blog | werkgroep caraïbische letteren

De Commandant. Roman uit Cuba

Geboorten van literatuur 12

In een reeks opstellen, verschenen tussen 1977 en 1982 in de Amigoe, behandelde criticus B. Jos de Roo de geboorte van de Caraïbische literatuur. Caraïbisch Uitzicht herdrukt graag deze reeks, zodat die een tweede leven kan krijgen. Vandaag aandacht voor de Cubaan Manuel Pereira.

door B. Jos de Roo

 “Terwijl jullie onderwijzen, zullen jullie leren”, zei Fidel Castro in 1961 aan het begin van een grote campagne in Cuba, die het analfabetisme van drieëntwintig tot 4 procent zou terugdringen. Hoe juist Castro’s woorden waren, blijkt uit De Commandant. Roman uit Cuba, geschreven door Manuel Pereira. Als twaalfjarig jongetje was hij lid van een alfabetiseringsbrigade, zodat hij maandenlang bij een boerengezin woonde en werkte, dat hij ‘s avonds lees- en schrijfles gaf. Hij hield er een dagboek bij, dat de grondslag vormt voor zijn roman. De hoofdfiguur is het fanatieke jongetje Joaquín Iznaga. Het lastigste gebied is hem nog niet moeilijk genoeg. Dit strebertje en doorzettertje, door zijn vader spottend en waarderend “commandant” genoemd, komt in het gehucht El Veneno terecht, waar hij de wondere wereld van de familie Aromas leert kennen. Het is een typisch Caribische familie van wie het ras zich door de talrijke meningen niet meer laat vaststellen. Maar de daardoor ontstane culturele menging is belangrijker. Op de buitenstaanders die Joaquín en de lezer zijn, lijkt deze menging een allegaartje: atavisme, voodisme, rooms-katholicisme en nuchter realisme spelen wonderlijk dooreen, maar de familie Aromas lijkt dit volkomen natuurlijk te vinden.

Pereira schept zo een sfeer waarin de grenzen tussen werkelijkheid en hallucinatie, tussen cultuur en natuur, beurtelings verscherpen en vervagen. Dit levert onvergetelijke figuren op, zoals die van de boer Paneque. Hij bezit geen kalender, maar wil toch de dagen van de week weten. Daarom laat hij zijn vrouw zeven kinderen baren, die hij elk de naam van een dag geeft. Pereira leidt de lezer langzaam maar zeker een andere wereld binnen, zodat het onbekende vertrouwd en het vreemde normaal wordt. Joaquin komt langzamerhand los van de ingesleten oordelen over de analfabete boerenbevolking. Als gealfabetiseerde stedeling kan hij van hen leren, hoe hij met de natuur om moet gaan. Door deze onuitgesproken oproep te stoppen met het opplakken van clichés, en af te gaan op de eigen ervaringen met de ander, behoort De Commandant tot de typisch Caribische literatuur. Typisch Cubaans is De Commandant ook. Er is een hele generatie schrijvers die de Cubaanse revolutie en haar gevolgen voor de underdog tot onderwerp van hun werk maakt.

Deze testimonio-literatuur staat soms tegen om haar te sterke propagandistische karakter. Manuel Pereira vervalt niet in deze fout, want hij schildert de historische gebeurtenissen door de ogen van een jongetje, dat ze als een kleine, op zichzelf onbetekenende schakel meemaakt. Het treffendste van de roman is juist de grote aandacht voor de individualiteit van de figuren. Nergens treden ze op als politieke pamfletten. Niet alleen de grote alfabetiseringscampagne wordt zo in zijn menselijke aspecten voorgesteld, maar ook de infiltratie aan de Varkensbaai. Joaquín bevindt zich namelijk in het gebied waar de infiltranten uit Florida zich verstopten.

Opvallend is ook het relativeringsvermogen van Pereira. Met Joaquíns vader, die een schitterende vrijbuitersfiguur is, laat hij de spanning voelen die er al vroeg is tussen de echte revolutionair en de bureaucratie van een gladde partijmachine. Helemaal relativerend is Pereira als hij zelfs op de betrekkelijkheid van het alfabetiseren wijst. Dit gebeurt als Joaquín zijn vader op spelfouten betrapt. Zijn vader antwoordt dan: “Als ik broot met een t schrijft en jij schrijft het met een d, maar ik heb het geld om het te kopen en jij niet, wie eet er dan brood met een d of met een t?”

Slechts één keer gaat Pereira over de schreef. Aan het eind laat hij Joaquín zijn individualiteit verliezen bij de triomfantelijke terugkeer in Havana. Pereira bedoelt het als hoogtepunt, maar het is het enige contrapunt in een roman die zijn kracht juist ontleent aan de magnifieke beschrijving van individuen bij belangrijke historische gebeurtenissen.

[Eerder verschenen in Amigoe, 20-11-1981.]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter