blog | werkgroep caraïbische letteren
0
 

Jules Sedney (1922-2020): Het verleden van een toekomstgericht mens

Een zeer partieel In memoriam

door Walter Lotens

Personen die bijna een eeuw leven zijn eerder een uitzondering in dit ondermaanse. Als zij dan ook nog eens een niet onbelangrijke plaats hebben ingenomen in het maatschappelijk leven van hun tijd én van hun land dan behoren zij helemaal tot die boeiende mensensoort die doorgaans witte raven worden genoemd. Jules Sedney was in mijn ogen zo’n bijzonder specimen.

Jules Sedney

Enerzijds zéér Surinaams, maar anderzijds toch ook wel eerder een atypische figuur in de context van zijn land. Hoewel hij meer dan de helft van zijn leven heeft doorgebracht in de koloniale periode – langer dus dan in een onafhankelijk Suriname – was hij in zijn denken geen man van het verleden, maar een vooruitkijker, een breeddenker met visie. Als belever en beschouwer van een tijd was hij een stukje levende geschiedenis waarbij hij op een doordachte manier kritische voetnoten bleef schrijven voor de toekomst. Het leven van Jules Sedney was een onderdeel van ’s lands politiek en vice versa. Hij leefde eigenlijk in een gelaagde tijd die uiteenviel in twee tijdsdimensies: een ‘levenstijd’ en een ‘wereldtijd’ die wel te onderscheiden zijn, maar die zeker niet los van elkaar staan. Dat zijn twee begrippen die Hans Blumenberg gebruikt in zijn boek Werelden van tijd. Het gaat volgens deze Duitse filosoof om de manier waarop mensen in het verleden altijd hun eigen tijdelijkheid hebben beleefd in verhouding tot een meer omvattend, maatschappelijk gedragen tijdsbegrip. In de bijna volledige eeuw die het leven van Jules Sedney overspande, kwamen die ‘levenstijd’ en die ‘wereldtijd’ dicht in elkaars buurt.

Mijn eerste contact met zijn denken verliep via zijn boek met de intrigerende titel De toekomst van ons verleden. Die schijnbare paradox triggerde mij om het boek, waarvan de eerste druk in 1997 in Paramaribo verscheen, te lezen.

In 1998 belandde ik voor het eerst in Suriname en, mede door de beschouwende ondertoon van dat boek, ging er voor mij een compleet nieuwe wereld open. Mijn nieuwsgierigheid was gewekt en om meer te weten te komen over dat boeiende land begon ik in 1999 aan mijn Gesprekken aan de Waterkant, een boek dat bij de millenniumwissseling in Suriname verscheen. Mijn eerste gesprekspartner was – jawel – Dr. Jules Sedney, een man met een indrukwekkende staat van dienst. Deze doctor in de economie was onder meer lid der Staten van Suriname, minister van Financiën, minister-president, president van de Centrale Bank, voorzitter van het Onderhandelingsorgaan van de Overheid en nog veel meer waarover in meer officiële In memoriams dan deze zal gesproken worden. Het bleek een zeer gelukkige keuze.

Onze eerste ontmoeting dateerde van twintig jaar geleden, maar staat nog scherp in mijn geheugen gegrift. De man die mij verwelkomde in zijn woning aan de Maystraat in Paramaribo was geen statige staatsman in ruste, maar een gewone huisman die juist zijn honden aan het eten geven was. Die eenvoud, maar ook zijn snelle bereidheid om over meer persoonlijke zaken te praten verraste mij aangenaam. De meeste politici willen vaak en graag scoren met hun présence. In die zin was Jules Sedney voor mij ook een atypische politicus. Of was hij het geworden?

Het stond nochtans niet in de sterren geschreven dat deze man ooit een politieke carrière zou maken. ‘Mijn jeugd was zeer armoedig. Mijn ouders hadden geen geslaagd huwelijk, met alle problemen van dien voor de kinderen,’ begon Jules Sedney zeer openhartig te vertellen. Zijn vader was politieagent en daarom moest het gezin Sedney vaak verhuizen. De familie woonde in Paramaribo, maar ook in Nieuw-Amsterdam, Carolina en Nickerie. ‘Het was een zeer versplinterde jeugd. Gelukkig kreeg ik een zeer doorwrochte christelijke opvoeding – ik ben altijd naar EBG-scholen geweest – en daaruit heb ik in moeilijke tijden kracht kunnen putten.’

Omdat er thuis onvoldoende middelen waren moest de jonge Jules Sedney vaak zijn studie onderbreken. ‘Mijn zus vond dat jammer en hoewel zij ook een goed stel hersenen had, besloot zij te stoppen en te gaan werken als dienst om mijn schoolgeld te kunnen betalen. Haar voorwaarde was wel dat ik mij zou engageren om voor de kleintjes te zorgen.’ Jules Sedney beschouwde dit als een eerste belangrijk moment in zijn leven. Het was een beslissing die zijn verdere leven getekend heeft. Al als jonge onderwijzer stond hij in voor de ondersteuning van zijn familie. Na de Tweede Wereldoorlog – hij was al vanaf 1946 in Nickerie lid geworden van de pas opgerichte NPS – stond hij voor een tweede keerpunt in zijn leven. ‘Er werd gezegd dat ik één van de knapste koppen van Suriname was, maar ik kon er niet meer dan een mulo-opleiding volgen. Ik wilde wel naar Nederland, maar ik voelde me ook gebonden door mijn belofte aan mijn zus. Mijn moeder zei toen: “We zien je met lede ogen gaan, maar iemand met een stel hersens zoals jij moet niet zomaar een gewoon douane-ambtenaartje blijven alleen maar omdat hij door een belofte geketend is aan zijn broers en zussen”. Vandaar dat er tussen mijn zuster en mezelf – maar ook met de rest van de familie – bijna  een ziekelijke band heeft bestaan. Het was zo een gevoel van samen-hebben-we-het-gedaan.’ In 1955 komt Jules Sedney uit Nederland terug als doctor in de economische wetenschappen. Samen met andere jonge academici als Frank Essed, Walther Lim A Po en Coen Ooft stortte hij zich in de politiek.  

Toen hij me dat vertelde was Jules Sedney 77 jaar. Drie kwart van zijn levenstijd had hij achter de rug en die was voor mij vooral geschiedenis, maar het laatste kwart van zijn leven heb ik van dichtbij mogen meemaken en daarover gaat dit in memoriam dan ook alleen. Het klikte tussen ons al vrij snel en zo ontstond er een merkwaardige Surinaams-Belgische vriendschap op basis van wederzijds respect. Wij waren vertegenwoordigers van twee zeer uiteenlopende denkwerelden die elkaar echter vonden op basis van wederkerigheid en van betrokkenheid bij dat mooie land dat Suriname heet. Voor mij was Jules Sedney vooral een man van de 21ste eeuw die de vorige eeuw in zijn onderzoekende, peinzende blik met zich meedroeg. Jules was op dat ogenblik in een fase van zijn leven gekomen waarin hij, ontdaan van persoonlijke ambities, op een meer afstandelijke, contemplatieve wijze naar de politieke arena van Suriname kon kijken. Daardoor kon hij uitspraken doen die alle traditioneel politieke scheidingslijnen overstegen. Dat heb ik vaak kunnen meemaken in de jaren dat wij samen hebben gewerkt aan Surinaamse projecten – vooral  tussen 2000 en 2004 maar ook later nog. Toen heb ik vaak die onderzoekende blik van hem gezien.

Sommige van die projecten waar hij mij bij betrok waren niet weinig ambitieus, maar zijn waarschijnlijk onder de radar gebleven, ook voor Surinamers. Zo werkten wij in 2001 aan het samenstellen van een dossier om de Surinaamse mensenrechtenorganisaties Moiwana en de Organisatie voor Gerechtigheid en Vrede (OGV) voor te stellen als kandidaten voor de Nobelprijs van de Vrede. Het dossier kreeg de titel ‘Twee vervelende luizen in een jonge democratische  pels’ mee, maar werd uiteindelijk niet gehonoreerd want in 2002 kreeg de Amerikaanse oud-president Jimmy Carter de Nobelprijs voor de Vrede. Niet getreurd echter want in dat laatste jaar werd Jules Sedney betrokken bij een journalistiek project dat in het kader van de Ware Tijd werd opgestart door de journalisten Iwan Brave, Daphne Groenendijk, Mirella Klas, Roy Kartomoehamat, Ingrid Arga, Ageda Venema, Hijn Bijnen en mezelf. Het eerste nummer van Paramaribo Post dat nu Parbode heet, verscheen op 4 november 2002 en opende met een groot interview met – jawel – Jules Sedney dat als titel droeg ‘Heer, vergeef het hun, zij weten niet wat ze doen’. Maar daarnaast was Sedney samen met Hans Breeveld, Maureen Silos, Maggie Schmeitz, Jef Crab, Ismene Krishnadath en Pim de la Parra ook aanwezig als columnist in dat nieuwe tijdschrift.

In 2003 bestond de Anton de Kom-Universiteit van Paramaribo 35 jaar. Jules Sedney werd gevraagd om een boek te schrijven over dit instituut. In zijn kielzog trok ik mee naar Adek en we spraken daar zeer uitvoerig en langdurig met de voorzitter, met decanen en een aantal hoogleraren om een beeld te kunnen vormen over het reilen en zeilen van het universitair onderwijs in Suriname. 

In 2004 kreeg onze samenwerking nog een andere vertaling. In dat jaar verscheen mijn boek Omkijken naar een ‘revolutie’, Surinaamse intellectuelen onder militairen en de lovende inleider ervan was – jawel – Dr. Jules Sedney. In 2005 bleek andermaal dat Jules Sedney niet schuw is om zijn nek uit te steken als het over heikele maatschappelijke thema’s gaat. In dat jaar verscheen er van hem een zeer opgemerkte artikelenreeks  in de Ware Tijd onder de titel ‘Een onverwerkt verleden ’. Daarin plaatste hij Suriname in een Latijns-Amerikaanse context en hij sprak in dat  verband over ‘The uneasy triangle’, over de beklemmende driehoek van waarheid, gerechtigheid en herstel van de nationale saamhorigheid waarin het land gevangen zat en nog steeds zit. Jules Sedney eindigde die reeks met voor hem kenschetsende woorden: ‘Ik ben mij ervan bewust dat de voorstellen vervat in deze aflevering weinig kans maken geaccepteerd te worden, maar ik put moed en vertrouwen uit de gedachte dat ik, juist in dit zorgelijk tijdsgewricht, mijn licht heb laten schijnen over een riskant en explosief onderwerp. Ik hoop hiermee mijn vaderlandse plicht te hebben gedaan.’ Eindigen deed hij met volgende uitsmijter van Dante: ‘De heetste plaatsen in de hel zijn gereserveerd voor degenen onder ons die neutraal blijven in tijden van morele crises.’

Intussen was ik teruggekeerd naar België, maar onze vriendschap overbrugde moeiteloos de oceaan, want in 2006, zo meen ik, kreeg ik opeens een telefoon van Jules Sedney die op dat ogenblik bij zijn zoon in Nederland verbleef. Enkele uren later stonden zij aan onze deur in het Antwerpse Borgerhout waar wij onze gesprekken gewoon verder zetten. Dat gebeurde natuurlijk ook wanneer ik nog maar eens de oceaan over stak om terug Surinaamse luchten  op te snuiven. Dan ging ik steevast op bezoek in zijn woning bij de stichting ‘De Mantel’ in de Verlengde Keizerstraat en vandaar nam hij me mee naar de sportvereniging Oase om daar samen met zijn vrienden onder de Mamabon het gesprek verder te zetten. De laatste jaren werden onze contacten zeldzamer, maar ik begreep dat hij verder werkte aan De toekomst van ons verleden, want in 2010 en ook in 2017 verschenen er nieuwe, aangevulde herdrukken waardoor het boek een mooi visitekaartje werd van een gedreven iemand die ook op hoge leeftijd toekomstgericht bleef denken. Die aanvullingen illustreren trouwens niet alleen dat Jules Sedney zeer aandachtig de Surinaamse politiek is blijven volgen, ze zeggen tevens heel veel over het voortschrijdend inzicht van de zoekende studax die hij altijd is gebleven. Ook dat maakte hem tot een atypische politicus.

Ik hoop dat het laatste woord over Jules Sedney door Jules Sedney zelf zal geschreven worden. Daar moest ik aan denken toen ik mijn interview met hem in Paramaribo Post van november 2002 herlas. Hij doet daarin een belofte: ‘Straks ga ik weer even naar Holland. Ik heb daar een zoon met wie ik alles bespreek. We zitten soms avonden te praten. Hij zegt mij altijd: ‘Pa, nog steeds is de vraag ‘Wie is Jules Sedney?’ onvoldoende beantwoordt. Mensen denken me te kennen, sommigen appreciëren, anderen verguizen je, maar niemand weet wie ik werkelijk ben. Mijn zoon port me dan ook voortdurend aan om zelf het antwoord op die vraag te geven. Aanvankelijk reageerde ik met ‘laat dat maar aan de geschiedschrijving over’ maar nu ben ik er toch van overtuigd dat ik het materiaal daarvoor moet aanreiken. Daar ben ik nu mee bezig.’

Ik hoop dat Jules Sedney die tekst geschreven heeft en dat hij snel boven water mag komen. Dan zou Jules Sedney toch nog het laatste woord hebben en daaraan zou ook Suriname nog heel wat kunnen hebben al was het maar om met het eigen onverwerkte verleden een beetje in het reine te komen.

Borgerhout, 21 juni 2020


De uitvaart van dr Sedney is gepland voor dinsdag 30 juni, 16.15 uur.


De toekomst van ons verleden

Drie aangevulde herdrukken (1997, 2010 en 2017) kende De toekomst van  ons verleden. Walter Lotens besprak in 2010 de tweede druk van het boek en de bespreking draagt daarvan de sporen. Bij het heengaan van Jules Sedney hier nogmaals een lichtjes ingekorte recensie van dat belangrijke werk over Suriname. 

De toekomst van ons verleden zijn beschouwingen rond democratie, etniciteit en politieke machtsvorming, die ontwikkeld worden in zeven hoofdstukken, die deels chronologisch en deels thematisch zijn opgebouwd. De hoofdstukken zijn overwegend beschrijvend, maar door de analyses en beschouwingen die Jules Sedney eraan toevoegt, krijgt het boek ook een zeer eigen toonzetting. ‘Bespiegelingen vooraf’ is een inleiding op het boek. In ‘Etniciteit in de Surinaamse politiek’ beschrijft Sedney de sterke etnische verwantschap die vanaf de oprichting van de eerste politieke partijen in 1946 heeft bestaan. In dit hoofdstuk gaat hij ook uitvoerig in op de verbroederingspolitiek onder Pengel en Lachmon. Het hoofdstuk ‘Democratie en het parlementaire stelsel’ omvat de periode van 1949 tot 1980. In ‘onafhankelijkheid en etnische stellingname’ beschrijft de auteur de overgang van creools naar Surinaams nationalisme vanaf de jaren vijftig tot de onafhankelijkheid. ‘Ondergang en wedergeboorte van een democratie’ gaat over de militaire periode tussen 1980 en 1987. In ‘Van personendemocratie naar partijendemocratie’ schetst Sedney de veranderingen in het kiesstelsel sinds 1948 en in een laatste hoofdstuk ‘Tot besluit en ter overdenking’ geeft hij de Surinaamse lezer nog wat stof tot nadenken mee. 

Jules Sedney ontpopte zich in dit boek niet alleen tot een scherpzinnige politieke analist, hij nam ook de ambitieuze taak op zich van de zorgvuldige archivaris die voor het nageslacht politieke informatie wilde vastleggen. Er waren, zeker op dat ogenblik, zeer goede redenen voor: de brand van het gebouw van De Nationale Assemblee in 1996 en de slordige manier waarop met ’s land archieven werd opgesprongen hadden heel wat waardevolle documenten doen verdwijnen. Het boek bevat een serie bijlagen met gedetailleerde overzichten van personen en organisaties die tussen 1946 en 1997 politiek-bestuurlijke macht hebben uitgeoefend.

Dertien jaar later, en even zovele jaren ouder, maakt Jules Sedney een update van “De toekomst van het verleden”. Het is een lijvige uitgave van 300 bladzijden geworden waarvan de bijlagen bijna de helft van het boek omvatten. Dat betekent dus dat “De toekomst van ons verleden” nu een volledig en systematisch overzicht is geworden van de politieke machtsverhoudingen tijdens de periode 1946 tot 2009. In een aantal bijlagen besteedt Sedney aandacht aan het opschorten van het parlementair mandaat van Desi Bouterse. ‘Gelet op het spraakmakende karakter ervan en gelet ook op de mogelijke precedentwerking wordt in deze tweede druk gepaste aandacht besteed aan deze politieke episode,’ verantwoordt de auteur zich in de nieuwe inleiding bij de tweede druk.

Naast enkele correcties, waaronder het jaar van oprichting van de Moederbond, heeft Sedney van deze nieuwe druk vooral gebruik gemaakt om in de tekst aanvullingen aan te brengen. In ‘Ondergang en wedergeboorte van een democratie’ werden op bladzijden 124, 125 en 126 enkele nieuwe passages ingelast die betrekking hebben op het Junglecommando en de massaslachting te Moiwana. Helemaal nieuw is het hoofdstuk ‘ De overgang naar gekozen burgerbestuur’ waarin Sedney de rol beschrijft die het maatschappelijke middenveld heeft gespeeld in de zoektocht naar waarheid en gerechtigheid. Hij belicht daarin voornamelijk het werk van mensenrechtenorganisaties als de Organisatie voor Gerechtigheid en Vrede (OGV) en Moiwana ’86. Dit hoofdstuk is bijzonder interessant zeker op een ogenblik dat Bouterse zich opwerpt als presidentskandidaat en tevens op een ogenblik dat het proces in verband met de decembermoorden nog steeds loopt. Deze tweede druk verscheen immers enkele dagen voor de verkiezingen van 25 mei 2010.

Jules Sedney plaatst de Surinaamse zoektocht naar waarheid en gerechtigheid in een internationaal kader: hij verwijst in dit hoofdstuk uitvoerig naar andere landen in Zuid-Amerika, maar ook naar Spanje en het Rwanda- en Joegoslaviëtribunaal. Zeer uitvoerig gaat hij in op de waarheids- en verzoeningscommissie die in Zuid-Afrika onder leiding van bisschop Desmond Tutu plaats vond. Met instemming citeert hij ook het werk van de Belgische socioloog Luc Huyse die in zijn boek ‘Alles gaat voorbij, behalve het verleden’ benadrukt dat het slechtste wat er kan gebeuren het probleem negeren is.

Hoe moet volgens Sedney Suriname omspringen met zijn onverwerkt verleden? In Suriname heeft men niet gekozen voor een waarheidscommissie (waarheidszoeking) of voor amnestie (vergeving), maar voor strafvervolging (gerechtigheid). Wat kunnen we daarvan verwachten volgens Sedney? ‘De kans dat de strafprocessen die nu aan de gang zijn de waarheid aan het licht brengen lijkt uiterst klein. Wie zal, in naam van de waarheid, zichzelf de gevangenis inpraten? De kans is zelfs levensgroot dat personen die schuldig zijn hun straf ontlopen, terwijl de samenleving met lege handen achterblijft. Als het om de waarheid gaat, is berechting alleen niet voldoende. Het strafproces is dadergericht en daarin overheerst de tunnelvisie: niet wat waar is, maar wie is schuldig.’ (p. 152) Sedney schreef deze woorden voor hij de uitslag van de verkiezingen van 2010 kende. Intussen is de situatie er niet eenvoudiger op geworden. Stel dat Bouterse president wordt, hoe moet het dan verder met een democratisch verkozen president die als hoofdbeklaagde in het proces over de decembermoorden voor de rechter moet verschijnen?

De nieuwe versie van “De toekomst van het verleden” is zeker een verrijking vooral dan door de toevoeging van het hoofdstuk “De overgang naar gekozen burgerbestuur” waarin Sedney de belangrijke rol van de civil society beschrijft. Sedney schrijft: “Zij vervult een belangrijke intermediaire rol op het kruispunt van verschillende relaties: tussen de staat en de burgers, tussen de lokale gemeenschappen en de nationale ontwikkeling. Dat nieuwe middenveld bezit een stootkracht en een optimisme die bergen kunnen verzetten.” (p. 142) Die ‘stootkracht’  heeft in de afgelopen resultaten opgeleverd, maar eigenaardig genoeg verwijst Jules Sedney daar niet naar. Zijn verhaal eindigt ergens in 2001 op het terras van hotel Torarica. De mensenrechtenorganisatie Moiwana ’86 heeft zich jarenlang ingezet voor gerechtigheid en op 15 augustus 2005 werd bekend dat het Inter-Amerikaanse Hof voor de Mensenrechten Suriname heeft veroordeeld voor de massamoord. De regering moet nabestaanden van de slachtoffers een vergoeding uitkeren. Ze moet smartengeld en schadevergoeding uitkeren aan de overlevenden, de daders vervolgen en fondsen ter beschikking stellen voor de ontwikkeling van het dorp. De regering van Suriname werd ook veroordeeld in de kosten van het proces. Op 15 juli 2006 bood president Venetiaan namens de Surinaamse staat zijn excuses aan voor het gebeurde. De nabestaanden willen echter meer dan excuses, zij willen dat de schuldigen vervolgd worden. Ook de Saramakanen vechten al decennialang voor het recht op de grond waar zij wonen. In 2007 werden zij door het Inter-Amerikaans Hof voor de Rechten van de Mens in het gelijk gesteld in de zaak ‘Landenrechten van de Saramaka Marrons tegen de staat Suriname’. Ook daarvan maakt Sedney geen melding en dat is zeker een manco. De auteur maakt in de tekst gebruik van verduidelijkende voetnoten die soms ook een bronvermelding bevatten. Een systematische opsomming van alle geraadpleegde bronnen is echter niet te vinden. Ook dat is jammer.

Ondanks deze schoonheidsfoutjes is de nieuwe versie van “De toekomst van het verleden”, ook anno 2010, om verscheidene redenen een belangrijke publicatie. Dit boek is in de eerste plaats een op en top Surinaams product: niet alleen de auteur maar ook de uitgever – Vaco – bewijzen dat zij, zonder hulp van Nederland, dit werk aankunnen. “De toekomst van het verleden” kan op verschillende manieren gebruikt worden. Het kan gelezen worden als essay van een gelouterde politicus die over de partijgrenzen heen historische en politiek-bestuurlijke excursies maakt naar een periode die hij zelf zeer intens heeft beleefd. Daarnaast is deze tweede druk die een periode van 63 jaar bestrijkt – van 1946 tot 2009 – een waardevol naslagwerk geworden dat binnen handbereik van iedereen die met Suriname bezig is, zou moeten staan.

Jules Sedney, De toekomst van ons verleden, Democratie, etniciteit en politieke machtsvorming in Suriname, Vaco, Paramaribo, 297 blz. ,Tweede volledig herziene druk 2010, ISBN 978-9991400860

Walter Lotens

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter