blog | werkgroep caraïbische letteren

Manieren om Lambarosa te lezen

door Annel de Noré

Inleiding

De ongeveer zes recensies per boek zijn de enige reacties die ik van lezers krijg. En recensenten zijn ‘bereisde toeristen’. Bovendien blijft het eenrichtingsverkeer: de conventie verbiedt dat een auteur ingaat op een boekbespreking. Sporadisch lijkt het me voor beide partijen zinvol te wijzen op gemiste of verkeerd vertaalde ‘attracties’. Twijfel ik aan het beoordelingsvermogen van deze speciale ‘vertolkers’? Het antwoord is simpel. Na het aftasten van interessant of weerbarstig werk, snak ik vaak naar duiding van de maker zelf. Vooral voor studenten is het handig de auteur eens als mede-evaluator te hebben. Daarom gun ik padvinders graag wat licht in mijn domein.

Zweef dus in je eentje door het grottenstelsel van Lambarosa en verdiep je pas daarna in dit extraatje. Daar deze terugtocht virtueel is, kun je tussentijds afhaken. Iets anders: jouw oordeel is altijd correct. Tenminste, indien jij je opinie uitsluitend baseert op de bezienswaardigheden van deze Lambarosa-trip.

Voorwoord

Fictie is fantasie, geen accurate weergave van de werkelijkheid. De schepper van een roman is een god, een duivel, een goochelaar die wil dat je huilt, lacht, droomt, walgt. Hij jaagt je in de contramine, dwingt je een standpunt in te nemen, boezemt je  doodsangst in, hypnotiseert je, windt je (seksueel! Oh!) op, irriteert je. Bovenal houdt hij je voor de gek. Hij hoopt dat je jezelf en andere figuren  herkent in zijn personages. Kortom: hij tracht je te beroeren. Lukt het hem, dan is de tekst (meestal) geslaagd. Verricht hij een topprestatie, dan lijkt hij een magiër. Het leeuwendeel van de eer komt echter jou toe. Jij creëert het realiteitsgehalte en de magie. Hij verschaft slechts de parafernalia. Zonder jou[N1] w inbreng ademt het verhaal niet.

Waarom beleef je fictie als waarheidsgetrouw? Omdat het verhaal waar had kunnen zijn. Omdat het je – als je niet te hard schreeuwt of te lang tegenstribbelt – voert naar het evenbeeld, het spiegelbeeld, de reflectie van de exoterische wereld – ver daarginder. Het draagt je naar het rijk der fabelen, het koninkrijk der gelijkenissen, het imperium der ideeën, een onbekend oord, esoterisch gebied. Een milieu waar je klaarder waarneemt, logischer denkt, waarachtiger voelt dan in de materiële werkelijkheid waarin liefde, haat, schoonheid, lelijkheid, armoe, rijkdom of opportunisme  jouw objectieve kijk het zicht ontzeggen of in de weg staan. Sla je wieken uit om op eenzame hoogte verbanden te leggen tussen jezelf, je medemensen en  gezichtspunten die vermomd of aangekleed zijn, want de vertelling dient als mom, jasje, vleugels voor een hogere waarheid. Je kunt de maskers afstropen, de beelden uitkleden, inkleden of verkleden en hup vliegen. Soms hebben ze op de koop toe een overhemd en een hemd aan. Strip hun tooi volledig om je in hun naaktheid te verlustigen. En betekenis toe te kennen.

Sphynx (Naaktkat) van 12 weken. Foto Wikipedia

Sliepuit, alle verhalenvertellers lachen je uit. De waarheid blijkt een kameleon, slang, rups, hagedis. Behalve met haar (ont)blote lichaam houd je onwillekeurig rekening met on(ver)draaglijk veel. Bijvoorbeeld met je zwaarbeladen rugzak vol cultuurgeboden- en verboden, de gebaande, gladde paden, jouw geschiedenis, de historie, met influencers, twitter, facebook, en andere social media. Met politieke (pseudo?) of sociale correctheid die zich heeft ontpopt tot tirannie. Of je zwelgt in de vrijheid van meningsuiting die uitmondt in provocatie. De aankleding die jij op dat moment op jouw levenspad aan de naaktkat kunt of wilt geven hangt vooral af van de weg die jij reeds hebt begaan of afgelegd en van je (mogelijk verduisterde) lantaarns.

Leeshoudingen voor Lambarosa

1.De volgzame leeshouding. Van fictieve, niet verplichte boeken hoop je dat ze spannend, ontroerend, romantisch, interessant, meeslepend of … zijn. Die lees je liefst niet productief, maar volgzaam.  Ik hoop van ganser harte dat je op deze manier reeds van Lambarosa hebt genoten!

2. De realistische leeshouding van Lambarosa overlapt de volgzame bijna volledig. Volg die en je kunt andere speurtochten ondernemen. Zij dient als  vertrek- en aankomstpunt, in- en uitgang. Werk je Lambarosa tot in de finesses uit, dan zijn er net als bij lego legio opties om een realistisch verhaal ervan te maken. ‘Maken’, want je hebt inbreng. Zweefvliegen of grotduiken kun je daarna. Houd de volgende uiterst strakke leidraad in de gaten.

Deel I: Zes overlevenden zoeken via een grot* een uitweg na een vliegramp. Twee tieners vinden daar in elkaar de liefde van hun leven#. Naderhand besluit een mannelijk personage een roman te schrijven@ over de ramp en de lotgevallen in de grot*.

Deel II: Een man raakt geobsedeerd# door een call-girl,# die hij in haar kaarsverlichte kamer* bezoekt. Zijn echtgenote bespeurt de ontrouw met als gevolg strubbelingen en fysiek geweld in hun huis.* Kort nadat de man de woning dronken heeft verlaten, merkt hij dat hij aan amnesie lijdt en slechts een paar zwarte handschoenen, laptop, handgeschreven gedicht, en boordevolle beurs ‘bezit’. Om informatie over zichzelf te verkrijgen, leest hij de verhalen op de computer (deel I en een groot gedeelte deel II) waarvan hij niets wijzer wordt. Dwangmatig werkt hij door aan deel II. Hij weet dat, niet wat of waarom hij schrijft@. Dolend, (ver)drinkend in een droomwereld* toetst hij  elke dag à la dol woorden in (einde deel II).

Deel III: Een man die aan amnesie lijdt, werkt als zanger/artiest in een matig verlicht café-dansant* en verliest zijn hart# aan een (danseres). Na hun kennismaking houdt hij de gebeurtenissen bij@ op een laptop  die hij bij zich had, toen hij ontdekte dat hij aan geheugenverlies leed. Hij zoekt naar een verband tussen de vorige teksten (deel I+II) en zichzelf. Als zijn geliefde vertrekt, blijft hij belangrijke voorvallen optekenen@ om te achterhalen wie hij is. Wanneer hij zijn baan verliest en in geldnood zit, vindt hij een uitgever voor het typoscript dat Het lam en de roos heet (deel I, II, aangevuld met een groot gedeelte van III). Hij slaagt erin de hunkering naar één ‘ware’ geliefde*# om te zetten in het luisteren naar willekeurige medemensen die hij tevens helpt door hen te adviseren. Van die gesprekken spint hij draden. Van die verhaallijnen weeft hij verhalen (Korte verhalenbundel) om weer anderen bij te staan (deel III).

No kon moro fu gi soro: De man van deel III vindt handgeschreven aantekeningen die hij aan Het lam en de roos toevoegt (Lambarosa).

Epiloog I: Een man luistert (net als de mannelijke protagonist van deel III) naar anderen. De verhalen lijken op deelverhalen van: Het lam en de roos. Alleen verteld vanuit een ander perspectief of een beetje veranderd. Met één uitzondering.

Epiloog II: Lambarosa (goedheid, slechtheid) zit in elk mens. Lambarosa beheerst iedereen (levensomstandigheden). Maar ‘men’ denkt goed, machtig, superieur, gerechtvaardigd, God te zijn. De ander is slecht, onmachtig, inferieur, onrechtvaardig, de duivel. Men wil het kwaad uitbannen door de ander te zuiveren.  Deze zelfgenoegzame houding is een dekmantel voor ‘goede’ mensen om eigendommen van hun naasten te roven, hen tot slavernij of gehoorzaamheid te dwingen, hen de levieten te lezen. De laatste twintig eeuwen zijn dat de Christenen, het Westen. Dwars door tijden en culturen zijn dat machtigen tegenover hun (on)machtige creaties. Gevolg: oorlogen, vervolgingen, slachtingen, vernietigingen. Zijn we dader (representant van de Almacht) dan schuiven we vermeend of geveinsd onschuldig de schuld van alles wat verkeerd is in de schoenen van onze zondenbokken, onze zwarte schapen.

Wie-ben-ik-tekst: onze identiteit is moeilijk te bepalen door onze opgelegde cultuurvisie die ons heeft overdekt met bergen ‘ik-ben’ (blank, goed, Christen, communist) sediment.

Tekst op de laatste pagina (1 korinthe 13) is een ‘recept’ voor de ideale liefde, een utopisch, goddelijk, onbereikbaar gedachtegoed.  Niet langer gaat het om wie of wat je bent of om hoe jij jouw liefde uit*# tegenover een geïdealiseerde enige geliefde*# of hoe jij de liefde ervaart van jouw geliefde(n), maar om hoe jij van jouw kant willekeurig wie waarlijk lief kunt hebben#.  N.B. Zodat ‘ik’*niet langer in een spiegel vol raadselen kijk. Voortaan zie ‘ik’*# in de spiegel de (mede)mens als onderdeel van het grote geheel: de schepping.

Nota bene: De drie delen vormen duidelijk één geheel, tegenover de rest, het kwantitatief kleine deel van het verhaal.

Waardoor lijken de drie delen incoherent?

In deel I+II is sprake van een anonieme verteller (die van één personage alles weet, net God) en een hij-protagonist.  Echter de protagonist van deel I hoeft niet de protagonist van deel II te zijn, want in deel II is de naam van de mannelijke protagonist onbekend en hij is zo’n drieëntwintig tot vijfentwintig jaar ouder dan die van deel I. De mannelijke protagonist van deel III lijdt bovendien aan amnesie zodat hij niet dezelfde protagonist van deel I en /of deel II hoeft te zijn.

Gecompliceerder wordt het omdat het personage in deel I dat over de vliegramp wil schrijven (deel I) eventueel van perspectief zal wisselen met de protagonist van deel I. Op het eind van deel I ontdek je dus dat je vanwege het perspectief dacht dat protagonist A dat deel heeft geschreven, terwijl het personage B kan zijn. Het realiteitsgehalte van deel I wordt dus ondergraven nog voordat deel II begint. De gedachten (bijvoorbeeld levensfilosofieën) en gevoelens (bijvoorbeeld liefdesgevoelens voor zijn soulmate*#) van de protagonist van deel I worden door de perspectiefwisseling ondermijnd. Het vertolken van gedachten en gevoelens is sowieso ongeloofwaardig. In dit geval weet de lezer niet of perspectiefwisseling heeft plaatsgevonden en of dat voor de hele tekst (deel I) of een gedeelte daarvan geldt en voor welk stuk. De schrijver beoogt een ‘optische illusie’ te creëren. Hoewel hij aangeeft van perspectief te wisselen, denk jij – de lezer – (hopelijk) toch dat de protagonist van deel I de protagonist van deel II moet zijn omdat de omstandigheden op elkaar lijken*#.

Alleen een alwetende God kan iemands gedachten en gevoelens als waarheidsgetrouw betitelen en vervolgens weergeven. We stuiten dus op een meervoudige vorm van fictie. (Realistische fictie??) Misleidend. Desondanks zou deel I in werkelijkheid hebben kunnen plaatsvinden. Het – in meerdere opzichten fictieve – verhaal is – hoe paradoxaal ook – dubbel en dwars ‘realistisch’. De goochelaar wil een tovenaar zijn en zegt: ‘Het witte konijn dat je uit mijn hoge hoed zag springen, is niet wit maar bruin of zwart en het zal pretenderen groen (= marsmannetje?) te zijn.’ Conclusie: het konijn waarvan je weet dat het niet uit zijn hoed kwam (het hele verhaal is fictie), is volgens hem uit zijn hoed gegoocheld (getoverd?). Alleen voor wat de kleur van het konijn betreft, ben je voor het lapje gehouden, vertelt de goochelaar je. Hij vergroot de verwarring door verschillende kleuren te noemen die het echte (niet bestaande) konijn kan hebben (wit, bruin of zwart). Enerzijds wordt de ‘realistische’ lezing van het verhaal (deel I+II+III) gesaboteerd, anderzijds tegenstrijdig genoeg versterkt (er is wel degelijk een konijn, hoor!). Zo wordt het perspectief gedestabiliseerd. Het gegeven dat er een konijn bestaat, blijft gehandhaafd. Gevolg: het is onzeker of deel II een vervolg van deel I is, omdat je niet weet welk personage (verder) schrijft. Het kan de antagonist, Imro (+ een alwetende verteller) zijn die schrijft alsof hij de protagonist, Ramon (+ een alwetende verteller) is (deel I). Het kan de protagonist van deel I zijn, Ramon (+ een alwetende verteller) die verwarring wil stichten. Het kan een andere schrijver zijn die een hij- personage heeft gecreëerd (schrijver + alwetende verteller + hij-personage). Dus een schrijver die goochelt met wat (hij wil dat) jij ‘ziet’, die je van de rode draad af wil brengen.

Schijnbaar zijn er geen schakels tussen de delen. Schijnbaar, want de drie delen kunnen op oneindig veel manieren een ‘realistisch’ verhaal vormen. Bijvoorbeeld: Een schrijver werkt aan: 1. een ‘gewoon’, of 2. (min of meer) autobiografisch  of 3. een zinnebeeldig (autobiografisch) verhaal.

Verhaal (Fictie) : Een mannelijke protagonist ontmoet door een vliegramp de liefde van zijn leven. Via een grot zoeken ze samen met andere overlevenden een uitweg. De mannelijke protagonist trouwt, krijgt kinderen en heeft een gelukkig gezin. Hij schrijft het verhaal van de vliegramp. De mannelijke protagonist raakt geobsedeerd door een call-girl en schrijft ook daarover. Zijn vrouw ontdekt de ontrouw en na strubbelingen verlaat hij dronken zijn woning  (deel I + groot gedeelte deel II).

 ‘Feiten’: De schrijver verliest ‘in werkelijkheid’ zijn geheugen. Rondzwervend met zijn schamele bezittingen: een laptop, handgeschreven gedicht, paar zwarte handschoenen, boordevolle beurs herinnert hij zich niet dat hij bezig was met een (min of meer autobiografische?) roman waarin hij speelt met (eventuele) perspectiefwisselingen en waarin hij zo weinig mogelijk informatie verstrekt over bepaalde facetten van zijn leven om zijn gezin en zichzelf te beschermen. Hij leest de twee delen om aan informatie over zichzelf te komen maar wordt niets wijzer.  Terwijl hij in een schemertoestand verkeert, maakt hij deel II af door domweg op te schrijven wat in hem opkomt. (eind deel II). Na verloop van tijd werkt de schrijver als zanger/stand-up artiest in een nachtclub en hij ontmoet een jonge danseres op wie hij stapelverliefd wordt. Vanaf de ontmoeting beschrijft hij zijn wederwaardigheden en noemt het vervolg deel III. Hij verliest zowel zijn beminde als zijn baan. Om in zijn levensbehoeften te voorzien benadert hij een uitgever die het boek (deel I, II, en een gedeelte van III) uitgeeft onder de titel: Het lam en de roos. Uit eenzaamheid maakt hij dagelijks op een bankje in het park een praatje met iemand. Van die gesprekken maakt hij korte verhalen ( korte verhalenbundel). Hij koopt een boek waarin op A-vier papier handgeschreven teksten staan. Die teksten voegt hij toe aan de verlengde versie van Het lam en de roos, dat nu Lambarosa heet.  

De eigen inbreng van de volgzame lezer om een realistisch verhaal te maken, begint met de vraag: hoe komen de handgeschreven teksten in het boek dat hij bij een antiquair koopt? Bijvoorbeeld: De schrijver heeft voordat hij aan geheugenverlies leed aantekeningen gemaakt over gesprekken die hij met mensen heeft gevoerd of die gefantaseerd zijn (epiloog I). Epiloog II en de Wie ben ik tekst heeft hij verzonnen. De bijbeltekst heeft hij overgeschreven. Hij heeft de aantekeningen in een boek gestopt dat hij las. Het boek lag in zijn auto die hij ergens heeft laten staan toen hij last kreeg van amnesie. De auto en het boek zijn gevonden.

Eigen inbreng 2. Hoe komt het dat zijn naam lijkt op dat van de vorige eigenaar van het boek dat hij bij een antiquair koopt? Omdat hij dagelijks muziek maakte, wat hij in het verleden ook deed, heeft hij als nieuwe naam zonder het te beseffen zijn werkelijke naam, pseudoniem, of adoptienaam gekozen of één die  erg op één van die namen leek.

Eigen inbreng 3. Dat de protagonist van epiloog I een oude man was – terwijl de mannelijke protagonist uit deel III ongeveer veertig was toen hij aan amnesie ging lijden – zou kunnen zijn omdat de mannelijke protagonist van deel II, de schrijver, een personage (epiloog I) had gecreëerd dat ouder was dan hij destijds.

            Nota bene: Het aantal mogelijkheden is legio. Dit is één van de ontelbare.

Tip: Je kunt als volgzame lezer achteraf een circulaire ‘realistische’ versie maken door van achteren naar voren te lezen.

Een man, een goed* mens, een schrijver luistert naar levensproblemen en brengt mensen in figuurlijk opzicht (fictie) bijeen  in een grot*, waar het uitsluitend gaat om overleven. Hij wil hun problemen in één verhaal verwerken. Hij stelt zich op als God, want hij creëert de omstandigheden en is de alwetende verteller* in het boek. Zoals elke schrijver* van ‘realistische’ fictie* pretendeert alles te weten maar het einde van het verhaal soms zelf niet kent, want het gaat een auteur net als bij Jezus om een heel ander verhaal (parabel). Ook kan hij zichzelf tot één (regisseur en acteur tegelijk), meerdere of alle personages maken of hij wordt de antagonisten. Hij geeft één van hen geheugenverlies om niet te weten wie hij is, wie hij was, wie hij zal zijn of worden om zodoende  na te gaan wat er zou kunnen gebeuren als hij zich intens inleeft in hun lotgevallen, maar vooral om zelf (= de alwetende verteller = de schrijver = God) inzicht (wijsheid) te krijgen en die door te spelen aan zijn personages (= lezers?). Hij zoekt naar een oplossing voor de levensvragen van zijn personages (aardbewoners), want hij is de schepper van het grote verhaal (= boek = heel-al) Als het verhaal af is, merkt hij dat er slechts nuanceverschillen en perspectiefwisselingen zijn tussen de problemen die tientallen jaren later worden verteld aan hem (Het lam en de roos- epiloog I). Hij vindt een (onmogelijke) oplossing voor hun ellende: angst voor verlies door ziekte, scheiding, dood; of macht en machtsmisbruik; oorlog, enzovoorts). Hij ontdekt: het is niet van belang wie of wat je bent of was, niet welke ellende of vreugde je hebt meegemaakt, niet wat je hebt of is (aan)gedaan, maar of je ondanks je eigen angsten en onzekerheden oprecht van je naasten kunt houden. De maker, de ander, de vader, de Vader zelf hoeft niet langer alleen in het duister te fluiten.

We zijn bij het schrijfproces gearriveerd van een realistische roman. Die man is de schrijver*, de maker, de heler (de schepper van het boek, de onbaatzuchtige). Hij is in werkelijkheid echter zelf een mens! Hij bedoelt dat iedereen, elk personage, elke lezer een beetje schepper kan zijn.

N.B.: Als hij de Almacht vertegenwoordigt – Lambarosa of de alwetende verteller, oftewel alles wat door willekeurig wie plaatsvindt – schijnt de lezing minder realistisch. Het blijft ‘realistisch’:  een alwetende verteller pretendeert (minstens voor één personage*) God te zijn. En hij zou het ook voor alle personages mogen zijn en doen alsof hij van slechts één enkele de gedachten en gevoelens kent.

Het pact met de duivel (Michael Pacher)

Hij ontdekt een schematische weergave van de utopie van geluk in Lambarosa: perfecte mannelijke protagonist* + perfect vrouwelijk personage = ideale liefde*  (zelfs midden in de ‘hel’ = grot) = paradijs. Verliezen van de geliefde/het paradijs = hel (lelijke, boze, beangstigende buitenwereld). Adam en Eva samen* = paradijs. Door de duivel (=Lambarosa) komt de hel.

1. In deel I is de hel een vliegramp met noodlottige gevolgen; in deel II is de keus tussen het gezin en de ideale vrouw* de hel en in deel III geheugenverlies. 

2. Mannelijke protagonist kan worden vervangen door mens of het westen of de machthebber; vrouw (venus) kan worden vervangen door gezin* of gekoloniseerd land of alles wat zekerheid, veiligheid, lijfsbehoud, genot, vreugde, gevoel, schoonheid, zachtheid, cultuur, kunst, het niet verstandelijk beredeneerbare, romantiek weerspiegelt. Eventueel wordt voor het paradijs* gekozen ten koste van de antagonist, ex-vrouw, kinderen, beminde vrouw of onmachtige (zie ook zinnebeeldige en allegorische lezing).

Wat verbindt de drie delen met elkaar en met de epilogen?

In alle drie delen is de protagonist een mannelijk personage. Telkens is de antagonist een ander mannelijk personage (of zijn die twee één?).

In alle drie delen verliest de protagonist een vrouw die hij als de perfecte, ideale vrouw beschouwt (utopie)*.

In deel I is hij een keurige jongen van keurige ouders, die keurige dingen doet. Dat is weinig relevante informatie. De vrouw van wie hij dan houdt, vertelt iets meer over zichzelf. In deel II kan hij begrijpelijkerwijs (zijn huwelijk) niets over zijn privéleven vertellen aan zijn minnares, de call-girl, die hem wel inzage in haar boeken geeft. In deel III weet hij letterlijk niets over zichzelf (geheugenverlies) en weer vertelt zijn volgende geliefde hem meer over haar leven dan hij haar. Vooral emotioneel sluit hij zich toenemend af. Zitten zijn verleden, heden, gevoelens en gedachten in de laptop? Letterlijk, symbolisch? (Zijn toekomst in ieder geval wel).

In deel II lijdt de protagonist aan geheugenverlies net als de protagonist van deel III.

In deel I heeft één van de personages (de antagonist, die misschien in ‘werkelijkheid’ het verhaal vertelt dus de protagonist is, maar dat kan een foefje zijn en dan is het hetzelfde personage) een zieke knie door een val in de grot. In deel II valt de protagonist tot twee keer toe op zijn knieën.

In de leeftijden zie je een stijgende lijn: de protagonist wordt steeds ouder. In de grot (deel I) is hij vijftien of zeventien. Eind deel II ongeveer veertig (plus minus drieëntwintig tot vijfentwintig jaar later) en tegen het einde van deel III weer ongeveer twintig tot vijfentwintig jaar later is hij tussen de zestig en vijfenzestig.

De protagonist uit deel I bespeelde aardig wat muziekinstrumenten net als de protagonist van deel III. De antagonist van deel I wilde schrijver worden en psycholoog. De protagonist van deel III schrijft en blijkt het een en ander van psychologie te weten. Er zijn nog aardig wat verbindende componenten te vinden (als voorbeeld: de ring, de ruimte*, de geliefde, perfecte vrouw#*, verliezen van die vrouw).

Waarom zijn deel I en deel II belangrijk voor deel III? Deel I en II dienen om hem een mogelijk verleden te geven (als schrijver) omdat die delen een biografie kunnen zijn, of omdat die zinnebeeldig iets over zijn leven vertellen, waardoor hij mogelijke aanknopingspunten heeft zodat hij (samen met de lezer) probeert te ontdekken wat de verhalen met hem te maken hebben. Zonder deel I en II is er geen ‘verhaal’. Geen structuur. En ja, er is een verband, een duidelijke structuur: de man ontmoet de ideale vrouw die hij verliest. Ze zijn met zijn tweeën op elkaar gericht voornamelijk in een (psychisch) afgesloten ruimte* (de grot, de kamer van de call-girl, de kamer van de jonge danseres) en zelfs als ze hun neus steken in de buitenwereld zijn ze alleen op elkaar geconcentreerd en vergeten ze de rest van de wereld. Ze zitten figuurlijk in een cocon voor twee.

In epiloog I gebeurt hetzelfde als in deel III. De mannelijke protagonist luistert naar willekeurige mensen en geeft raad (verhalenbundel). Bovendien bevat epiloog I de kleine, iets veranderde verhalen van de personages van deel I+II. Of er is sprake van perspectiefwisseling. Epiloog I hoort dus bij deel I+II.     

N.B.1 Er is één verhaal dat niet uit het grote verhaal lijkt te zijn genomen. Heeft die ene uitzondering (stille travestiet) toch iets te maken met één van de (versluierde) personages? Bijvoorbeeld door een andere lezing dan een realistische? En met welk van hen? Is zwanger zijn van = in verwachting zijn van = vol zijn van = niet willen verliezen/opgeven van de vrucht van het samenzijn*?

N.B.2: de mannelijke protagonist van epiloog I spreekt de antagonisten in een open ruimte (park) en het zijn steeds andere antagonisten. Geen*)

Epiloog II geeft een iets ruimere interpretatie van het ‘begrip’ Almacht, Lambarosa, en hoort daardoor duidelijk bij deel I (toneelstuk). Net zoals deel II en III aan elkaar verbonden zijn door het geheugenverlies van de mannelijke protagonist, de schrijver.

Daar het ‘Wie ben ik’ vraagstuk duidelijk een hoofdthema is van deel III en zelfs met die vraag eindigt, hoort de Wie ben ik tekst bij deel III.

De tekst op de laatste bladzijde  geeft geen antwoord op de vraag ‘Wie ben ik’, maar geeft aan dat wie jij als mens ook bent, dat je zonder ware liefde te schenken (utopisch denkbeeld) niets bent. Ook de zin: nu zie ik nog door een spiegel in raadselen hoort bij het kijken in de spiegel van de mannelijke protagonist van deel III die ontdekt dat hij qua uiterlijk noch de mannelijke protagonist van deel I noch die van deel II kan zijn. Wel ervaar je de eenheid door de stijging in leeftijd en de continuïteit in de verhaalstructuur. Het is duidelijk dat die Wie-ben-ik-vraag niet beantwoord zal worden door te zoeken in zijn (=het) verleden (deel I en deel II) of in het ‘heden’ (deel III). 

Epiloog I, epiloog II, Wie-ben-ik-tekst, Korinthe 13 zijn in hetzelfde door hem gekochte boek bij elkaar gevonden en zijn geschreven in hetzelfde handschrift dat sterk op van hem lijkt.

Uit het bovenstaande volgt dat hij in ieder geval elementen uit zijn werkelijke leven heeft vermengd met fictie. Wie hij is? 1 Korinthe 13. (laatste boekbladzijde).

Er is een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dat de  mannelijke protagonist van deel III (= schrijver, ik-personage) bij een realistische lezing  de verhalen op de laptop (deel I+II) heeft geschreven. Samenbindende factoren: zie hierboven. Hij kan ook een schrijver zijn die een spel speelt. Mogelijk gaat het niet erom wie het verhaal vertelt (naam, personage) maar om een bedoeling, niet de bedoeling, van Lambarosa

Goed, goed, goed, toe maar, toch een mogelijk antwoord. Hij is: de alwetende verteller die desondanks niet alles weet, die verleden, heden en toekomst kent en toch nooit kent. Hij die zegt: Ik ben wie Ik ben – op dit ogenblik?- onder deze omstandigheden? Ik ben de ander, de vijand, de vriend, de gehate, de geliefde. Hij die slechts het programma heeft gemaakt, dus de toekomst. Het eeuwige, nooit aflatende  programma dat door de personages (= lezers = mensen = aardbewoners = levende wezens = heelal) deels wordt voltooid, ook in het echt. Kijk om je heen! Die het verhaal tot leven brengen. De varianten, de toepassingen verrassen de programmamaker zelf heel vaak. De lezers maken het verhaal af  door middel van schrijven, praten, denken, fantaseren, liefhebben doen, construeren, leven, doodgaan (gedachten =woorden=handelingen). Let op: de alwetende verteller is een niet bestaande instantie die wel onderdeel is van de fictie-mechanismen van het boek. En van de werkelijkheid omdat fictie een weerspiegeling van de werkelijkheid is. Help je het verhaal invullen, afmaken, dan stel je je op als de alwetende verteller, de goochelaar, Lambarosa. Je wordt een magiër, een god, die weet wat niemand anders weet. Zelfs de schrijver niet. Tussen haakjes: welke schrijver? Jij dus?

3. Zinnebeeldige lezing: Lees het verhaal als het leven van een man met een bepaalde naam (Ramon, Imro, Lucas). Beginnend met een ideale, perfecte geliefde die hij verliest. Midlife crisis enzovoorts. Vervang een man door de man dwars door culturen, tijden en plaatsen heen. Vervang de man door het Westen en de geliefde vrouw door de gekoloniseerde werelddelen. (zie ook allegorische lezing). Vervang man/vrouw door individu en dan door de mensheid (machtigen – onmachtigen). Vervang sterven of verlaten door figuurlijk sterven, vermoorden, verlaten, geen interesse meer hebben in de geliefde (na uitbuiting bijvoorbeeld). Vervang geheugenverlies door verantwoordelijkheden ontvluchten, emotioneel geheugenverlies, nonchalance. Vervang geliefde door geliefd object of geliefde zaak (ideaal). Vervang grot en alles wat daarvoor zou kunnen staan door geestelijke of lichamelijke beperking van enigerlei aard: armoede, honger, uitsluiting, discriminatie. Enzovoorts.

4. Lezing op grond van motieven (in verband met centrale thema’s). Bijvoorbeeld: Angst, macht, identiteit, overleven. Mensen beschikken over een sterk overlevingsmechanisme. Al je cellen weten: de    sterkste overleeft. En samen sta je sterker. Een baby heeft minder kans, zelfs nauwelijks kans te overleven zonder zorg. Oude mensen kunnen weer terugvallen op hun kinderen. Dit sterker moeten zijn veroorzaakt angst (doodsangst, scheidingsangst) voor de boze, buitenwereld als wij onze geliefden verliezen of alles wat voor hen staat (eendracht maakt macht). Als wij diegenen door wie wij ons sterker voelen kunnen integreren in ons leven, als we ervoor kunnen zorgen dat zij ons eeuwig liefhebben, ons nooit verlaten dan verschaft ons dat een gevoel van zekerheid, van veiligheid. Daarvoor hebben we macht nodig. Noem die macht bijvoorbeeld ervoor zorgen dat de ander van ons houdt doordat wij zelf ‘liefhebben’. Indien wij omgekeerd zonder de geliefde verder kunnen of datgene wat zekerheid verschaft, dan trekken we (meestal mannen = de machthebbers = het Westen) graag verder zonder ons te bekommeren om degene die wij (in doodsangst) achterlaten. Om te bereiken dat de geliefde of datgene wat zekerheid verschaft ons niet wordt afgenomen, willen we macht kunnen uitoefenen om het te behouden. Deze  hang naar macht blijft  angst opwekken omdat we bang worden om de eenmaal verkregen macht te verliezen.  We proberen zelfs de dood te slim af te zijn en ziekte te verslaan. Er is op alle levensfronten een vicieuze cirkel: verlatings- en doodsangst veroorzaken hang naar macht. Verkregen macht wekt de angst de macht (controle) te verliezen enzovoorts. Hoe meer identiteiten we bezitten hoe meer macht we hebben. Vergelijk koning Willem Alexander met een asielzoeker die allebei met het corona-virus besmet raken of dagelijks moeten eten. Hoe meer macht hoe banger we zijn geheel of gedeeltelijk die macht dus één of meerdere van de identiteiten te verliezen. Hoe heviger het streven naar macht wordt,  hoe rigoureuzer de toegepaste middelen om die macht te behouden. De dood blijft de grote winnaar en we blijven een leven lang doodsbang. Oplossing: omgaan met onzekerheden, accepteren dat de dood hoort bij het leven (pakket, kleine letters; mens je bent sterfelijk).

Lees het bijvoorbeeld als een zoektocht naar de zin van het leven, naar identiteit. Enzovoorts: thematisch.

V. Allegorische leeshouding door te substitueren.

Deel I. Lees voor: 1. Blanke mannelijke protagonist (Ramon): Het moderne Westen. 2. Jong, blank vrouwelijk personage (Mimi): Het ‘jonge’ Europa (tot en met ongeveer 1500). 3. Zwart, jong mannelijk personage (Jonathan): Afrika kort voor tot even na de kolonisatie. 4. Mannelijk personage, gemengd met veel negerbloed (Imro;  mensen voor wie men nu het voorvoegsel Afro gebruikt als in Afro- Surinamer) het huidige Noord-Amerika, Zuid-Amerika,  Australië. 5. Vrouwelijk personage dat half blank, half Aziatisch is (Marion): het gekoloniseerde Azië. 6.Jong, vrouwelijk personage dat half blank half Aziatisch is (Indo, Lidy): Azië, Indonesië voor de onafhankelijkheid. 7. Lees voor de vliegramp: de onhoudbare situatie die door het Westen is geschapen door het koloniseren van gebieden (vliegtuig is luchtschip is zeilschip) en de verschillende oorlogen die tegen onder andere Aziatische landen zijn gevoerd en het communisme een Westers bedenksel in Azië, Japan in de tweede wereldoorlog (Japanners behoren niet tot het überras), het opleggen van de Westerse cultuur (Eurocentrisme) dan wel wegcijferen van andere culturen en het tot slaaf maken van verschillende rassen en eeuwenlang exploiteren, de huidige situatie in de wereld. Het falende beleid van het Westen. 8. Witte wormen op Jonathans tong: Blanke minderheid (De boeren) in Afrika.

Pijnlijke knie: Marin Luther King/ Kaepernick : taking a knee. (Na het schrijven van Lambarosa: Chauvin). Ring: de ring is rond en heeft geen einde, zo zal onze liefde geen einde kennen. Zwarte handschoen: gekleurde leiders die de macht van het Westen continueren, die in principe gewoon voor het westen staan.

Deel II:  Lees voor: 1. Volwassen blanke mannelijke protagonist (Naamloos): Europa na de kolonisatie van Afrika, Azië, Amerika, Australië. 2. Volwassen blank vrouwelijk personage: (Norma): Europa na de kolonisatie: milieubewustzijn, cultuur, kunsten, wetenschappen, officiële mensenrechten, dierenliefhebbers, metoo, LGBT-beweging enzovoorts. 3. Volwassen Aziatisch vrouwelijk personage (Chi-Mei): Azië na de kolonisatie door West-Europa. 4. Achterlaten van half blank kind in Europa: cultureel overwicht, dan wel culturele overmacht van Europa enzovoorts.

Deel III: Lees voor: 1. Volwassen blanke mannelijke protagonist (Naamloos, Lucas?): Europa na de onafhankelijkheid van Azië, Amerika, Australië, Midden-Oosten en na alle oorlogen en het communisme, een westers bedenksel. 2. Volwassen blank vrouwelijk personage: (Candy): Europa na de kolonisatie: milieubewustzijn, cultuur, kunsten, wetenschappen, officiële mensenrechten, Broadway, Hollywood, moderne technologie 3. Volwassen Aziatisch (gemengd) vrouwelijk personage: (Joy) China, Japan (Azië) in opmars. 4. Masturbatie van oudere  mannelijke protagonist: milieubewustzijn (redden van de wereld) dierenliefhebbers, metoo, LGBT-beweging, Amnesty international, democratie, enzovoorts. (Ver-Heer-lijking van zichzelf).

Epiloog I: travestietenscène voor een spiegel van een mannelijke, blanke protagonist: het machtige westen (man) dat zich voordoet als een moreel bewogen, sociaal individu, cultureel gerijpt, decadent (vrouw). Zie ook masturbatie scène. 

VI. Postmodernistische leeshouding.

Nota bene: Niet postmodernistisch alsof niets zou bestaan, maar in de zin dat over alles (elk object, elk idee, elk begrip) vragen kunnen worden gesteld over onze waarneming en hoe wij zaken definiëren.

Medialisering: de protagonist van deel II+III zoekt zijn verleden in zijn laptop. En beschrijft in die laptop zijn heden. Ontologische twijfel: (Zie ook F.W. Korsten:  Lessen in literatuur 2004) Brian mc Hale ziet als dominant voor het postmodernisme ontologische twijfel. Is er wel een ware, onveranderbare, onveranderlijke kern zodat we elk object kunnen typeren of definiëren? Zo ook de identiteit. Wie zijn we werkelijk? Hebben we meetbare, objectief waarneembare karakteristieken die voldoen aan wetmatigheden? In hoeverre bepaalt de cultuur ons en alles wat we waarnemen?  Als we onszelf bijvoorbeeld in een roman een ander uiterlijk verschaffen en andere omstandigheden creëren (doen wij dat zelf geheel of gedeeltelijk of overkomen gebeurtenissen ons) zouden we onszelf wel herkennen? Ook de gelijke omstandigheden die we eventueel  creëren en gelijke reacties geven geen uitsluitsel. We zijn cultuurproducten. Representatie. Een man is bijvoorbeeld een representatie van de man. Hij kan dus elke man zijn. Maar ook dezelfde man op verschillende leeftijden, andere ‘plaatsen’ of andere omstandigheden. Hij kan voor macht staan, voor het Westen, voor Eurocentrisme. Diffuse grenzen tussen tijden en plaatsen (heterotoop). Door personages te beschouwen als werelddelen in verschillende tijdperken en ze bij elkaar te brengen. Kleine verhalen (in de marge) worden verteld. Enzovoorts.

7. Lees het verhaal als het schrijf-lees proces waarbij we de driehoek schrijver, tekst, lezer hebben.

8. Filosofische leeshouding zie ook de motieven en thema’s over de liefde, de dood, angst, macht, onrecht, goed en kwaad, de godheid, werk ze desgewenst uit met Lambarosa als gids.

9. Doctor Jekyll en mister Hyde leeshouding. Gaat het om een man die letterlijk vrouwen vermoordt omdat hij ze niet wil loslaten, (ziekelijke vorm van scheidingsangst)) zelfs als hij op hen is uitgekeken? Staat de grot voor een bepaalde geestesgesteldheid en/of voor een begraafplaats van de vermoorde vrouwen en een enkele keer een man? Doodt hij hen letterlijk of figuurlijk? Is de begraafplaats zijn geest, zijn geheugenverlies? Enzovoorts. Vervang Dokter Jekyll en mister Hyde door het Westen. Later door het Westen en zijn zwarte helpers (zwarte handschoen – met de handschoen getrouwd – ring). Welke bruid de handschoen in feite aan heeft, is onbelangrijk. Wie de bruidegom is, daar gaat het in feite om. Welke kleur de hand in de handschoen ook heeft (Wit, zwart, bruin) feitelijk wordt die aangestuurd door de machthebber, het Westen. Vergelijk de slavernij en de (eventueel zwarte, of mulatten, dus kleurlingen) opzichter. Vergelijk Fidel Castro met Marx, Engels, Rusland, het communisme. Idem Viëtnam, China, Indonesië, midden Oosten, Israël (na de tweede wereldoorlog), Afghanistan, Zuid- Afrika, overal op aarde.

10. Symbolische leeshouding. Deze leeshouding valt nagenoeg samen met de zinnebeeldige. Het individu of de mensheid tegenover de ‘Almacht’. Overgeleverd zijn aan en niet opgewassen zijn tegen allerlei machten: ziekte, dood, oorlogen, vervolgingen, natuurrampen, alles wat onvoorzien is, alles wat rampspoed bezorgt, onze eigen natuur.  In de hemel (gelukkig) zijn  – vallen uit de hemel – door een donkere grot gaan (geconfronteerd worden met onzekerheid, angst, ziekte, de dood, verliezen van de geliefde) – keuzes moeten maken – macht/onmacht – leiderschap – saamhorigheid – liefde – uitweg zoeken en overleven. Het hele proces opnieuw doormaken totdat we om te overleven gaan streven naar de hoogste, (maar onmogelijk) bereikbare liefde: onze naasten liefhebben zoals we onszelf liefhebben of zoals we ons voorstellen dat een Almachtige Vader de hele mens (heid) liefheeft.

Nabeschouwing

1. Lambarosa is opzettelijk zo realistisch mogelijk geschreven. Ik vind het belangrijk dat lezers gewoon een goed verhaal voorgeschoteld krijgt, daarom is die leeshouding het meest door mij uitgewerkt.

2. Alle lezingen volstaan; maar één uit het aanbod kiezen uiteraard ook. Of een andere vinden? Elke lezing leidt tot dezelfde conclusie: niet wie je bent, niet wat je overkomt, maar hoe je jouw medemens liefhebt is het moeilijkste maar mooiste levenspad. Belangrijk blijft: maak een verhaal vol leesgenot voor jezelf. Mijn rode draad volgen kan daarbij helpen. Kies je voor een bepaalde lezing substitueer dan consequent. ‘Vertaal’ uitsluitend naar de taal van de betreffende lezing. Sommigen lijken heel erg op elkaar.

3.Let op het spel met de namen. Er is iets bijzonders mee. Wat? Waarom?

4. Dit is geen analyse. Lambarosa analyseren zou me twee keer zoveel pagina’s aan werk kosten en meer tijd en energie opslokken als het schrijven van het boek zelf me heeft gekost. Het aantal mogelijkheden en uitwerkingen is talrijk.

5.Deze hulp is geenszins bedoeld als schoffering. Gezien de aard van het boek waarbij een spel wordt gespeeld tussen het verhaal, de schrijver en de lezer heb ik bij uitzondering een minuscuul tipje van de verhaalsluier gelicht. Ik kan geen recensies desnoods minimaal belichten. Tijd, energie, en de angst wijdlopig te worden speelden een rol. En tja, de conventies! Maar ik heb er correcte interpretaties gevonden. Die zullen eveneens meehelpen. Vorm wel je eigen mening. Voorlopig heb ik niet allemaal gelezen. Bijvoorbeeld de recensies van mevrouw Estefanía Pampín, meneer Wim Rutgers, meneer Peter de Rijk zullen van groot nut zijn. Overigens: dank aan alle recensenten die me stuk voor stuk een idee geven van wat er leeft onder geoefende of literair geschoolde lezers.

6. Ik heb eerst Lambarosa geschreven en ben pas daarna naar de wetenschappelijke vertaling ervan op zoek gegaan. Niet omgekeerd!

Jezus’ besnijdenis

7. De tekst op de laatste bladzijde is niet gekozen vanuit een Christelijke optiek maar omdat hij naadloos aansloot bij alle lezingen en voor alle hierboven genoemde leeshoudingen de sluitende conclusie was. En omdat het Westen de wereld beheerst en het Christelijke geloof een westers geloof is. (Hoewel Jezus Christus besneden was! Denk aan de masturbatiescène). Bovenal omdat ik het inhoudelijk de mooiste tekst vind die ik ooit heb gelezen.

8. Seksualiteit staat niet altijd voor seksualiteit in Lambarosa. In de realistische lezing wel! Een alleenstaande man mag wel zwerven, eten, praten, schrijven, filosoferen, drinken, braken, werken, dronken, bang of weemoedig zijn, maar niet masturberen, geen seks hebben, niet geil zijn? Of gaat het om het beschrijven ervan? Hallo, schattige doornroosjes de prins heeft jullie in 2020 toch echt al wakker gekust? Zo niet: Suja, suja, suja kindje, waarom doe je toch zo stout? Heb je pijn in je buikje of zijn je voetjes koud? Het aantal pagina’s waarin er ook maar iets van seks voorkomt is: 10 tegenover een boek van 500 pagina’s. Zie ter geruststelling om lekker door te pitten de allegorische leeshouding (5).

  9. Opzettelijk heb ik nauwelijks iets van filosofie verwerkt in Lambarosa, ik heb geen filosofie gestudeerd. Ik heb kleine verhalen geschreven om tot een conclusie te komen over bijvoorbeeld dat we allemaal aan geheugenverlies lijden. Ik heb wat abstracte ideeën over bijvoorbeeld de dood, die mijns inziens alle mensen dwars door tijden, plaatsen, culturen hebben als we met de dood worden geconfronteerd door een personage laten ‘voelen’. Het aantal pagina’s met filosofische trekjes is 10 op 500. Het belangrijkste is: zie leeshouding 8.

10. Als mosterd-na-de-meer-dan-tien-gangen-maaltijd-wens: veel leesplezier!


 [N1]

on 12.10.2020 at 13:38
Tags:

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter