blog | werkgroep caraïbische letteren

‘Muziek laat poëzie zweven’

door Otti Thomas

 Amsterdam – Het verzoek om werk van Caribische dichters op muziek te zetten, leidde deels tot herkenbare, maar vooral ook tot ongebruikelijke en gedurfde nieuwe composities. Het resultaat was afgelopen vrijdag te horen tijdens de vijfde editie van de Caraïbische Letterendag in Amsterdam.

“De werkgroep Caraïbische Letteren is waarschijnlijk de meest dynamische werkgroep van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde,” zei Lilian Conçalves-Ho Kang You, de eerste voorzitter van de werkgroep, halverwege het programma in de Openbaar Bibliotheek van Amsterdam. “We geven uitvoering aan onze missie om artistieke vernieuwing te stimuleren met gedichten op muziek.”

Van artistieke vernieuwing was er zeker sprake. In De Lussen van Hans Faverey bijvoorbeeld. Het was de eerste keer dat de compositie ten gehore werd gebracht, hoewel Margriet Hoenderdos het stuk al in 1990 schreef in samenwerking met de Surinaams-Nederlandse dichter Faverey. Met een schijnbaar gebrek aan onderlinge afstemming tussen de partijen voor althobo, klarinet, basklarinet, fagot en hoorn werd een ode gebracht aan de complexiteit van zijn gedichten. De consistente herhaling van deze disharmonie zorgde voor een enigszins herkenbaar patroon, vergelijkbaar met de terugkerende bewegingen in Favery’s taalgebruik.

Gedurfd was ook Cultuurtuin Kawina, een compositie van de Surinamer René Samson op gedichten van landgenoten Michaël Slory en Bernardo Ashetu voor een ongebruikelijk gezelschap van een mezzosopraan, slagwerker, een achtergrondkoortje en drie dansers. Alweer leek de uitvoering weinig samenhang te hebben op het eerste gezicht of gehoor. Toch bleek de mezzosopraan geschikt voor een dramatische roep om hulp in het gedicht Waar ben je van Ashetu en werd zijn gedicht Kinderspel ondersteund door de bewegingen van de dansers.

Sanne Landvreugd is lid van de Tiri-band. Foto © Michiel van Kempen

Aanstekelijk

In vergelijking met beide voorgenoemde uitvoeringen waren de composities van Curaçaoënaar Randal Corsen een stuk toegankelijker. Ook dit waren allerminst ‘gewone’ liedjes, maar de relatie tussen de muziek en de tekst was wel duidelijker. Corsen transformeerde de gedichten van de Curaçaose Lucille Berry-Haseth tot kleine opera’s. De partijen voor piano, percussie en gitaar waren soms tot het minimaal noodzakelijk beperkt, bijvoorbeeld in het liefdesgedicht Konfiansa of in Misterio, waarin de zin van het leven centraal staat. Maar in Pesadia (Nachtmerrie) over het persoonlijk onvermogen om de tambú te dansen als gevolg van het verbod, klonk de percussie onheilspellend. Het enthousiasme van Corsen, Vernon Chatlein, Jean-Jacques Rojer en vooral zangeres Jeannine La Rose werkt bovendien aanstekelijk.

Datzelfde was het geval tijdens de eerste en de laatste voordracht van de avond. Alwin Toppenberg had overduidelijk veel plezier bij het spelen van zes bekende walsen op piano, waaronder Atardi van Rudy Plaate en zijn eigen Much’i Scol. En de Titi-band [bedoeld is de Tiri-band – red. CU] onder leiding van de Surinaamse componist en gitarist Dave MacDonald zorgde voor een passende en feestelijke afsluiting met muziek op teksten van dichters Trefossa, R. Dobru en Shrinivási.

Presentatrice Noraly Beyer, bestuurslid van de werkgroep Caraïbische Letteren had een treffende omschrijving van de avond. “Poëzie gaat zweven met muziek en muziek krijgt vleugels door de poëzie.”

[uit Amigoe, 9 december 2013]

 
 
 
 
 

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter