Daarbij was het repertoire steevast uit internationale bron afkomstig.

Maar voorafgaand aan het door eigen lokale groepen vertoonde toneel was er al decennia lang sprake van passantentoneel van rondreizende, veelal Spaanstalige groepen die op hun tournee van Zuid- naar Noord-Amerika of omgekeerd ook wel eens de eilanden voor korte tijd aandeden en daar hun repertoire vertoonden. Dat betrof over het algemeen vluchtige bezoeken die weliswaar goed bezocht werden maar overigens weinig invloed hadden.

Voor Aruba gold daarbij één uitzondering in het begin van de jaren dertig toen de Nederlandse groep De Dietse Spelers een bezoek bracht aan Suriname, Maracaibo in Venezuela en de eilanden Curaçao en Aruba, waar ze een aantal stukken presenteerden uit hun repertoire. Het ANV en het gouvernement zagen er een ideale gelegenheid in het ‘Nederlandse element’ zoals dat toen heette in de kolonie te versterken.

Ik beperk me tot wat er op Aruba plaatsvond. Michiel van Kempen beschreef in Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur, deel 1 op pagina 526 hoe het bezoek aan Suriname verliep. Het was in 1932 de eerst keer dat een Nederlands professioneel toneelteam Aruba bezocht. Dit bezoek van deze Nederlandse groep had grote impact op het eilandelijke culturele leven dat traditioneel sterk op het Spaans en Zuid-Amerika was gericht. De Dietse Spelers waren uitgenodigd door het Algemeen Nederlands Verbond dat ook hun optreden organiseerde. Het bleek dat daarmee het aantal ANV-leden op het eiland spectaculair  toenam, zij het voor korte tijd. Dit door het ANV georganiseerde bezoek werd gezien als een middel bij uitstek om het zo geringe Nederlandse karakter van de kolonie te versterken. Dat cultureel- imperialistisch koloniale doel lukte in zekere zin, hoewel het zeker ook discussie meebracht. Waar het vroege parochietoneel, dat in dezelfde tijd in opkomst was, een missionerende functie had, was dit Nederlandse passantentoneel bedoeld als een versterking van de band tussen kolonie en moederland, waarbij vanuit de Groot-Nederlandse-Gedachte de Nederlandse taal en cultuur in de kolonie meer vaste voet aan de grond moesten krijgen.

In 1929 begon de Lago zijn olieproductie, daarmee een nieuw tijdperk in de economische geschiedenis inluidend, na de armoede van de negentiende eeuw. Nog in 1926 stierven er jaarlijks mensen door gebrek aan plantaardig voedsel en goed drinkwater. ‘Tene muraya’ was een in die dagen een bekende uitdrukking; bewoners waren zo verzwakt door gebrek aan voedsel dat ze niet konden lopen zonder steun en zich aan een muur moesten vasthouden. Het overschot van de Lago-keukens werd uitgedeeld in Savaneta en Santa Cruz. Met de komst van de Lago veranderde de economische situatie drastisch. Binnen een generatie nam het bevolkingscijfer van Aruba door de komst van de olie-industrie spectaculair toe: in 1929 woonden er 12.224, in 1950 al 56.206 mensen, wat in de periode van één generatie een meer dan verviervoudiging betekende! Ook de diversiteit van de bevolking steeg; er kwamen arbeiders uit Venezuela, Brits West-Indië, Suriname, Nederland en de Verenigde Staten, om slechts enkele landen te noemen. Zo kende Aruba plotseling meer dan veertig nationaliteiten in zijn bevolking. Het rustige karakter van het eiland maakte plaats voor een multiraciale, multilinguale, multiculturele smeltkroes.

In die ontwikkelingsfase van sterke verengelsing door het aanwerven van Engelstalige werknemers bij de door de VS gerunde raffinaderij én vernederlandsing door de noodzakelijke uitbreiding van het ambtenarenapparaat, politieagenten en onderwijsmensen uit Nederland en Suriname, brachten De Dietse Spelers hun toneel om het door de kolonisator gewenste Nederlandse karakter van de kolonie te versterken.

Toneel als middel tot vernederlandsing

Willem van der Veer

De Dietse Spelers brachten twee bezoeken aan Aruba, in juni 1932  en zeer langdurig in augustus en september 1933. Volgens de leider van De Dietse Spelers, Willem van der Veer, was het moeilijk zo’n tournee te organiseren; in 1932 lukte het pas na zes vergeefse pogingen. (Amigoe, 19 augustus 1933) en in 1934 zou het zelfs al definitief mislukken wegens de grote financië­le risico’s en de hoge garantie­sommen die het gouvernement niet wílde en het ANV niet kón opbrengen.

De prijzen van de abonnementen om de voorstellingen bij te wonen waren niet onaanzien­lijk. Afhankelijk van de derde, tweede of eerste rang betaalden ANV-leden tien, twaalf gulden vijftig of vijftien gul­den, en niet-leden twaalf, vijftien of zeventien gulden vijftig. Losse kaarten kostten tussen een rijks­daalder en vier gulden vijftig. Dat waren voor die tijd enorme bedragen, voor velen meer dan een vol dagloon, die zeker niet door iedereen opgebracht konden worden.

Het bleek voor de Nederlandse toneelleiding moeilijk het publiek juist in te schatten op smaak en schouwburgervaring. (Amigoe, 25 juni 1932) Die was op het eiland tot dan toe nagenoeg afwezig, al zullen er zeker inwoners zijn geweest die op de hoogte waren van de internationale theatrale ontwikkelingen wegens bezoek aan theaters in Caracas of New York. Men speelde Euro­pees toneel, met de grote namen als Shakespea­re, G.B. Shaw en Oscar Wilde, maar ook eenvoudige blijspe­len. De katholieke Amigoe, die in het bezoek misschien toch een concurrent voor hun eigen parochietoneel zag, maar anderzijds toch ook de komst toejuichte, vroeg zich aarzelend af of het gebrachte repertoire wel zo geschikt was voor de eilanden. (Amigoe, 2 juli 1932)

Curaçao was het centrale punt van de opvoeringen, met een groter repertoire dan op Aruba. Hier waren De Dietse Spelers in 1932 niet langer dan drie dagen en traden in slechts twee toneelstukken op. Bij gebrek aan een schouwburg moest men improviseren, wat lukte omdat E. de Veer zijn gebouw gratis beschikbaar stelde en J.G. Eman voor de speciale to­neelverlichting zorgde.

De tournee in 1932 was evenwel dermate succesvol dat de groep besloot het jaar daarop weer te komen. Dat pakte voor Curaçao opnieuw goed uit, met niet minder dan zes voorstellingen, maar voor Aruba minder, maar met toch nog drie stukken. De voorstellingen werden niet meer dan redelijk bezocht. (Amigoe, 16 september 1933)

J.M. Barrie

Van de in 1932 gebrachte twee voorstellingen op Aruba: James M. Barrie: De medailles van een oude vrouw en Charles Rann Kennedy: De dienstknecht in het huis is van het eerste een uitgebreide reactie vanuit Curaçao bewaard gebleven, zodat we daaruit in elk geval de inhoud van dat stuk kennen. Ook op Aruba werd er gereageerd.

De medailles van een oude vrouw (1918) is het tweede van een vierdelige serie Echoes of the War (1918), een spel in drie bedrijven van de Schotse auteur en dramaturg James U. Barrie (1986-1937), met de Nederlandse tonelisten Willem van der Veer en Rika Hopper in de hoofdrollen. Het is een ernstig stuk dat zich afspeelt in Londen tijdens de Eerste Wereldoorlog, rond 1917: “De aangenomen zoon van juffrouw Dowey is een zure, onverschillige, bonkerige hooglander, die op het eind van het eerste bedrijf door het ontroerende hartelijke spel en moederlijke optreden van juffrouw Dowey al een heel eind in zijn voordeel veranderd is. In het tweede bedrijf voltooit zich de vermenselijking verder, alhoewel de soldaat telkens door grappen en gelach, zich aan de weldadige invloed poogt te ontrukken. Maar ten slotte komt in een diepe dramatische alleenspraak, de bekentenis naar voren, dat Kenneth Dowey in zich zelf een mens ontdekt heeft. Het afscheid bij het vertrek naar het front is zo ontroerend, als we ons maar van een moeder en zoon kunnen voorstellen. Het derde bedrijf toont ons dat het bericht gekomen is van het sneuvelen op het veld van eer, en de diepe verering, die de moeder heeft voor de haar overgebleven relieken en medailles van haar zoon, die ze als heilige voorwerpen in de oude commode bergt, om na deze episode in haar leven, haar dagelijkse werk weer te vervolgen.” (Amigoe, 2 juli 1932) Het stuk werd internationaal ook verfilmd, in hoorspelvorm en als musical uitgebracht.


Charles Rann Kennedy (1871-1950): The Servant in the House (1908), in het Nederlands vertaald als De dienstknecht in het huis (1936)
De dienstknecht in het huis (1936) is een toneelstuk in vijf bedrijven van Charles Rann Kennedy (1871-1950). Dominee William Smythe is door zijn eerzuchtige echtgenote een weg opgedrongen, die hij zelf verfoeit. Hij heeft zijn broer George, nadat deze door het overlijden van zijn vrouw aan de drank is geraakt, aan zijn lot overgelaten en hem zijn dochtertje Mary op tweejarige leeftijd afgenomen, ‘in haar eigen belang’. Mary, die nu zestien is, heeft de naam van haar vader nooit horen noemen, maar van een andere broer, de bisschop van Benares, wordt de komst met enige opwinding verwacht, want men wil zijn beroemde naam als trekpleister gebruiken voor een fonds voor het bouwen van een nieuwe kerk.
Ook wordt de bisschop van Lancashire verwacht, een broer van mevrouw Smythe, die William altijd genegeerd heeft. De bisschop van Benares is echter reeds aanwezig in de persoon van de nieuwe huis-knecht Manson, die de beginselen der Christelijke naastenliefde wortel probeert te doen schieten in de pastorie. Bij Mary, die van nature daartoe geneigd is, en bij William, die beseft hoe ver hij van Jezus’ leer is afgeraakt, vallen zij in goede aarde. Mevrouw Smythe, wie de ziel van haar man minder kan schelen dan zijn uiterlijk succes, biedt eerst weerstand, maar geeft zich tenslotte gewonnen. Voor de bisschop van Lancashire hebben alleen geld en positie betekenis en hij verlaat boos de pastorie, als men onder invloed van Manson, die hij geprobeerd heeft om te kopen, van zijn praktijken niet gediend blijkt.
William’s broer Robert treedt in de pastorie op als de man, die de stinkende riolen schoon maakt. Hij tracht krampachtig voor Mary verborgen te houden, dat hij haar vader is, maar dit mislukt, mede omdat zij zich eigenaardig tot hem voelt aangetrokken. William die beseft, dat hij het Christendom gepredikt heeft maar niet beleefd, besluit om met zijn broer de stinkende riolen van onze samenleving op te ruimen. Pas nadat de bisschop van Benares wordt aangekondigd en niemand verschijnt, wordt het allen duidelijk, dat hij al in hun midden was en hun daden zegenrijk heeft beïnvloed. (Bron: Elise, catalogus op CD-rom van de NVA; Amigoe 7 juli 1932; 30 juli 1932; La Prensa 9 juli 1932)
Rika Hopper

Over dit stuk werd in de lokale kranten inhoudelijk niets opgemerkt. Alleen de spelers werden geprezen om hun spel: “Weer muntten uit, de leider Willem van der Veer, die wat karakteruitbeelding betrof een zelfde rol vervulde als zaterdag, en Mevrouw Rika Hopper, die als domineesvrouw een geheel andere rol had, maar geenszins minder was als de avond te voren. Ook de andere spelers in ‘t bijzonder de bisschop en de dienstknecht oogstten uitbundig succes. In vergelijkingen van beide toneelstukken merken we wel dat de smaken verschillen. Wij voor ons, vinden het gelukkig, dat de medailles, nog weer een keer gegeven worden.“ (Amigoe, 2 juli 1932)

Op Aruba ontstond zelfs een kleine polemiek tussen een op het eiland wonende Europese Nederlander en een Arubaanse inwoner. De gedachtewisseling is illustratief voor de culturele oriëntatie van de Arubaanse elite van die dagen en daarom van belang. De ANV-secretaris H.A. Hessling schreef een verslag, waarin hij stelde van verschillende kanten de vraag gehoord te heb­ben: Hollandse toneelspelers, kan dat wel wat zijn? Die vraag maakte hem boos, omdat ze toonde dat men op Aruba vol vooroor­delen zat tegen alles wat uit het moederland kwam. Hij maakte dan ook onderscheid tussen het Nederlandse en het Arubaanse publiek! Het eerste optreden had volgens hem minder succes dan het tweede, wat misschien te wijten was aan de moeilijkheids­graad van het eerste stuk en het onderwerp, dat niet tot de verbeel­ding sprak, noch actueel was. (Amigoe, 7 juli 1932)

Op deze recen­sie volgde een interessante reactie van F.J.U. Oduber, die stelde dat Hes­sling niet op de indrukken van een ‘enke­ling’ moest afgaan, omdat zoiets de ‘kiem zou kunnen zaai­en van haat tusschen zonen van Groot Nederland’. Tracht liever in nauwer contact te komen met welbekende Arubanen. Om de banden tus­schen Moederland en Kolo­nie nauwer aan te ha­len, dient elk vooroordeel opzij te worden gezet. (Amigoe, 30 juli 32)

Het is interessant te zien dat H.A. Hesslings beoordeling van de twee stukken tegenovergesteld was aan dat van de Curaçaose recensent: “Vele Arubanen betreuren nu, dat zij den tweeden avond niet naar het theater zijn gegaan om de opvoering van De dienstknecht in het huis bij te wonen. Indien dat stuk den eersten avond ware opgevoerd, zou de tweede avond de zaal ook flink bezet zijn geweest. De kwestie is n.l., dat de opvoering van De medailles van een oude vrouw bij het Arubaansche publiek (en misschien ook wel bij een deel van het Nederlandse) minder is ingeslagen, minder is begrepen, omdat het onderwerp niet voor hen sprak, in het geheel minder actueel was. Dit is een punt waar in de toekomst wel rekening mee gehouden mag worden.” (Amigoe, 7 juli 1932)

Het is interes­sant de verslagen van dit soort avonden te lezen omdat ze iets weerge­ven van de kleine eilan­delijke gemeenschap van die dagen. Zo behelsde een ver­slag niet meer dan enkele regels omtrent het stuk en het spel, maar werden alle organi­satoren en commissie­leden met naam en toe­naam uitgebreid genoemd en geprezen. De ‘sponsor’ was kenne­lijk het belang­rijkst.

In 1933 trad de groep opnieuw op Aruba op, maar ‘gezien de opgedane ervaring van het vorig jaar was het repertoire met zorg samengesteld en in het vrolijke genre gehouden’. (Amigoe, 15 juli 1933) Desondanks werd het bezoek geen succes. De voor­stellin­gen werden redelijk bezocht hoewel net op het moment van optreden zich een sterfgeval in een der belangrijk­ste families had voorge­daan zodat velen niet konden of wilden komen. Toch bleef de verrassing van het jaar ervoor uit. Er werd dan ook nauwelijks in de pers gereageerd. Er werden in 1933 op Aruba nog drie stukken opgevoerd: Een huwelijk onder Lodewijk XV, De Generale Repetitie en De Gardeluitenant. (Amigoe, 9 september 1933)

Alexander Dumas fils
Een huwelijk onder Lodewijk XV (1859) was een blijspel in vier bedrijven van Alexander Dumas fils (1824-1895), vertaald door Eduard Verkade; de twee overige stukken, De generale repetitie en De gardeluitenant,  waren twee blijspelen van de Hongaarse tot Amerikaans genaturaliseerde auteur en dramaturg F. Molnar (1978-1952).

Over De Gardeluitenant van Frantz Molnar publiceerde de Amigoe een kritische recensie uit De Surinamer over de opvoering in Paramaribo, kort samengevat: goed spel redde het slechte stuk evenwel niet: “Ethische waarden moet men bij Frantz Molnar niet zoeken. Men mag reeds voldaan zijn, wanneer hij ze niet beduimeld met zijn cynisme, dat wel in veler levenspraktijk wortelt, maar toch alles behalve beslissend kan het heten voor onze normen. De samenvatting kan dan ook luiden: een zeer knap gebouwd geheel, dat tenslotte een beter stuk waard.

Over de voorstellingen merkte Willem van der Veer zelf over de kennelijk gevoelde culturele afstand tussen het Europese element van het door hem gebrachte Nederlandse toneel en de culturele, op Latijns-Amerika gerichte oriëntatie van het eiland voorzichtig maar desondanks met zeker dédain op: “De stukken zijn er in gegaan; zij hebben ze zuiver begrepen. Aruba is door zijn ligging geheel aangewezen op Spaans Zuid-Amerika.” (Amigoe, 16 september 1933)

Eduard Verkade

Het bezoek van De Dietse Spelers zette de discussie over taal en culturele oriëntatie op scherp, juist op het moment dat dit issue, door de plotseling industrialisatie en internationalisering na de eeuwenoude, in zich zelf besloten samenleving, sterk speelde. Uit de reacties op dit Nederlandse toneel uit het koloniale moederland kunnen we een dubbele conclusie destilleren: vanuit het moederland gold de koloniaal imperialistische wens om op deze wijze de Nederlandse taal en cultuur in de kolonie te kunnen imple­menteren, vanuit Aruba sprak er een zekere reserve ten opzichte van deze Nederlandse culturele beïnvloeding. Maar desondanks kon het ANV met de komst van de Dietse Spelers oogsten. Had het ANV tot dan toe nooit meer dan enkele tientallen leden, in 1932 groeide dat aantal plotseling tot 115 aan. Dat geeft de impact van het Nederlandse toneel op de lokale bevolking toch ook weer. We kunnen bovendien constateren dat dit ‘koloniale toneel’ nóg een onverwachte invloed heeft uitgeoefend doordat latere lokale toneelgroepen in het voetspoor van deze door De Dietse Spelers gevolgde repertoirekeuze traden, door ook internationaal populair werk in vertaling te brengen, zij het in het Nederlands of Papiaments.

Op het moment dat De Dietse Spelers naar Aruba kwamen ontwikkelde zich in katholieke kring het parochietoneel. Pastoor Van de Pavert was daarin met zijn jongens uit Tanki Leendert al voorgegaan, in Savaneta volgde de zusters met hun leerlingen dit nieuwe genre dat vanuit katholieke beginselen de jeugd en volwassenen door ontspanning stichting wilden brengen.

Delen van deze reeks, klik hier: deel 1, deel 2 , deel 3, deel 4 en deel 6.

Wordt vervolgd

2 Trackbacks/Pings

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter