blog | werkgroep caraïbische letteren

Ed Hart – Ronette

Amsterdam.
Binnenshuis hadden we weer lekker Surinaams gegeten. Ronette en ik. Ze was na haar werk rond half zes zoals ze vaker deed, gezellig komen ontspannen. Bij haar binnenkomst door de poort glipten wat gele bladeren mee en snoof ik behalve een vleug parfum ook die typische herfstgeur op. Ronette was verslaafd geraakt aan de gerechten die haar oma, mijn moeder, haar voorzette. Maar oma zat hoog en droog op een tropisch eiland in de Cariben te genieten van het mooie weer en liet de familie aldaar smullen van haar specialiteiten op culinair gebied.

Buiten namen in feestelijk geel getooid bomen, dag en nacht afscheid van hun eens groen gebladerte dat met prachtige kleuren geruisloos losliet voor een eenmalige dwarreling naar haar oorsprong, de geduldige aarde. Andere losgeraakte bladeren warrelden voorgoed weg op de herfstwind naar willekeurge plekjes. Tijdelijke haltes vanwaar ze nu eens zachtjes dan weer rap over de grond werden voortgeblazen om samengevoegd of verspreid, ontheemd te blijven liggen. Bij het minste zuchtje wind klonk dan een omfloerst samenritselen als teken dat ze hun laatste kleuren aflegden en hun bestaan definitief gingen beëindigen.

Na een sigaretje gingen we naar de keuken om op te ruimen want tijdens m’n kookinspanningen was de keuken in een waar slagveld veranderd. Op het fornuis stond er een gesloten pan. Een diepe, donkerblauwe waarnaar ze steels onderzoekende blikken wierp. Ik voelde het al aankomen. Aangloeiend van nieuwsgierigheid vroeg ze met een reeds uitgestoken hand naar de deksel: “En wat schaft de pot voor morgen ?” Met een vinger op de mond gaf ik haar het roodlicht signaal en drong bij haar aan om die vraag asjeblieft niet meer te stellen.“Maar waarom niet?” vroeg ze nóg nieuwsgieriger met flitsende blikken naar de pan. “Anders is het immers geen verrassing meer” legde ik het vanzelfsprekende geduldig uit en voegde eraan toe: “Morgen, oké?” Een beetje sip wendde ze zich van de pan af. Toen haast alles was opgeruimd keek ze me met haar meest innemende glimlach aan en vroeg of ze zelfs niet eens mocht piepen in de pan? “Eventjes maar…?” smeekte ze. “Liever niet…. anders is de aardigheid er van af,” zei ik overgeduldig. “Ach, doe niet zo flauw… mag ik?… mag ik effe ?… kan ik me alvast op verheugen toch?” paaide ze met een timide maar berekenend stemmetje. Na wat geaarzel gaf ik tensotte toe. “Ga je gang maar…?” zei ik zo onverschillig mogelijk terwijl ik afdrogend, haar tersluiks bespiedde. Ze liet er geen gras over groeien en verlekkerd schoof ze licht voorovergebogen de deksel opzij en keek alsof ze een gebraden kippetje verwachtte. Schoof de deksel helemaal opzij en staarde een moment bijna diepzinnig in de pan die haar zo in verzoeking had gebracht en die haar nu aangaapte als een afgrond. Ze versteende even in die houding van ongeloof – zoals Lot’s vrouw- want de pan was ontstellend leeg. Ik durf zweren dat ze licht huiverde.

In grote verlegenheid keek ze snel weg met een gezichtsuitdrukking die was veranderd van begerig naar die van iemand die zonet een ferme klap – zonder hand – had gekregen. Daarna keek ze me aan met de doffe, gepijnigde blik van een gewond dier. Oh oh, straks ging ze me nog betichten van opzet en me verwijtend vragen waaraan ze deze schandalige swai had verdiend. Ik probeerde zo koelbloedig mogelijk terug te kijken. Maar niet lang want ik stond op ontploffen van de ingehouden lach en waste beide mijne handen in het ruime sop van onschuld. Erg noh?

Zeg me beste lezer(es), had ik gelijk of niet? Ja toch !
Want later gaf ze ruiterlijk toe dat ze nog nooit eerder zo was gefopt.

[Swai = teleurstelling]

on 30.12.2010 at 10:32
Tags: /

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter