blog | werkgroep caraïbische letteren

Onzichtbaar

door Kevin Headley

‘Niemand ziet ons. Niemand geeft een shit om ons. Als we niet werken eten we niet. Crisis, geen werk, dus geen geld. De overheid geeft je een uitkering als je geluk hebt. Maar binnen een paar dagen is het op. Hoe moeten we dan verder doen. We hebben geen keus. We moeten dit doen.’ Ze spreekt zichzelf moed in. Haar haar, dat in een strakke bol onder een bivakmuts zit, jeukt alsof er krasi wiri, brandnetel, in zit. Het zweet probeert een uitgang te vinden door haar shirt en sweater.

Beeld Desmond Kerk

De hamburger die ze heeft gegeten klautert via haar slokdarm naar boven. Ze houdt dit tegen door diep in en uit te ademen. Simon stopt de auto net naast de ingang van de cambio. Robby kijkt naar haar en wrijft met zijn rechterhand over haar knie. Ongekamd haar, ongeschoren gezicht, gefronste wenkbrauwen. Hij had haar verzocht niet te komen. Ze had aangedrongen. Ze wilde erbij zijn. Ze zouden samen deze job doen. Hij knikt naar haar. ‘Het is tijd’. Ze knikt terug naar de op één na belangrijkste man in haar leven. Hij trekt zijn bivakmuts over zijn gezicht. Zij trekt de hare ook naar beneden. Biga Donovan heeft die van hem al aan. Hij houdt zijn jachtgeweer met afgezaagde loop tegen zijn borstkas alsof het een pasgeboren baby is en inhaleert snel nog een hoeveelheid lucht. Blaast die in een keer uit, knikt, doet het portier van de auto open en stapt uit. Robby stapt direct ook uit en loopt op een stevige draf achter hem aan. Hij houdt zijn Colt naar de grond gericht. Ze moet een paar stappen sneller lopen om hen bij te blijven. Donavan richt snel zijn jachtgeweer op de bewaker die naast de ingang van het pand staat. Die steekt zijn armen de lucht in. Robby pakt het wapen van de bewaker uit zijn holster, geeft het aan haar en stoot de bewaker in zijn rug het wit blauwe pand binnen. Donovan kijkt nog even om zich heen. Samen met haar lopen ze het pand met opgetrokken wapens binnen.

Anderhalf uur later

‘Shit, shit, shit, hoe kon het zo misgaan?’ Ze doet trillend de deur van haar appartement open. Ze kijkt snel om zich heen en sluit de deur achter zich. Nog even piept ze via het raam van de voorkamer naar buiten en trekt daarna de gordijnen helemaal dicht. Ze gooit haar bivakmuts samen met haar rugtas op bed. Ze plaatst de Beretta op de kaptafel en maakt daarna de  inhoud van haar  broekzakken leeg. Muntgeld, een haarband en een boei. Ze loopt heen en weer terwijl ze haar handen probeert te kalmeren. Lukt haar niet. Ze hebben een eigen wil. Er glijden tranen langs haar wangen naar beneden. ‘Het plan was simpel. Robby en Donovan moesten de bewaker en de medewerkers onder bedwang houden en ik moest het geld uit de kluis halen. Simon stond gereed met de auto.’ Ze  zoekt naar de remote van de televisie en zapt tot ze stopt bij een nieuwsuitzending.

Een man is vrijdagmiddag dodelijk geraakt door een kogel van een bewaker tijdens een roofoverval bij een cambio in de binnenstad van Paramaribo. Zijn drie compagnons zijn voortvluchtig.

‘Oh shit, het is al in het nieuws.’ Ze doet haar rugtas open. Ze kijkt naar de bundels biljetten. Euro’s. Amerikaanse dollars en SRD’s. ‘Hoe konden we zo dom zijn. Wat bezielde ons. Robby zei dat we het moesten. Als hij zijn schulden niet zou betalen zouden de geldschieters hem vermoorden. Ik moest de ziektekosten van pa  betalen.’

Uit het voorlopig onderzoek blijkt dat drie mannen de cambio op een onbewaakt moment overvielen. De bewaker kon nog op de overvallers schieten toen die ervandoor gingen met de buit waarbij een overvaller dodelijk werd geraakt. De anderen zagen kans te vluchten in een gereedstaande wagen.

Ze kijkt naar de bloedvlekken die als verfspetters vastzitten aan haar shirt. ‘Die boei, een armband, zou ons beschermen. Dat zei Robby. Het zou ons beschermen. Zolang we dichtbij elkaar bleven. Het zou lukken zei Robby. Alles zou lukken.’

Aan de aanhouding van de andere verdachten wordt hard gewerkt. De afdeling recherche van de politie heeft de zaak in onderzoek.

Ze doet de tv uit na de laatste woorden van het nieuwsbericht. Ze trekt haar kleren uit en  gaat  onder de douche staan. Daar begint ze te huilen. Tranen glijden langs haar wangen en komen samen bij wat bloed dat is blijven vastkleven aan haar borsten. De tranen worden weggespoeld door het water. ‘Waarom draalden ze. We moesten bij elkaar blijven. Dat was de afspraak. Toen ik bij de auto aankwam waren ze niet achter me. Een andere bewaker kwam uit het niets en begon te schieten. Hij raakte Robby. Er spoot bloed uit gaten in zijn buik en borst. Hij begon bloed te spugen en viel op de grond.  Ik wilde verdomme terug om hem te halen, maar Donovan zei dat het te laat was. Mijn Robby was dood. We konden niets meer voor hem doen. We moesten weg.’ Simon zette haar thuis af. Hij zei dat ze moest wachten op instructies van Donovan. Op de koude vloer van de badkamer maakt zij zich zo klein mogelijk. ‘Waarom is het leven zo oneerlijk? Eerst gaat mama dood aan kanker. Daarna wordt pa ziek. Ook rotkanker. De behandelingen kosten veel geld. Hoe moeten we dat in Godsnaam betalen. We gaan dood als ratten in dit land. Niemand kijkt naar ons om. Anderen worden rijker terwijl wij dood gaan. We willen niet roven. We willen niet stelen. We willen werken. We zijn geen bloedzuigers We willen gewoon leven. Maar fucking hoe?’

Na een half uur komt ze uit de douche. Ze trekt schone kleren aan. Haar handen beven niet meer. Ze kijkt in de ijskast. Een pak vervallen melk, een kuip boter en een kleine fles water kijken terug. ‘Ik kan niet zo lang wachten op Donovan zonder te eten. Ik haal snel wat op de hoek.’ Ze draagt een hoodie en trekt de capuchon over haar hoofd. ‘Deze was van Robby. Het ruikt nog naar hem. Ik ga hem niet meer zien. Horen. Ruiken. Voelen. We zouden samen oud worden. kinderen krijgen. De wereld verkennen.’ In de supermarkt pakt ze een pak brood van het rek en een fles cola uit de koeling. Ze geeft de winkelier een biljet van twintig. Hij mag het kleingeld houden. De winkelier zegt dat het SRD dertig kost. ‘Alles wordt steeds duurder. Shit man.’ Ze geeft hem nog een SRD tien en loopt weg. Wanneer ze buiten is ziet ze dat iemand aan de overkant van de straat naar haar kijkt. ‘Oh shit, het is een van de bloedzuigers van Robby. Ze weten over de roof. Fuck. Ze willen het geld’. Ze merkt dat de man haar achtervolgt. Ze loopt twee hoeken om, maar de man blijft  haar achtervolgen. Plotseling ziet ze dat er een andere man bij is gekomen. Beiden achtervolgen haar nu. Ze verhogen hun tempo. Ze  doorzoekt haar broekzakken naar de boei, maar ze kan die niet vinden. ‘Waar heb ik dat ding gelaten?’ Ze begint steeds sneller te lopen. Bij de volgende hoek gooit ze haar  zak met boodschappen weg en begint te rennen.  Ze rent door een achtererf, springt over een schutting en bereikt haar appartement via een omweg. Snel pakt ze  wat kleren uit de kast en gooit ze in haar tas met het geld.  Ze kijkt op de nachtkast. ‘Daar is die boei!’ Het moment dat ze die vast heeft wordt de deur opengetrapt.  De twee mannen lopen haar appartement binnen. Ze staat vastgenageld tegen de muur achter een van de gordijnen. De mannen doorzoeken de hele ruimte. Ze zien haar niet. Hoe langer ze zoeken hoe razender ze worden.

‘Pe a sma de, waar is ze dan?’ zegt de een. ‘A musu abi a moni fu a roof dyaso wan presi, ze moet het geld van de roofoverval ergens hebben.’

‘Dat a mati fu eng taki fos yu  kiri en, dat zei die ene voordat je hem dood wurgde’ zegt de ander. ‘Tang suku, a mus de dyaso wan presi, blijf zoeken, het moet hier ergens zijn.’

Ze doet voorzichtig het raam naast zich open. De mannen horen niks. Ze glijdt langzaam uit het raam naar buiten. Buiten begint ze te rennen. De straat op. Ze blijft rennen. Een paar honderden meters verderop stopt ze. Ze draait aan de boei om haar pols. ‘Ik ben moe van dit leven. Ik kan niet meer.’

[Eerder in iets andere vorm verschenen in de Ware Tijd, 15 augustus 2020]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter